Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit drie landen (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit drie landen
Afbeelding van Uit drie landenToon afbeelding van titelpagina van Uit drie landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (4.26 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit drie landen

(1900)–Jan de Liefde–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII.
De vervulling der voorspelling.

De rechter, hoewel van hunne schuld overtuigd, wist niet wat hij beginnen moest. Daar meldde zich op zekeren avond een neger der plantage bij hem aan, en verzocht om toegelaten te worden. De rechter liet hem binnenkomen.

‘Massa,’ zeide hij, ‘reeds lang heb ik op eene gelegenheid gewacht om in de stad te komen, teneinde u iets gewichtigs mede te deelen. Eindelijk ben ik met eenige anderen met het vaartuig der plantage naar de stad gezonden, en nu kom ik bij u, om u te zeggen, wat ik weet. Maar niemand moet weten, dat ik bij u geweest ben, anders zullen mijne kameraden mij nog dezen nacht in het water werpen en zeggen dat ik er in gevallen en verdronken ben. En wanneer mijne medeslaven later op het vermoeden komen mochten, dat ik hen verraden had, zouden zij mij zeker vermoorden. Daarom verzoek ik u mij met de anderen gevangen te zetten, en later, wanneer de zaak beslist is, mij onder het een of ander voorwendsel naar een verwijderde plantage te zenden, opdat ik nooit weder op mijne plantage terugkom. Wilt gij mij dat belooven, dan zal ik u alles verhalen, en u bovendien zeggen, waardoor gij de moordenaren tot bekentenis dwingen kunt. Belooft gij mij dat?’

‘Dat niet alleen,’ antwoordde de rechter, ‘maar ik zal bewerken, dat gij uwe vrijheid bekomt, en dat gij veilig zijt voor de wraak van de anderen, indien gij mij de zaak alzoo mededeelt. Wie zijn dan de moordenaars?’

‘De huisnegers,’ antwoordde de slaaf. ‘De oude Obiaman Codjo heeft hen daartoe aangespoord, en al de negers der

[pagina 35]
[p. 35]

plantage weten dit, maar zij hebben zich door een plechtigen eed verbonden niets te zullen verraden, en daarop sweri gedronken. Ik heb niet gedronken, hoewel ik er ook bij geweest ben. Ik heb mij gehouden alsof ik ook in mijne hand sneed, en heb de kalebas aan de lippen gezet, doch mijn bloed daartoe niet gegeven en ook niet medegedronken. Niemand heeft dit bemerkt, daar het een duistere nacht was en er vuur brandde.’ En nu verhaalde hij breedvoerig hetgeen onzen lezers reeds bekend is.

‘Wat heeft u toch bewogen,’ vraagde de rechter, ‘om mij dit geheim te openbaren?’

‘Dat zal ik u zeggen,’ antwoordde de neger. ‘De Obiaman is een zeer slecht mensch; hij heeft mij veel kwaad gedaan, en ik heb gezworen mij daarom op hem te zullen wreken. Ik had twee zonen, een van tien en een van acht jaren. Deze heeft hij beiden vergiftigd en wel op de volgende wijze: De oude Codjo had een klein stuk land, waarop koren stond. Van tijd tot tijd werd hem het een en ander ontstolen. Daarover werd hij toornig en zeide, dat hij een Bakruh in het veld zou plaatsen, en dat degene, die dan nog durfde stelen er niet goed zou afkomen. Dit deed hij. (Een Bakruh is een door tooverspreuken gewijd stuk hout; waar zulk een hout staat, zal een neger het niet wagen te stelen). Nu gingen op een zekeren morgen mijne knapen naar het bosch om hout te halen. Toen zij het koren voorbij kwamen plukten zij eenige aren, om ze onder weg op te eten, want zij wisten niets van den Bakruh. De oude echter had op den uitkijk gestaan en hen gezien. Toen zij uit het bosch terugkwamen riep hij hen vriendelijk bij zich in huis, en zeide dat zij wel honger zouden hebben, en dat hij hun daarom iets wilde te eten geven. Dit lieten zij zich geen tweemaal zeggen. Toen zij tehuis kwamen boorde ik hen over het koren spreken. Ik werd opmerkzaam, en vraagde hen of zij van het koren van Codjo genomen hadden. Zij antwoordden mij van ja. Toen vermoedde ik niet veel goeds, ofschoon ik nog niet wist, dat zij bij hem geweest waren. Ik begaf mij dadelijk naar hem

[pagina 36]
[p. 36]

en verhaalde hem de zaak, hem smeekende mijnen zonen vergiffenis te schenken. Eerst was hij zeer boos, daarna beloofde hij mij, dat hij de goden zou bidden, dat de kinderen geen nadeel van den Bakruh mochten hebben, doch dat hij er niet voor kon instaan, dat hun geen leed zou geschieden, omdat de macht van den Bakruh groot en zijn toorn moeielijk te stillen was. - Toen ik tehuis kwam vond ik mijn arme jongens in de zwaarste pijnen. Zij verhaalden nu, dat Codjo hun te eten had gegeven, en dat zij spoedig na hunne tehuiskomst zich onpasselijk hadden gevoeld. Zij stierven dienzelfden nacht onder de vreeselijkste kramppijnen. Toen Codjo dit vernam, kwam hij bij mij. Hij zeide mij, dat het hem leed deed, dat de goden zich niet hadden laten verbidden. Ik wist wel dat hij hen vergiftigd had, maar ik wilde dit niet laten blijken, want anders zou het mij niet beter gegaan zijn dan mijn arme jongens. Ik zeide hem dus dat ik overtuigd was, dat de toorn der goden hen gedood had, maar in mijn hart besloot ik mij op den moordenaar te wreken. En daarom ben ik nu hier; wilt gij echter weten of ik de waarheid gezegd heb, dan behoeft gij slechts het woord “Palisadenbesem” tegenover een der moordenaren uit te spreken, en hij zal u alles verhalen.’

Nog dienzelfden nacht liet de rechter dezen man en allen, die met hem in het vaartuig geweest waren, gevangen zetten. Hij verhoorde hen gezamenlijk op den volgenden morgen, zij hielden zich alsof zij geheel vreemd aan de zaak waren. Ook de moordenaren werden in het verhoor gebracht. Zij betuigden evenals vroeger hunne onschuld. Hierop nam hij een van hen in een andere kamer en zeide, dat hij hem wel alles kon verhalen, want dat hij ook het woord wist. De neger schrikte. Nauwelijks echter sprak de rechter het woord Palisadenbezem uit, of de neger zeide:

‘Ja massa! zoo is het. Gij hebt mijne tong losgemaakt, Ik kan het niet meer ontkennen.’ En nu verhaalde hij den moord in al zijne bijzonderheden. En zoo deden ook

[pagina 37]
[p. 37]

de anderen, toen zij afzonderlijk verhoord werden en de rechter hun het woord zeide. Ook voor de rechtbank herhaalden zij hunne bekentenis. Allen gaven Codjo op als de eenige oorzaak. Deze werd dadelijk gevangen genomen. Aan hem kon het wachtwoord zijne tooverkracht niet bewijzen; hij was niet tot bekentenis te brengen. Zijn ontkennen evenwel baatte hem niets, want ook de andere plantagenegers getuigden tegen hem, toen zij het wachtwoord hoorden. De moordenaren werden allen opgehangen, de booswicht Codjo geradbraakt. Geen teeken van smart liet hij hooren; alleen hoorde men dat enkele woord: ‘Dezember! gij hebt waarheid gesproken!’ Eenigen der plantagenegers werden tot een waarschuwend voorbeeld voor anderen gegeeseld, doch niemand hunner werd met den dood gestraft. De aanbrenger evenwel bekwam zijne vrijheid en verliet het land, om zijnen landslieden te ontloopen, die misschien te eeniger tijd ontdekken zouden, dat hij hen verraden had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken