Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wereld in! Serie 2. Deel 4 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4
Afbeelding van De wereld in! Serie 2. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van De wereld in! Serie 2. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

PDF van tekst (5.52 MB)

Scans (55.16 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wereld in! Serie 2. Deel 4

(1912)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

26. Nog meer van die volgzame reuzen.

illustratie De historie was gauw verteld. In zekere stad ging een olifant dagelijks denzelfden weg naar zijn werk. Onder 't loopen stak hij bij allerlei vriendelijke menschen zijn slurf door 't open venster, en dan kreeg hij wat lekkers. Zoo ook bij een kleermaker. Maar op zekeren dag gaf de kleermaker met een naald een prik in zijn slurf, in plaats dat hij er een lekkernij in stopte. De olifant trok bedaard zijn slurf terug, maar toen hij den volgenden dag weer voorbij den kleermaker zou komen, vulde hij vooruit zijn heele slurf vol modder, en die lading spoot hij bij den kleermaker in huis, zoodat de man en zijn goed en zijn tafel dik onder de modder kwamen. Zoo had het slimme dier zich gewroken.

‘Niks van waar! Niks van waar!’ riep Oom Jan. ‘Ja, 't is een leuk vertelseltje, maar er is geen woord van waar.’

Dat vonden de kinderen jammer. Ze hielden al zooveel van den olifant, en ze hadden 't nu zoo prettig

[pagina 133]
[p. 133]

gevonden, als hij dien kleermaker eens ferm gestraft had voor zijn gemeenen streek. Doch er viel niets aan te doen: er was niks van waar. Gelukkig, van dien gemeenen streek ook niet. Alle verhalen van zulke slimme olifanten zijn praatjes. ‘Alleen wat ik je vertel, is de zuivere waarheid,’ voegde Oom er lachende bij. ‘Dat is precies de waarheid, en niets meer.’

‘Net zoo precies, als ies?’ vroeg Dina.

 



illustratie

 

‘Ja, nest! Net zoo precies, als ies!’

‘Nu, vertel u dan maar, hoe ze de olifanten vangen, zonder dat ze de pooten breken.’

‘Ik geloof,’ zei Buurman, ‘dat ik het wel weet. In mijn jeugd vertelde de meester het ons op school. Een olifant kan zich niet neerleggen; daarom slaapt hij altijd staande tegen een dikken boom. Nu zagen de jagers dicht bij den grond den stam een heel eind door, en over 't zaagsel schuiven ze weer aarde en bladeren.

[pagina 134]
[p. 134]

Als dan de olifant 's avonds gaat slapen, en tegen den boom gaat leunen, tuimelt hij met den boom om, en kan hij niet weer opstaan. En zoo krijgen de menschen hem dan te pakken.’

‘En weet je, hoeveel er van dit verhaal waarheid is?’ vroeg Oom.

‘Misschien geen woord,’ zei Buurman lachende.

‘Neen, nog minder. Niet eens een letter! Een olifant kan zich maar wat lekker neerleggen, en dat doet hij dikwijls in het zand, net als een dartel paard in de wei. Dan neemt hij een zandbad. Hij kan wel staande slapen, maar als hij 't zich gemakkelijk wil maken, gaat hij liggen. En het opstaan kost hem net zoo min moeite als het gaan liggen. Neen, dat zijn allemaal bakerpraatjes uit den ouden tijd.’

‘Maar Oom, vertel ú dan toch eens, hoe ze de olifanten dan wèl vangen!’

‘Nu goed. Dan moet je eerst weten, dat de olifanten zelden in hun eentje ronddwalen, maar altijd in kudden van dertig tot vijftig stuks of meer, want er zijn ook dikwijls kudden gezien niet alleen van honderd stuks, maar van honderden. Het dier, dat de heele kudde leidt, is altijd een wijfje. En dat is nogal natuurlijk, want de moeders moeten voor de kinderen zorgen en weten dus precies, hoe gauw de troep vooruit kan komen. De wijfjes met haar kalveren gaan dan ook

[pagina 135]
[p. 135]

altijd voorop, terwijl de sterke mannetjes een beetje achteraan slenteren.’

‘Zeker, om op de wijfjes en de kinderen te passen, hè Oom!’

‘Neen Willem, dat is ongelukkig niet zoo, want als er gevaar komt, draven de mannetjes zoo gauw mogelijk naar voren, en laten de wijfjes achter zich. Die moeten voor de kalveren zorgen, en maar achter de mannetjes aan vluchten, zoo goed en zoo kwaad als het gaat.’

‘Hè, wat laf!’ zei Willem.

‘Ja, die vaders zorgen dan slecht voor vrouw en kind. De moeder neemt het jong aanstonds onder zich, en beschermt het zoo tegen het gevaar. Een moeder - wel, er gaat voor een kind niets boven een Moeder!’ En Oom Jan keek zijn zuster eens aan.

Die lachte, en zei: ‘Daarvoor heb je wel een kopje chocolade verdiend.’ En ze schonk hem eens in; doch den anderen ook.

‘En nu het vangen, hè? Juist. - Als ze een heele kudde willen vangen, wachten ze gewoonlijk den drogen tijd van 't jaar af. Want’ - zoo wendde Oom zich tot Toosje en haar ouders - ‘in Indië heb je geen zomer en winter, maar een drogen tijd en een natten tijd. Als het dan in 't begin van den drogen tijd is, gaan de jagers met eenige honderden inboorlingen en een aantal tamme olifanten naar de streek, waar een talrijke kudde

[pagina 136]
[p. 136]
wilde olifanten ontdekt is. Zonder dat de beesten het merken, worden ze omringd door een kring van wachtposten, die op afstanden van 60-100 passen van elkaar verwijderd zijn. Binnen weinige uren hebben die lui een haag van gespleten bamboe gemaakt, waarbinnen de

illustratie

dieren nu opgesloten zitten. Maar die opsluiting beteekent nog niets, want als de beesten wilden, konden ze die in een oogenblik tegen den grond trappen. Maar hier denken ze niet aan, als ze slechts genoeg voedsel en water hebben. De eerste nachten komen ze nu en dan eens kijken naar de vuren, die de jagers hebben
[pagina p.t.o. 136]
[p. p.t.o. 136]


illustratie
L. en S., De Wereld in! IV.
Tweede Serie.
Een olifanten-familie.
Groningen, J.B. Wolters.


[pagina 137]
[p. 137]

aangestoken, doch als ze te dicht bij de omheining komen, worden ze met fakkels of schoten of door geschreeuw teruggejaagd. En verder houden ze zich rustig.

De mannen zijn intusschen ook dadelijk begonnen aan het maken van een tweede schutting binnen de eerste.

illustratie

En die tweede is wèl sterk, want die wordt van palen en boomstammen gemaakt en is zoo wat 4 meter hoog. Nu zitten de dieren er in - in den kring namelijk, die een middellijn heeft van 20 tot 50 meter, al naar 't noodig was. Maar nu zijn ze nog niet gepakt. In die binnenste omheining is een opening van 4 meter breed, die door een zware valdeur gesloten kan worden, en door die opening kom je in een gang van wel 100 meter, met muren van stevige paalschuttingen. Die gang is aan het einde dicht, en nu moeten de dieren in die gang gedreven worden. Dat gaat niet zoo moeilijk. Van alle kanten rukken de wachtposten op hen aan, zoodat ze langzamerhand naar de opening trekken. Is de kudde daar dichtbij, dan beginnen plotseling alle mannen te
[pagina 138]
[p. 138]

schreeuwen en te schieten en op de beesten los te stormen, zoodat deze in hun angst door de opening vluchten, de gang in. Aanstonds wordt de valdeur neergelaten, en nu zitten de reuzen al in een kleiner ruimte. Doch, de jagers hebben ze nog niet in hun macht. Hiertoe moeten nu de tamme olifanten helpen.

Als de eerste onrust van de gevangen dieren voorbij is, laten de jagers een paar tamme olifanten met hun geleiders en een paar binders in de vangplaats. Die binders hebben het moeilijkste werk. Ze moeten het eene dier na het andere met sterke touwen en riemen binden, om de pooten en den nek, en het dan naar buiten brengen, waar het aan een boom gebonden en verder getemd wordt.

Ziezoo, nu weet jelui, hoe zoo'n heele kudde van die sterke dieren gevangen wordt. Maar al weet je dat nu, daarom zou je 't nog niet kúnnen.’

Nu, dàt hoefde Oom Jan waarlijk niet te zeggen, want daarvan was ieder wel overtuigd. Vader zei tenminste: ‘Nu begrijp ik nog niet, hoe die sterke dieren zich laten binden en wegvoeren.’

‘Ik geloof,’ zei Oom, ‘dat we dat pas goed zouden begrijpen, als we er bij waren en het zagen. Maar in ieder geval, 't is voor mij weer een bewijs, dat de oilfanten niet zoo slim zijn als in dat verhaaltje van dien snijer-zelf.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken