Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Brieven en uitboezemingen.

[pagina 27]
[p. 27]

Voorrede van den eersten druk.

Daar ik eigenlijk niets meer te zeggen heb, zet ik mij neder om, - more majorum, - de voorrede van mijn boekje te schrijven. Ik wil hiermede echter niet gezegd hebben, dat het een algemeen gebruik is, om in eene voorrede niets te zeggen; - ik wilde alleen te kennen geven, dat het een ‘algemeen aangenomen’ iets is, eene voorrede te schrijven, - of men er wat in te vertellen heeft of niet, - en men zal mij moeten gelijk geven, als ik beweer, dat een boekdeel, zonder voorrede in de wereld gezonden, er haast even gek uitziet als een mensch, die zonder hoed op het hoofd uit wandelen gaat.

Alles wat ik voor het oogenblik verkoos mede te deelen, heb ik in mijn boek zelf verteld; dus zou ik eigenlijk nu verlegen moeten wezen met het opstellen dezer voorrede; zulks is echter volstrekt niet het geval. Ik zou, bij voorbeeld, over den aard en de strekking van mijn werk, ik zou over andere briefschrijvers kunnen redeneeren, - van den klassieken Cicero, tot aan madame De Sevigné en de correspondenten in de bus van ‘de Tijdspiegel;’ - ik zou ook nederig excuus kunnen maken, dat ik het waagde ‘deze geringe lettervrucht, enz.’ in de wereld te zenden, of van ‘het vereerend verzoek van eenige letterkundige vrienden en bevoegde beoordeelaren gewagen, die mij aangemoedigd hadden, enz.’ Ik zou vooral eene aandoenlijke aanspraak kunnen richten

[pagina 28]
[p. 28]

aan de heeren recensenten, - of honderderlei andere dingen vinden, waarmede de voorrede te vullen. -

Van dit alles verkies ik niets te doen; ik zal noch over Cicero, noch over madame De Sevigné redeneeren, omdat ik sedert mijne jeugd de brieven dezer beroemde menschen niet gelezen heb, en niet meer precies weet, wat er in staat. Ik verontschuldig de uitgave van dit boekje niet, omdat ik ook niemand dwingen kan het te lezen, - en de uitgave eene ‘zaak’ is, die alleen mij en den Uitgever aangaat; - van het ‘vereerend verzoek van mijne letterkundige vrienden’ kan ik, zonder eene onwaarheid te vertellen, niet spreken, - en de heeren recensenten zijn te hardvochtig om zich door eene captatio benevolentiae te laten misleiden. Van den aard en de strekking mijner brieven zal ik niets zeggen, omdat hij, die ze leest, beide dadelijk ontdekken zal, - en hij, die ze niet leest, heeft er niet mede te maken.

Ik moet echter gul bekennen, dat mijn boek de volgende grove gebreken bezit; men zal er noch staatkundige, noch theologische, noch persoonlijke hatelijkheden in vinden, en het is gedeeltelijk reeds in druk verschenen. Namelijk op de volgende wijze: als mijn kantoorwerk afgeloopen was, ging ik soms zitten en schreef brieven voor het mengelwerk van de Arnhemsche Courant; die brieven werden opgenomen en zelfs gelezen, - soms zeer veel gelezen. Dat deed mij genoegen, - en ik begon bij de brieven soms uitboezemingen te voegen.

Eindelijk was ik ontboezemd en uitgeschreven. Het is eene vernederende bekentenis; maar zoo was het, - en ik scheidde er mede uit.

Toen kwam de Uitgever en verzocht mij de stukjes bij elkander te brengen, die te herzien en te ziften enz., en er eenige nieuwe bij te voegen, - en ik voldeed aan zijn verzoek - en dus is het boek langzamerhand gereed geworden om in het publiek te verschijnen.

Het is niet noodig de oude en de nieuwe brieven en uitboezemingen hier of elders aan te wijzen; wil de eene of andere recen-

[pagina 29]
[p. 29]

sent ze uitzoeken, dan behoeft hij slechts de laatste vijf en twintig jaargangen van de Arnhemsche Courant te laten komen en ze door te bladeren; daar al mijne stukken in de laatste drie jaren geschreven zijn, zal hij ze zeker onder het aantal vinden.

Voorzoover ik zulks noodig acht, heb ik den lezer omtrent mijzelven en mijn boekje ingelicht; het zal mij hoogst aangenaam wezen als laatstgenoemde, - namelijk het boekje, - in staat is hem, die het in handen neemt, al is het ook nog zoo weinig, op eene nuttige en aangename wijze te verlichten en te vermaken.

Amsterdam, November 1853.

Smits.

Voorrede van den tweeden druk.

Toen ik, met een verlicht hart, de laatste proef van den eersten druk van dit boekje aan den Uitgever terugzond, dacht ik weinig, dat ik zoo spoedig geroepen zou zijn, om weder proeven te verbeteren van den tweeden druk. Het tegendeel te ondervinden, was mij even streelend als onverwacht. Ik heb deze gelegenheid waargenomen om eenige leemten, die ik in den eersten druk zelf ontdekte, of waarop men mij opmerkzaam had gemaakt, te verbeteren.

10 April 1854.

Smits.

Voorrede van den derden druk.

Bij den tweeden druk van dit boekje heb ik getracht de druken andere feilen, in de eerste uitgave gebleven, er uit te halen; dit is mij gedeeltelijk gelukt, en ik heb tot mijn genoegen gezien, dat ze slechts door weinige andere vervangen waren, die ik nu mijn best heb gedaan te verbeteren, terwijl er natuurlijk ook weder

[pagina 30]
[p. 30]

nieuwe fouten te corrigeeren overblijven voor den vierden druk - als die komt. Zoodoende zal dit boekje bij de twintigste editie volmaakt kunnen zijn.

Die zal gepubliceerd worden (te gelijk met de nog ontbrekende organieke wetten) op den 30sten Februari aanstaande.

1 September 1854.

Smits.

Voorrede van den vierden druk.

Deze zal bij den vijfden druk worden gevoegd.

 

Februari 1867.

Smits.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Brieven en uitboezemingen


datums

  • november 1853

  • 10 april 1854

  • 1 september 1854

  • februari 1867