Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een paar dankbare woorden aan eenige weldadige letters van het alphabet.

Er is een tijd geweest, toen ik, evenals de meeste jeugdige stervelingen, een vreeselijken afkeer en schrik had voor al de letters van het alphabet. Ik weet nog hoe de meester den luien leerling soms met de klassieke plak achterna zat, hoe ik uit plichtbesef en liefde (wat mij toen eenigszins onbegrijpelijk voorkwam en nu nog eenigszins onnoodig toeschijnt) soms blond en blauw geranseld werd, en hoe mij altijd tot troost gezegd werd, als ik over mijn hard lot klaagde en de letters, die afzichtelijke kwelgeesten mijner dagen en de gedrochtelijke spoken mijner nachtelijke droomen in jeugdigen overmoed verwenschte: ‘die letters zullen u eens een schat van geluk openen en ontdekken, waarvan ge nu geen besef hebt!’

Later heb ik leeren inzien, dat zulks wel degelijk het geval was, en in gezelschap van een twintigtal lettertjes op allerlei wijze door elkander geworpen en naast elkander geplaatst, heb ik menig gelukkig uur van mijn leven gesleten. Inderdaad zoovele uren en dagen, dat ik ongevoelig begon te worden omtrent mijn geluk, en op eene ondankbare manier de groote verdiensten der kleine letters over het hoofd zag, - en mij verheugende in de denkbeelden, welke ze mij voorstelden, geheel en al mijn verplichtingen vergat aan de nederige teekens, zonder welke het voor de schrijvers onmogelijk zoude geweest zijn, mij aldus mede te sleepen en te bekoren - en wat nog meer wil zeggen, te onderrichten.

Inderdaad, als men de zaak iets van nabij beschouwt, komen mij de letters voor als de troepen, waarover de schrijver als veldheer beschikken kan. Ieder soldaatje, op zich zelf genomen, is op zijn

[pagina 354]
[p. 354]

best de onbekende grootheid X, - terwijl, alle bij elkander, behoorlijk gerangschikt, onder strenge tucht, en met behendigheid gebruikt, overwinningen verschaffen, welke met die van een Alexander of een Napoleon vergeleken kunnen worden. - Met één woord, ik heb het meest mogelijk respect voor de letters - nu ik er aan denk, - en ik neem den hoed af voor de letters, en corps, en afzonderlijk, en leg de hand op het hart, en verklaar, dat de letters geen dankbaarder, onderdaniger dienaar in deze wereld hebben dan den ouden heer Smits.

Vooral sedert het begin van dit jaar! Vooral sedert mijn bedelbrief in deze courant geplaatst werd en bijna al de letters van het alphabet zich in zulk een beminnelijk daglicht vertoonden, als ik nooit te voren gezien had! Want sedert dien dag brachten de letters mij niet alleen leering en onderhouding te gelijk, - maar (betrekkelijk) groote macht en hulpbronnen aan, niet om bloedige overwinningen te bevechten, maar om een gelukkigen veldtocht tegen armoede en hongersnood, ziekte en gebrek te ondernemen. Mijn vrienden - ik vaardig dit éénig bulletin van het slagveld af - de overwinning is behaald! De troepen hebben veel meer dan gedacht werd tot de zege bijgedragen. Wij mogen nu met een dankbaar hart de vruchten van onzen arbeid aanschouwen.

Als veldheer zou het mij betamen, diegenen mijner bondgenooten, welke zich het meest onderscheiden hebben, aan te wijzen: als mensch ben ik buiten staat om zulks te doen! Van enkelen echter, of liever tot enkelen mijner medestrijders, moet ik een woordje in het bijzonder zeggen, - terwijl ik aan allen, ook uit naam der armen, om welker wil wij uitgetrokken zijn, onze hartelijkste dankzeggingen aanbied.

Vooral moet ik een ernstig woord richten tot N.N.! Mijnheer N.N. uw heldendaden op het slagveld der weldadigheid zijn weergaloos! Totnutoe is er nooit een noodkreet aangeheven, of N.N. vliegt te wapen. N.N. komt mij te gemoet in het Handelsblad, in de Haarlemmer, in de Rotterdammer, in de Arnhemmer, - waarheen ik den blik wend, zie ik N.N., rijk aan hulpmiddelen, mild aan gaven. En niet alleen wordt de roem van N.N., aldus terzelfder tijd met zijn feiten door de verschillende dagbladen verkondigd; - maar, o wonder der wonderen, N.N. schijnt de macht te bezitten van overal te gelijk (waar men hem maar noodig heeft) tegenwoordig te wezen. Ik vind zelfs in een en hetzelfde nommer van de Arnhemsche Courant, onder denzelfden datum eervolle melding van de hulptroepen door N.N. uit Hoorn en N.N. uit Nijmegen aangebracht, terwijl talrijke andere N.N.'s zich overal opdoen - en mij van alle kanten ondersteund hebben. Dit heet ik nu iemand voor den gek houden, - maar op eene zeer gepermitteerde wijze, - en het is dus met een vrij geweten en zonder te vreezen eenige jaloerschheid onder zijn overige

[pagina 355]
[p. 355]

medesoldaten op te wekken, dat ik bij deze, onder de oogen van de geheele Nederlandsche natie, - of onder de oogen van al de lezers der Arnhemsche Courant, - wat bijna hetzelfde wil heeten, - (O!) N.N. openlijk tot den grootsten en edelsten, ofschoon altijd meest onbekenden philanthroop in Nederland benoem. Moge hij lang deze eer waardig blijven, en steeds, wanneer hij maar opgeroepen wordt - en dit gebeurt nog al een enkelen keer, - zich even bereid toonen om anderen bij te staan als hij den ouden heer Smits en zijn arme vrienden heeft gedaan! Ik zeg vrienden, - omdat diegenen, welke wij eene weldaad bewijzen ons dierbaar worden. N.N. heeft mij mede in staat gesteld in zijn naam het goede te doen; ik zelf heb de belooning aan tranen van dankbaarheid en vreugde opgestoken; - een kerel, die ze me weder uit den zak klopt! Maar als N.N. zijn deel aan den buit wil hebben, laat hem maar bij mij komen; de slechte toestand der rivieren en wegen, dat heb ik gezien, belet zijne alomtegenwoordigheid niet, - en halfpart, broeder! - zoolang de oude Smits voor u en de uwen over iets beschikken kan.

En wat dan voor de overige ontelbare vriendelijke letters, die, niet eens vragende of Smits, wezenlijk Smits heet, - en niet wetende of Smits te Amsterdam, of te Arnhem, of te Borculo woont, - en zich niet daarom bekommerende, wel begrepen hebben, dat eene arme weduwe en moeder, waar ook te huis, vooral als zij een zieken zoon heeft, wettige aanspraak op hun gaven had? Wat, zeg ik, blijft mij over om hun tegen al die ruime giften aan te bieden? Vrienden hebben mij ten krachtigste bewezen, dat ‘een goed woord eene goede plaats vindt;’ - zij hebben mij ‘op hoop van algemeene goedkeuring’ (zeker van de leden van zekere maatschappij?) ‘een batig saldo’ overgemaakt; ‘een oesterliefhebber’ heeft ruim de waarde van zeshonderd zijner schulpachtige lievelingen voor de weduwe ten offer gebracht; geld van een ‘Musicus’ heeft welluidend geklonken in de ooren der armen, - misschien geene der minst schoone klanken, welke hij ooit heeft doen hooren; - ‘een boezemvriend’ - dien ik als zoodanig niet kende, - heeft ook bewezen, dat hij een echt menschenvriend is! De predikant uit Normandië is een geheel andere soort van een philanthroop, dan zijn ambtgenoot uit Gascogne, wiens kennis ik bij eene vroegere gelegenheid gemaakt heb; - en zelfs de ‘baker van mevrouw Smits’ heeft ééne harer ontelbare fooien geofferd aan eene ‘moeder,’ - zeker uit dankbaarheid, dat zij zoolang van kinderen geleefd heeft.

De Arnhemsche Couranten, waarin al de liefdegiften voor de arme weduwe en haar zoon vermeld staan, tot een bedrag van bijkans ƒ 150, liggen vóór mij op tafel: het is mij onmogelijk één voor één de edele vrienden te danken, die mij in een goed werk zoo mild bijgestaan hebben; - ik geloof ook haast, dat zij

[pagina 356]
[p. 356]

zulks niet zouden begeeren; - het zij genoeg te zeggen, dat met hunne hulp de nood verzacht, de ellende verminderd is, - niet alleen voor het oogenblik, maar vooralsnog ook voor de toekomst! - In meer bijzonderheden mag ik niet treden; de vriend, welke mij de armen heeft aangewezen, heeft mij ook bijgestaan, om de geldmiddelen, ter mijner beschikking gesteld, op eene behoorlijke wijze te besteden; - en menige Croesus in ons land zou verbaasd staan, als hij wist hoeveel goeds men met een armzalige ƒ 150 kan doen, - en hoeveel genot men voor zulk een kleine som kan koopen, - terwijl men op de beurs ternauwernood in deze slechte tijden 3½ pCt. of zoo wat van zijn geld maakt! Dat heeft Jan, die mij zijn ƒ 12, 37½ gezonden heeft, uitmuntend begrepen!

Twee allerliefste brieven zijn mij geworden: een openbaar schrijven in de courant, uit Nijmegen. Een tweede uit Rotterdam, onder couvert aan den uitgever dezer courant, aan den ouden heer Smits. Ik mag de vrijheid niet nemen om den vriendelijken en milddadigen schrijver hier te noemen: - maar ik ben trotsch op zijn brief, als een blijk zijner achting - en dankbaar daarvoor, omdat iemand, die met drukke bezigheden overladen is, den tijd toch heeft willen vinden, niet alleen om mij in mijn pogingen bij te staan, maar om mij zelfs met een schrijven te vereeren, hetwelk mij even onverwacht als aangenaam was.

Aan dezen nieuwen vriend van den ouden Smits, en aan de heeren uitgevers der dagbladen, welke mijn schrijven hebben willen overnemen, en mij het bij hen ingekomen hebben doen geworden, heb ik vele verplichtingen, - vooral echter ook aan den heer uitgever van deze courant, die zich met het inzamelen en overmaken der gezondene liefdegiften heeft willen belasten.

En nu genoeg: het nieuwe jaar is voor mij gelukkig ingewijd: al ware het alleen daardoor, dat ik het voor anderen gelukkig heb mogen beginnen: dat het dezen verder en hun weldoeners en mijn vrienden niets dan heil en zegen moge opbrengen, is de oprechte bede van

 

den ouden heer Smits.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken