Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

III.
Over de zoogenaamde ‘nieuwbakken’ aristocraten.
Aan zijn oudsten Zoon.

Mijn lieve Jongen!

 

Het heeft lang geduurd sedert ik u geschreven heb; de reden van mijn stilzwijgen is echter eenvoudig, dat ik een echte, oude Nederlander ben; d.i. iemand die met goede voornemens steeds bezield is, maar die zoo lang mogelijk met de uitvoering er van wacht. Waarlijk, ik heb mij dikwijls verbeeld, dat ons volkskarakter zeer in overeenstemming is met de geographische ligging van ons landje, halfweg tusschen Engeland en Duitschland. Zonder door te drijven en alles stoutweg te ondernemen gelijk de Engelschman, is toch de Hollander oneindig practischer dan de Duitscher. De Engelschman zal den nek wagen om op zijn levensweg over de beek te springen, langs welker oevers de Nederlander geduldig voortwandelt, tot hij aan de veilige brug komt; terwijl de Duitscher zich nederzet aan den rand van het water en over de beste wijze om er over heen te komen theoriën maakt, totdat de loop van het water verandert en zijn kostelijke theoriën hem niet meer helpen. De Engelschman is een geboren aristocraat; de Duitscher is tot dusver de aanbidder par excellence der aristocratie; maar de Hollander is altijd geweest, en blijft, de degelijke, goede, eenvoudige burgerman.

Het is aangaande dit laatste punt, dat ik u heden wenschte te onderhouden; voornamelijk daar ik begrijp uit uwe intimiteit met de Champignons, dat gij, zooals men zegt, ‘onder den adel verzeild zijt geraakt.’ Vooraf moet ik u echter verklaren, dat ik niets hoegenaamd tegen den adel zelven in te brengen heb, en dat ik het even bespottelijk vind in een burgerman altijd over eene geheele, afzonderlijke klasse uit te varen, die hij zelf als zoodanig heeft erkend, als ik het verachtelijk noem, wanneer zich een edelman alleen op zijne afkomst beroemt, en zijne zelfverloochening zoover drijft, dat hij er zich in schikken kan, om op den roem zijner voorouders te teren en zelf eene nul in de maatschappij te blijven. Vergun mij dus, mijn beste jongen, u te verzekeren, dat ik alleen wil spreken over den omgang met aristocratische ploerten die tot mijn verdriet hoe langer hoe talrijker worden, en die ik onder al de genera van het ploertendom, zooals ik het onlangs beschreef, voor het verachtelijkste houd.

Er is een groot verschil tusschen den toestand en den aard van

[pagina 37]
[p. 37]

een aristocratischen ploert bij ons en bij onze buren. Een aristocratische ploert is in Engeland te huis; hij is door de constitutie erkend; hij geniet zekere voorrechten; men huldigt in hem den erfelijken wetgever, den man, wiens woord van eer voor het gerecht even zwaar weegt als de eed van den eenvoudigen burger; men eerbiedigt in hem den vertegenwoordiger van de hoogste eereambten en van het grootste aanzien; hij is eene vergulde pop, die het volk zelf heeft helpen oprichten en die het nu nog, hoewel overtuigd van zijne eigen dwaasheid, zorgvuldig in stand houdt en bewaakt. In Duitschland daarentegen, is de aristocraat het overgebleven spook uit de middeleeuwen, voor hetwelk men steeds met angst en schrik vervuld is geweest; men eerbiedigt dáár niet den bezitter van zekere voorrechten; maar men vreest nog den dwingeland; - het is niet heel lang geleden, dat een adellijke, in Duitschland, elken burger tegen betaling eener zeer geringe geldboete feitelijk mishandelen mocht, terwijl eene zware straf den burger wachtte, die zich aan den edelman vergreep. Eerst onlangs werd eene bepaling van het oud Pruisisch recht afgeschaft, waardoor er tusschen een edelman en eene burgervrouw geen wettig huwelijk kon bestaan. Hoe anders is dit alles in Nederland! Wat heeft de edelman meer dan zijn titel, om hem van den burger te onderscheiden? Niets. En zijn wij, Nederlanders, niet altijd trotscher geweest op onze groote burgers, dan op onzen kleinen adel? Mijn beste jongen, ‘sla de geschiedrollen na,’ en gij zult vinden, dat juist toen onze burgers de meeste macht bezaten en onze adel het minst in te brengen had, onze Staat het meest bloeide. Mij dunkt, dat niemand dit zal tegenspreken, en ik ben overtuigd, dat de aard van ons volk dit medebrengt, dat wij eigenlijk burgers zijn en burgers moeten blijven, en dat wij niet noodig hebben oude baronnen blindelings te aanbidden, en vooral niet om nieuwe ridders en jonkheeren te scheppen, ten einde den glans of roem van ons volk te verhoogen. Denk echter niet, zooals ik gezegd heb, dat ik den adel vertrappen wil, volstrekt niet; daaronder vindt men nu de getitelde vertegenwoordigers van vroegere geslachten, die voor het vaderland goed en bloed veil hadden, en als zij zich geene dwaze airs geven, kan ik geene reden vinden, om iets tegen hen in te brengen; wat echter den nieuwbakken adel betreft, het is te gek om daarvan te spreken, het zijn de vleermuizen der Nederlandsche maatschappij, - noch wezenlijke adellijken, noch goede burgers, - ongelukkige slachtoffers eener dwaze eerzucht en eener belachelijke ijdelheid.

Het is dus meestal onder dezen, dat de aristocratische ploert het weelderigst opschiet, en als gij maar den ouden Champignon gadeslaat, moet gij mij dit toestemmen. Zelf een man van lage afkomst, heeft hij door vlijt en ijver een groot vermogen bijeengebracht; hij is gelukkig getrouwd; hij heeft voorspoedige kinderen;

[pagina 38]
[p. 38]

hij kon een achtingswaardig en gezien burgerman wezen, en in plaats daarvan, wat is hij nu?

Hij heeft zijn zaken verlaten, omdat het voornamer is niets tedoen, dan een gedeelte van den dag op een kantoor door te brengen. Hij is echter geen man van studie of wetenschappelijke vorming; hij is zonder eenige beschavende liefhebberij; - hij verveelt zich. Maar ‘Es muss das Herz an et was hangen,’ en zijn adel, faute de mieux, is het stokpaardje geworden van Jhr. Pieter Champignon, geb. Pilze. Zijn nieuw wapen is in verbazingwekkende grootte op al zijn rijtuigen geschilderd, zelfs op den ezelwagen zijner kleine kinderen; aan zijn vinger prijkt een kolossale zegelring; er is geen stuk zilver in huis, tot aan de paplepels toe, of het adellijke wapen der Champignons is er op gegrift. Zijn kinderen heeten Ottocar en Kunigonde en Willebrord en Ulrica, en ik weet niet hoe meer; zich zelven beschouwt hij als den stichter van een heldenstam; hij gevoelt dus ook den hoogsten eerbied voor zich zelven; hij huivert over zijne eigen vermetelheid, als hij zich 's morgens onder het scheren bij den neus neemt. De zwaarste slag, die hem ooit getroffen heeft, scheen hem het afschaffen der ridderschap, in welke hij pas opgenomen was; hij weet van politiek niets meer dan van literatuur, en toch verklaart hij, dat hij altijd ‘een echt conservatief geweest is en blijven zal, evenals zijn voorouders.’

Het was het zaligste oogenblik van zijn leven, toen de halfkindsche baron van Hoogenhuis hem ernstig vroeg: ‘of hij afstamde van de vroeger vorstelijke familie der Paddenstoelen?’

In den omgang is Champignon een onverdraaglijk wezen; enkel en alleen, omdat hij nooit op zijn gemak is. In de Sociëteit ziet men hem dagelijks zijn hof maken aan alles wat voornaam en hooggeplaatst is; daarvoor staat hij te buigen en te glimlachen en te kwezelen op eene aandoenlijke wijze. Hij krijgt hartkloppingen als er een groot diner is en men hem niet bijtijds uitnoodigt; als hij in het geheel niet verzocht wordt, kan hij 's nachts niet slapen en brutaliseert zijn huisgezin en zijn dienstboden op eene erge manier. In zulke oogenblikken heeft hij bijna berouw, dat hij zich van adel heeft laten maken; maar hij troost zich als de knecht hem een brief binnenbrengt, en hij het ‘Hoogwelgeboren Heer’ op het adres ziet.

Onverdraaglijk is echter Champignon als hij zich verwaardigt zijne familie en oude handelsvrienden te bezoeken. Hij is bij hen evenmin op zijn gemak, als bij de hoogadellijke heeren, die hij altijd achterna loopt. Er is een kloof geopend tusschen hem en zijn vroegere makkers; de herinnering aan vroegere dagen, toen zij zijns gelijken waren, benauwt hem; hij weet, dat men over zijn jonkheerschap in het geheim spot; men houdt hem voor trotsch en verwaand, en hij geeft zich alle moeite om het tegendeel te schij-

[pagina 39]
[p. 39]

nen; maar het gaat niet! Elk oogenblik verraadt hij zijne vooringenomenheid met zijn nieuwen stand en zijne nieuwe kennissen. Hij spreekt van de grootste heeren van de stad en van den omtrek, die hem even ver beneden zich rekenen, als hij zelf zijn oude kameraden onder zijn minderen telt, alsof deze voorname personages zijn grootste vertrouwelingen waren; hij brengt hun woorden en gevoelens overal te pas, en voert hen sprekende in, zelfs bij de nietigste zaken. Hij zal b.v. zeggen: ‘Het is toch zacht weer vandaag; ik heb straks X. ontmoet,’ (die X. nu is misschien de president van het hof, of de gouverneur der provincie, of de commandeerende generaal, of zoo iets), ‘en die zei tegen mij: “zoo, Champignon, wat is het warm!”’ En Champignon kijkt rond om te zien welken indruk de woorden van den grooten man op zijn nederige toehoorders gemaakt hebben, en of zij beseffen op welken intiemen voet hij met hem staat, daar hij zoo maar, zonder eenigen titel, of zelfs zonder het ‘mijnheer’ van hem durft te spreken, en ook kortaf door den grooten man ‘Champignon’ genoemd is, eene vrijheid, die ik noch u, noch een ander, van geen zeer hoogen stand zou aanraden. Na den adel aanbidt hij de ridderkruisen. Ik heb hem hooren zeggen, dat hij wel ƒ 20,000 over zou hebben voor het lintje van den Nederlandschen Leeuw, en hij houdt het al voor eene groote onrechtvaardigheid, dat hij het nog niet gekregen heeft, hoewel hij altijd volhoudt, dat het hem niet schelen kan, zoodra hij den naam van een nieuwen ridder in de courant vermeld ziet. ‘Het staat zoo fatsoenlijk’ zegt hij, ‘vooral op reis!’ De hemel beware mij echter, en u ook, mijn kind, voor eene fatsoenlijkheid, die door een koninklijk of ander besluit ons verleend wordt, en die zich doet kennen door het dragen van een lapje lint!

Maar mijn brief dreigt reeds te lang te worden; ik ben ook door den rijkdom van mijn onderwerp overstelpt met stof; ik moet echter tot den volgenden keer het nadere uitstellen, alleen hier bijvoegende, dat gij er aan denken moet den heer Champignon als mensch niet te verachten, omdat hij als ploert zich bespottelijk maakt, want hij is een goedaardige vent; het geld, dat hij zuur verdiend heeft, besteedt hij volgaarne om anderen te helpen; hij is een liefderijk vader, en een gemakkelijk meester; maar als aristocratische ploert behoort hij tot de vervelendste der stervelingen, en herinnert mij daarbij altijd aan de meermin van den dichter: - van boven schoon en heerlijk, maar tevergeefs strevende, om den leelijken vischstaart te verbergen.

 

Ik ben uw liefhebbende vader, enz,


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken