Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Letterkundige studiën. I. De Kleine Johannes door Frederik van Eeden (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Letterkundige studiën. I. De Kleine Johannes door Frederik van Eeden
Afbeelding van Letterkundige studiën. I. De Kleine Johannes door Frederik van EedenToon afbeelding van titelpagina van Letterkundige studiën. I. De Kleine Johannes door Frederik van Eeden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.79 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Letterkundige studiën. I. De Kleine Johannes door Frederik van Eeden

(1902)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina III]
[p. III]

Deze studie is door liefde en bewondering in de pen gegeven.

Daaraan ontleen ik den moed, haar thans in boekvorm te doen verschijnen.

Jan L.

[pagina 1]
[p. 1]

I.

 
Soeckt door myn' bladeren hoe 't inde wortel staet,
 
......... en leest, gelyck het was,
 
'T geen ick maer geeren schreev, om dat ick 't geeren las.
 
Huygens.

Indien ik het wagen durf, ‘De kleine Johannes’ in het openbaar te bespreken, het is in de eerste plaats, omdat ik dit boek liefheb.

Kort na zijn verschijnen, ongeveer twintig jaar geleden, werd het me door vriendelijke hand ten geschenke gegeven met de woorden: ‘Beproef eens dit sprookje te begrijpen. Ik voel het wel, maar verklaren kan ik 't niet.’

Toen las ik het. En 't ging mij als de geefster: Ik voelde 't, doch helder, in alle deelen helder, was 't me niet.

Maar ik las het nog eens, en nog eens. En bij elke nieuwe lezing zag ik meer en fijner en dieper, totdat ten laatste bijna ieder trekje met volkomen klare stem tot me sprak, totdat ik het groote geheel en haast ieder détail begreep.

Toen leefde 't boek voor me in al zijn leden, tot in de fijnste vertakkingen toe. Overal voelde ik de menschenziel

[pagina 2]
[p. 2]

trillen, overal hoorde ik den menschengeest spreken. En ik kreeg het lief.

Wie wel eens een stukje levende natuur bespied heeft, dag aan dag, week aan week, met het doel tot dat brokje leven door te dringen, hij zal die liefde begrijpen. Eerst sloeg hij mogelijk een onverschilligen blik op dat groeiend plekje, liep het misschien achteloos voorbij. Maar toen 't hem eenmaal tot zich had getrokken, en hij 't met nauwgezetheid, met zorg had gadegeslagen, onderzocht, doorvorscht, toen kreeg hij 't lief; telkens openbaarden zich nieuwe wonderen, nieuwe schoonheden, en telkens sprak luider de eenheid uit al die verscheidenheid, de harmonie uit al dat velerlei. Wat aanvankelijk een losstaand feit, een nietszeggend verschijnsel, een afgezonderd ding scheen, bleek meer en meer te zijn: deel van 't kleiner of grooter geheel, rad van 't ingewikkeld radertuig. En met de toeneming der kennis steeg de bewondering, groeide de liefde.

Een echt boek is een stuk natuur, doch overgeplant uit den stillen ontoegankelijken hof der menschenziel in de zichtbare wereld der verschijnselen. 't Is eerst in de geheimvolle ruimten van het innerlijk leven ontkiemd en tot ontwikkeling gekomen. Toen 't volgroeid was, heeft de eigenaar er ons iets van te aanschouwen gegeven, hiertoe in staat gesteld door de wondere trilling, die we taal noemen, mysterieuse samensmelting van ziel en klank. En altijd door zal dit echte boek zich van 't maakwerk blijven onderscheiden, door den rijkdom van gedachte

[pagina 3]
[p. 3]

en stemming, die zich, vaak slechts langzamerhand, aan den lezer openbaart. Wat dezen in den beginne als onbeteekenende uiting koud liet, zal hem straks belangstelling inboezemen, en hem ten laatste blijken een onmisbaar doel te zijn in de harmonie van 't geheel.

 

In de tweede plaats ontleen ik den moed, om over ‘De kleine Johannes’ te schrijven, aan 't feit dat er nog zoo verchillend over dit boek wordt gesproken.

Meermalen is het me voorgekomen, dat beschaafde lieden, personen van vrij hoogen rang in 't maatschappelijk leven - ook in de onderwijswereld - onomwonden verklaarden, dat ze weinig of niets van dit zonderlinge ding begrepen. Ze konden zich de waardeering en bewondering niet begrijpen, die het bij vele jongeren verwierf, en schreven den opgang toe aan modezucht. In dergelijke gevallen achtte ik me niet geroepen, om binnen 't bestek en in de stemming van een alledaagsch discours een toelichting te geven, die eenige uren van ernstig indenken vergt, van inkeeren tot de diepten van eigen zieleleven. Doch voor hen die dit boek liefhebben en toch eenigszins vreemd staan tegenover dit sprookje van Van Eeden, wil ik hier beproeven, hen in aanraking te brengen met de ziel, die uit dit werk tot ons spreekt.

Eer ik hiertoe echter overga moet ik de toegevendheid der belangstellende lezers inroepen. Spréken over ‘De kleine Johannes’ is een genot. Daarbij kan men vaak door een weinigje toelichting zoowel den zin als de schoon-

[pagina 4]
[p. 4]

heid der tekst helder doen uitkomen; daarbij kan men de verrukkelijk mooie taal, de rythmische regels die bij herhaalde lezing als vanzelf in 't geheugen zijn geraakt, naar waarde doen genieten; daarbij, zich zelf op den achtergrond houdend, bijna uitsluitend Van Eeden doen spreken.

Doch scrijven over dit boek, zóó schrijven, dat de inhoud ervan verstaan en de taal bewonderd wordt, dit eischt een buitengewone inspanning; dit dwingt dengeen, die 't ondernemen durft, tot breede beschouwing, tot minutieuse verklaring, tot kalme analyseering, tot rustige redeneering; dit verplicht hem, vaak zelf het woord te nemen in plaats dat hij naar den dichter doet luisteren, en het licht van eigen ervaring te doen schijnen ter verheldering voor anderen.

Lang heb ik geaarzeld, alvorens ik hiertoe durfde overgaan. Nu ik het doe, moge mijn arbeid met welwillendheid beoordeeld worden.

 

Bij deze bespreking zal ik me aan het volgende plan houden:

a.De groei der dichterziel tot het tijdperk van den mannelijken leeftijd.
b.Windekind en het gouden sleuteltje.
c.Wistik en het ware boekje.
Robinetta en het Roodborstje.
d.Pluizer met zijn vriend Hein en Dr. Cijfer.
e.Windekind of Jezus?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken