Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V. Van den heer van Langhorst aan een vriend.

.... Ik leef hier heel naar mijn zin, stil en tevreden, uitrustende, om zoo te zeggen, van mijn vele reizen, en slechts een zesde gedeelte van mijn inkomen verterende, daar ik behoefte heb noch aan groote weelde, noch aan lastige vertooning. Mijn geld loopt dus op, en als ik er ooit toe kom, om eene vrouw te nemen, zal Het mij wel te pas komen, - ten minste als ik er een krijg uit de groote wereld hier, waar verkwisting en weelde à l' ordre du jour zijn, als altijd. Maar over het huwen denk ik niet; - hetzij dat ik nog te veel aan vroegere dagen denk, of dat ik de rechte niet ontmoet heb, er is geen eene vrouw of meisje, die mij eenige belangstelling inboezemt. - Met ééne uitzondering echter, namelijk die van een jong ding, dat eenige weken geleden in de stad gekomen is van buiten, bij hare familie hier, en die iets onschuldigs en oprechts heeft, dat mij zeer bevalt, terwijl het wonderlijk is te zien, hoe de tante bezig is, haar dat alles af te leeren en naar de mode te fatsoeneeren. Er is iets tragi-komieks in den strijd, welken het arme kind telkens met haar hart en haar gevoel en de wereldwijze lessen van tante te voeren heeft. Daarbij is zij schatrijk, en natuurlijk door aanbidders omgeven aan tante overge-

[pagina 26]
[p. 26]

leverd, zoodat het pijnlijk is na te cijferen, dat al wat goed en edel in haar is, langzamerhand op het altaar van de ‘convenances’ opgeofferd zal worden, - tenzij zij meer karakter heeft, dan ik mij verbeelden kan.

Ik heb gisteren bij de familie gegeten en heb mij uitnemend geamuseerd met het een en ander van dien aard waar te nemen. De tante namelijk duldt mij, omdat ik haar man op zijn ministerie help; de oom, een goede nietsbeteekenende man, is mij oprecht dankbaar, en de nicht is bang voor mij, omdat ik niet nalaten kan telkens over al de dwaasheden, welke ik zie en hoor, te spotten, en haar dadelijk laat merken, dat ik weet te onderscheiden wat zij wezenlijk meent, van hetgeen haar hier geleerd is te zeggen of te doen. Des avonds, onder de thee, kwamen er eene menigte visites, om naar het bevinden der dames te vragen na het groote bal bij uwe oude kennissen de De Kwiks, en ik vermaakte mij met waar te nemen, hoe de heeren zich allen bij de schoone erfgename (want beeldschoon is zij) willen insinueeren.

Daar was vooral de oude De Cauchemar, die, door de tante te winnen, het nichtje hoopt te veroveren. Zijn tactiek is zoo dwaas niet en kan wel op den duur slagen: ik zeg op den duur, omdat het meisje hem nu met zooveel minachtende koelheid behandelt, dat hij er van schrikken moest, als hij niet eerder het oog had op haar fortuin dan op haar zelve. Hij had een half uur lang met tante gebabbeld, toen hij het voorwendsel nam van een kopje te overhandigen, en plaats koos bij de theetafel naast de nicht, die hij met complimenten overlaadde over haar succes op het bal, en te gelijk met de teederste lonkjes vereerde. Zij echter zag vóór zich, zonder iets te zeggen, en liet hem bedaard begaan zonder van het theeblad op te kijken, totdat hij om een onderwerp eindelijk te veranderen, begon te klagen over ‘het zeer gemengde gezelschap,’ en hoe hij daar zooveel menschen gezien had, die men nergens anders ontmoette, wat zoo ijselijk jammer was, en meer van dien aard, en haar pertinent afvroeg, of zij dat ook niet dacht en niet meer hield van een ‘petit comité onder vrienden, zooals wij nu te zamen waren?’

Hierop antwoordde zij zonder te meesmuilen, maar met oogen, die schaterden van lachen, (zij heeft zeer groote, sprekende oogen), dat zij de gesprekken op het bal even interessant had gevonden, als overal, - zelfs hier, - maar dat zij wel begreep, dat iemand van zijn leeftijd liever stil zat dan danste.

Gij hadt zijn gezicht moeten zien, - en van tante ook, die zoodra De Cauchemar weg was, niet nalaten kon, zelfs in mijn bijzijn, haar nichtje te waarschuwen, in het vervolg voorzichtiger te wezen.

‘Dat zal wel beter gaan, tante,’ zei de schoone, met eene kleine ongeduldige beweging van het hoofd, die haar allerliefst staat, ‘als ik wat tijd heb gehad om van de lessen van ma bonne te profiteeren.’

[pagina 27]
[p. 27]

Ik keek verwonderd op.

‘Clementine verkiest zoo te spreken van hare dame de compagnie, die overmorgen komt,’ zei tante, haar best doende om te lachen.

‘Zeker eene Française?’ vroeg ik om maar iets te zeggen.

‘Natuurlijk,’ hernam de tante; ‘het is mademoiselle Rigault, die laatst bij de De Bellairs is geweest en vroeger bij de Champignons; een allerliefst lief mensch, en uiterst beschaafd!’

Ik zweeg hierop; want, beste jongen, ik ken die juffrouw Rigault: zij was secondante op de school waar mijne zuster ging, en de grootste intrigante en feeks, die er bestaat, volgens hetgeen Anna mij altijd van haar vertelde - en nu vraag ik u: wat moet er van een dood onschuldig, allerliefst meisje worden, dat in zulke handen valt, als die van de wereldschgezinde tante en hare ondergeschikte medehelpster? - Hoe vindt gij inderdaad het lot van een meisje, dat nu algemeen benijd en bewonderd wordt! Is het niet om razend te worden? - Ik echter dank den hemel, dat ik niet verliefd op haar ben: het zou mij in dit geval het hart breken, haar te zien bederven: nu beschouw ik de zaak als eene psychologische studie, die mij tusschenbeide amuseert, waarmede ik eigenlijk niets te maken heb, en welker afloop ik dus met ongeveer dezelfde belangstelling afwacht als die van een tamelijk slecht comediestuk.

In haast,

tt.

Van Langhorst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken