Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 3 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.76 MB)

Scans (113.37 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 3

(1911)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

19. Wimmel moet een kast hebben.

illustratie Willem was de laatste dagen erg verkouden geweest. Daarom had Moeder hem eenigen tijd thuis en in bed gehouden. Zoo kwam het, dat hij de leelijke woorden van Piet niet gehoord had, toen deze met Dina uit school was gekomen. Maar Dina had er hem toch wel iets van verteld. Ze had er niet van kunnen zwijgen. Van het gesprek in de keuken had Willem echter geen woord vernomen. En zoo kwam het weer, dat hij nu wel dat leelijke praatje van Piet wist, maar verder niets.

Nu zat hij rustig met zijn gereedschapsdoos te spelen. Hij behoefde gelukkig niet meer in bed te blijven, en vond het erg prettig, iets te timmeren.

Wat zou het worden? Ja, dat wist Willem, geloof ik, zelf nog niet. Hij zaagde - dat ging nog het best. Want die kleine schaaf wou geen krullen maken. Die krabde maar zoo'n beetje. Daarom zaagde hij dus. En als hij een plankje in tweeën had gezaagd, dan spijkerde hij

[pagina 79]
[p. 79]

de twee stukken weer aan elkaar. De hamer was toch eigenlijk nog het prettigste stuk gereedschap uit de heele doos. Die ging nog het allerbest. Willem kon er zoo echt mee kloppen.

‘Zoo kleine man, zie ik je nu eens met je gereedschap bezig? Dat doet me plezier. Ik dacht al, dat je den boel had weggestopt.’

‘O neen, Oom, ik timmer er dikwijls mee.’

‘En kun je er goed mee overweg?’

‘Ja Oom, kijk u maar.’ En Willem sloeg nog eens duchtig met zijn hamer op het hout.

‘Best hoor! Jij wordt een goede timmerman, net als je vader.’

‘Neen Oom, ik word geen timmerman.’

‘Zoo en wat dan?’

‘Schilder, Oom! Verven vind ik eigenlijk nog het prettigste.’

‘Zoo mijn jongen, dan lijk je op oom Jan. Want ik ben vroeger ook schilder geweest.’

‘U schilder? En u bent koloniaal geweest?’

‘Ja, maar eerst schilder.’

‘Waarom bent u dan koloniaal geworden? U hebt toch niet slecht opgepast, hè Oom? Dat zegt Piet.’

‘Zoo, zegt Piet dat. Nu, ik ben ook wel eens ondeugend geweest. Maar daarom ben ik toch niet koloniaal geworden.’

[pagina 80]
[p. 80]

‘Waarom dan, Oom?’

‘Ja, dat zal ik je nu r's vertellen. Ik was op een keer erg verkouden, nog erger dan jij nu. En toen zei de dokter, dat ik goed zweeten moest. En toen dacht ik: dan zal ik maar naar de Oost gaan, daar is het altijd zoo heet, daar zal ik dus wel goed zweeten. En toen ben ik maar koloniaal geworden.’

‘En hebt u toen in de Oost erg gezweet, Oom?’

‘O jongen, dat de stralen langs mijn gezicht liepen. En heb jij in bed ook erg gezweet?’

‘Ja Oom, 't was er zoo naar. Ik ben blij, dat ik nu tenminste weer op mag.’

‘En ga je nu weer gauw naar school?’

‘Ja, morgen, geloof ik. Ik hoop maar niet, dat ik een boel achter ben.’

Ziezoo, nu wist Willem, waarom oom Jan koloniaal was geworden. En als Dina nu kwam, dan zou hij het dadelijk aan haar vertellen, dan kon zij het weer aan Piet zeggen. Maar Dina kwam nog niet, ze was met Tuttie aan 't wandelen. En toen ze later wel kwam, dacht Willem er al niet meer aan.

Oom Jan ging nog even bij Moeder in de keuken praten.

‘Wist je wel,’ vroeg hij, ‘dat je zoon schilder wil worden? Als ik dat geweten had, had ik den jongen liever een verfdoos gegeven. Maar enfin, dat kan nog wel. En dan hoop ik, dat hij nog eens zijn zin zal

[pagina 81]
[p. 81]

krijgen. Want teekenen en schilderen is een mooi vak. Maar dan moet hij geen huisschilder worden. Decoratieschilder, dat is wat anders. Ja, dat zullen we hem laten worden. Dan gaat hij eerst naar de ambachtsschool, en dan naar een besten baas.’ En oom Jan sprak over Willem, of het zijn eigen jongen was.

Moeder luisterde maar. Ze dacht: dat heeft den tijd nog. 't Kind is pas zeven jaar. Eerst moet hij nog vijf of zes jaar op de gewone school. En dan zullen we verder zien. Doch oom Jan keek die vijf of zes jaar al voorbij. ‘Wat zal dat aardig wezen!’ zei hij. ‘Dan leert hij drie jaar op de ambachtsschool. En dan zullen we hem goed in zijn gereedschap zetten. Een mooie passerdoos moet hij hebben. Een degelijke, niet zoo'n vod. En dan een goed stel kwasten en beste verf, en modelboeken. Ja, we zullen dat ventje wel opknappen.’

Daar hoorden Moeder en Oom ineens een luid gehuil. Bijna te gelijk vlogen ze naar de kamer, maar Moeder was er toch nog het eerst.

‘Wat is er?’ vroeg ze aan Willem, wien de tranen over de wangen stroomden.

‘Ik heb me op mijn vinger geslagen,’ jammerde de kleine timmerman. En hij hield den wijsvinger van zijn rechterhand heelemaal weggeborgen in zijn linkerhand.

‘Laat dan eens kijken,’ zei Moeder, en ze nam Willems handje. ‘Ja, dat is leelijk aangekomen, hoor! De nagel

[pagina 82]
[p. 82]

is heelemaal blauw. Maar je zal er gelukkig niet dood van gaan. Kom, Moeder zal er een lapje om doen.’

‘Maar 't bloedt niet, Moe!’

‘Neen, gelukkig! Willen we er dan maar geen lapje om doen?’

‘Gaat het dan eerder over, Moe?’

‘Kom, ik zal er toch maar een lapje om doen. Dan kan de vinger wat rusten. En dan geneest hij toch het gauwst.’

Daar had je Dina en Tuttie. 't Kleintje ging dadelijk bij Willem staan, om te zien, hoe Moeder het lapje om den vinger wond. Maar oom Jan tilde haar op, en zei: ‘Moet jij er weer met je kleinen neus vlak bij? Je bent ook net zoo'n nieuwsgierige pop. Willem heeft zich op zijn vingers geslagen. Maar Willem wil ook geen timmerman worden. Willem moest een kwast hebben. Daar kan hij zich niet mee bezeeren.’

‘Wimmel, een kast hebben,’ zei Tuttie. ‘Wimmel een kast hebben.’ En toen Vader van 't geval hoorde, zei Tuttie nog eens: ‘Wimmel een kast hebben.’

‘Ja een kast,’ zei Willem, ‘om jou er in te stoppen.’

Maar daar moest Tuttie niets van hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken