Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 3 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.76 MB)

Scans (113.37 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 3

(1911)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

23. Het hagedisje.

illustratie Moe, kijk eens, wat een lief diertje!’

Willem hield een hagedisje in de hand, een mooi slank diertje, met een langen staart en vier korte pootjes.

‘Doet het geen kwaad?’

‘O neen, Moe! Het bijt niet en het slaat niet, het doet niets. En het kan zoo aardig loopen. Wil u het eens zien?’

En Willem zette het hagedisje al op den vloer, waar het vlug voortliep met aardige kronkelingen. Doch waar moest het naar toe? Dit wist het zelf niet. En daarom bleef het even stilstaan, met den kop schuin omhoog. In een kamer was dit lieve diertje ook niet op zijn gemak. 't Moest in het duinzand of in 't gras.

‘En hoe kom je er aan?’

‘Van een jongen op school gekregen. Die had het gevangen.’

‘Nu, laat het maar eens buiten in 't gras loopen.’

‘Ja Moe, maar je moet er erg voorzichtig mee wezen, want zijn staart breekt gauw af. Maar weet u, wat leuk

[pagina 96]
[p. 96]

is? Als zijn staart afgebroken is, groeit hij vanzelf weer aan.’

Willem ging met zijn hagedisje naar den tuin en liet het daar over het pad wandelen en door het gras. Daar moest hij echter goed bij oppassen, want in een oogenblik was het lange diertje tusschen de halmen verdwenen. Het slingerde zich zoo vlug om de struikjes heen. En door zijn kleur kon je hem tusschen 't gras niet gauw zien. Maar Willem hield hem toch goed in 't oog.

‘Wat heb je daar?’ riep een stem over 't hek.

Willem keek op, en zag Piet. ‘Een hagedis,’ riep hij.

‘Laat eens kijken.’

Willem greep het diertje en liep er mee naar het hek.

‘Geef het eens even in mijn hand.’

‘Ja maar, je moet er heel voorzichtig mee zijn, want dadelijk breekt zijn staart af.’

Toch gaf Willem het. Maar o, had hij 't maar niet gedaan. Want natuurlijk moest de ruwe Piet eens kijken, of het waar was van dien staart. Hij boog hem om en trok er aan. En - hij hield een stuk tusschen zijn vingers. Nu had het mooie dier nog maar een stompje van een staart.

Toen Willem het ongeluk zag, kreeg hij een erge kleur, en aanstonds holde hij naar binnen, om huilende aan zijn moeder de leelijke streek van Piet te vertellen. Piet smeet het diertje in 't gras en liep hard weg.

[pagina 97]
[p. 97]


illustratie
‘Ja maar, je moet er heel voorzichtig mee zijn.’


[pagina 98]
[p. 98]

Gauw ging Moeder met Willem naar den tuin, maar Piet was verdwenen, en ook de hagedis. Dadelijk liep Moeder nu naar Piet zijn huis, maar daar was de deugniet natuurlijk niet, en zijn moeder wist ook niet, waar hij was. ‘Och,’ zei ze, ‘'k heb toch zoo'n last van dien jongen. 'k Wou, dat ze h0èm met een vacantie-kolonie hadden meegenomen, en dat ik mijn lieve Toosje maar weer bij me had.’ En half schreiende ging ze voort: ‘Mijn lieve Toosje moet ik missen, omdat ze ziek is, en die gezonde jongen is zoo ondeugend.’ En Toosje's moeder voelde zich erg ongelukkig.

Daar kwam Willem aan; hij had het hagedisje al gevonden, maar haast zonder staart. Hij liet het buurvrouw zien, en die zei: ‘Ja, lieve jongen, 't is een gemeene streek, en hij zal hebben ook als hij thuiskomt.’

Moeder en Willem keerden terug, maar nu had je Dina eens moeten hooren, toen Willem haar 't geval vertelde. Als zij Piet zijn moeder was, dan wist ze wel, wat ze deed. Ze zou hem kort en klein slaan. Die gemeene deugniet! Of ze zou hem naar een verbeterhuis sturen. Wat moest hij met zijn leelijke vingers aan dat hagedisje komen? 't Was toch niet van hem? ‘Maar je bent gek,’ zei ze tegen Willem, ‘dat je 't hem in zijn handen hebt gegeven. Je kan hem nooit vertrouwen. 't Is een valschaard! Je moet je nooit met dien jongen bemoeien.’

[pagina 99]
[p. 99]

Vader moest de geschiedenis natuurlijk ook hooren. Die vond ook, dat Piet leelijk had gedaan. ‘Maar,’ zei hij, ‘misschien wou hij den staart niet breken. Misschien wou hij alleen maar eens probeeren, en was de staart bij ongeluk gebroken.’

Daar geloofde Dina niets van. ‘Neen, dan kent u Piet niet. Hij doet altijd alles, om je te plagen. En dan altijd bij kleine kinderen. Een grooten jongen durft hij niet aan.’

‘Zoo erg zal het toch wel niet wezen,’ zei Vader. En dit zei oom Jan ook, toen hij de historie vernam.

‘O Oom, hoe kan u het zeggen! 't Is een naarheid! Ze moesten hem zijn beenen breken!’ viel Dina uit.

‘En had de hagedis dan zijn staart terug?’

‘Neen, natuurlijk niet. Maar dan zou hij het wel laten in 't vervolg.’

‘Ja, als de jongen met twee gebroken beenen thuis zat, zou hij hier niet over het hekje kunnen kijken.’

‘Och, dat bedoel ik niet, dat weet u wel. Maar dan zou hij geen kwaad meer durven doen.’

‘Je schijnt een ergen hekel aan Piet te hebben.’

‘Ja Oom, dat heb ik ook. Ik kan hem niet uitstaan.’

‘Maar, ik heb wel eens een versje gehoord, dat was zoo:

 
Heb wel een hekel aan het kwaad,
 
Maar niet aan hem, die 't kwade doet.

Ken je dat ook?’

[pagina 100]
[p. 100]

‘Ja Oom, maar aan Piet móèt je wel een hekel hebben.’

‘Waarom? Om hem beter te maken?

 
Als gij den kwaadbedrijver haat,
 
Dan maakt gij hem daarmee niet goed.

Weet je dat ook?’

‘Ja Oom, dat weet ik. Maar Piet is toch zoo'n akeligheid. Dat ziet u nu toch zelf aan den staart van dat lieve hagedisje. En dan moest u eens weten, wat hij van u gezegd heeft.’

‘Kwaad?’

‘Ja, heel erg!’

‘Nu, laten we dan van hem maar wat goeds zeggen.’

Dat kon Dina niet, want er wàs niets goeds in dien naren jongen.

‘Maar mag ik het hagedisje niet eens zien?’ vroeg Oom.

Willem haalde het, en toen zei Oom: ‘Kijk, zoo is nu ook een krokodil - maar dan een boel grooter. En die zou je ook opeten.’

‘Nu,’ zei Dina, ‘laat Piet dan maar den staart van een krokodil aftrekken.’

[pagina p.t.o. 101]
[p. p.t.o. 101]


illustratie
L. en S., De Wereld in! III. Tweede Serie.
Daar liggen een paar boomstammen.
Zie blz. 101.
Groningen, J.B. Wolters.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken