Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

II. Achter de schermen.

‘Als ge morgenmiddag weerkomen wilt, kunt ge blijven zoolang ge verkiest, - nu moet ik uit,’ zei de heer Sepia tot zijn vriend Wilders, die op zekeren Zaterdagmiddag, toen het kantoorwerk vroeg afgeloopen was, bij hem opliep, - en de heer Sepia zette een kalen hoed op zijn zeer lang, sluik hangend zwart haar, streek den ruigen zwarten knevel op en opende de deur van zijne kamer, om tegelijk Wilders en zichzelven uit te laten. De heer Sepia was wellicht een zestal jaren ouder dan Wilders, wat zijn leeftijd betrof; - ge behoefdet echter slechts één blik te werpen op de scherpe, donkere gelaatstrekken, op de vermoeide, onverschillige en toch doordringende zwarte oogen, om te zien, dat hij wat ‘on-

[pagina 198]
[p. 198]

dervinding’ aangaat, al een jeugdige grijsaard was, terwijl de armoedige, onopgeredderde kamer en de verwaarloosde, slordige kleeding tevens gebrek aan wereldschen voorspoed en aan die achting voor het welvoeglijke verried, welke eene versleten jas opknapt en aan de armoede iets achtingswaardigs verleent. Er was ook iets roekeloos in zijn gang en in de wijze waarop hij zijn rotting zwaaide en met het eindje sigaar in den mond de vrouwen onder den hoed keek, terwijl hij, met Wilders aan zijne zijde, de straat op ging.

‘Welken kant gaat ge uit?’ vroeg Wilders; ‘ik zal u een eind brengen.’

‘Stap dan voort,’ hernam de andere; ‘ik heb haast. Ik moet nog mijn middagmaal verdienen. Ik ga naar de komedie.’

‘Naar de komedie? Op dit uur? In den helderen zonneschijn?’

‘Hoe lichter hoe liever. Verneem, o jeugdige koopman, dat ik bezig ben met eene decoratie dáár te schilderen: - het is een somber hok; ik heb veel licht noodig.’

‘Eene decoratie!’

‘Ja,’ hernam de andere bitter; ‘eene decoratie. Zie je, de wereld is nog niet tot erkenning van mijn verheven genie gekomen. Zij waardeert me nog niet, zooals gij dat doet. Mijn schilderijen zijn als zoovele eeuwige joden steeds rondtrekkende, van tentoonstelling tot tentoonstelling, - maar koopers vinden ze niet - en inmiddels moet ik eten - en om aan den kost te komen, nemen wat me voor de hand komt. De theater-decorateur is ziek: - ik vervang hem nu. Ik moet nog de laatste hand leggen aan het kerkhof, waarin hedenavond de nonnetjes van Robert zullen dansen.’

‘Dan hebt ge zeker ook altijd vrijen toegang tot de opera? Dat moet heerlijk zijn!’

Sepia proestte van lachen. ‘Zoo heerlijk,’ zeide hij, ‘dat ik er nooit gebruik van maak, - tenzij ik er wezen moet, om de decoraties.’

‘En ge kent zeker ook al de zangers en zangeressen -’

‘Louter canaille,’ luidde het antwoord, ‘die ongeveer zooveel besef hebben van de verdiensten van den schilder als het publiek. Zij hebben meer op met den kapper die hen weet op te schikken, dan met mij. Bah! Ik spreek nooit tegen dat volk!’

‘Ik zou ze toch gaarne van nabij zien,’ hernam Wilders; ‘ik weet niet waarom; zoo'n boel heeft iets vreeselijks aanlokkelijks voor mij.’

‘Zijt ge op de eene of andere der actrices of koordames verliefd?’

‘Neen,’ lachte Wilders, ‘want ik heb er nooit één van nabij gezien; - dus is het ook niets, niets dan nieuwsgierigheid. Kunt ge mij niet mede achter de schermen nemen?’

De andere keek hem van terzijde aan. ‘Ho!’ zeide hij; ‘dàt gaat zoo gemakkelijk niet. Wij zullen eens bij gelegenheid zien.’

‘Kom hedennamiddag bij mij eten in de ‘Drie Kronen,’ riep Wilders driftig, ‘en neem me hedenavond mede!’

[pagina 199]
[p. 199]

‘Als ge er op gesteld zijt, zal ik het doen,’ antwoordde de andere. ‘Maar praat er niet over tegen uw vrienden: wij mogen geen vreemden achter de schermen brengen. - Ik ga nu aan mijn werk. Om half zes ben ik bij u.’

‘Dank! Duizendmaal dank!’ riep Wilders, hem vurig de hand drukkende, en hem met nijd naziende, terwijl hij de steeg insloeg, die naar het geheimzinnige gebouw voerde, welks toegang ook zoo spoedig voor hem opengesteld zou worden.....

 

't Is avond geworden - eindelijk! Wilders loopt met een kloppend hart en een verhoogde kleur weer met zijn vriend naar de komedie. Hij is opgewonden door de verwachting en door den wijn; - hij is ongeduldig omdat Sepia altijd even spottend en onverschillig blijft.

Zij gaan den grooten ingang voorbij, waar de rijtuigen komen aanrollen naar de druk bezette zaal, slaan den hoek om en Sepia stoot een kleine deur open, die bewaakt wordt door een Cerberus, die eerst Wilders tegenhoudt, maar hem eindelijk als ‘medewerker’ van Sepia doorlaat. Eerst eene donkere trap op, smal en slechts door een kleine gaspit verlicht, - dan weer door eene ruimte, waar planken, decoratiën, rollen en raderen in schijnbare verwarring door elkaar liggen, tot Sepia zijn vriend bij den arm grijpt, nog eene deur openstoot en hem influistert: ‘Hier blijven! Verroer je niet! Vooral geen stap vooruit! Daar is het groote scherm! Daarachter het publiek! Ge kunt alles hier zien! Als iemand u aanspreekt - ik heb je hier geplaatst, om het effect van de groote decoratie bij volle verlichting op te nemen! Verroer je niet, zeg ik, tot ik terugkom! En schrik ook niet als straks die balken en touwen in beweging raken en de decoratiën veranderen! Nu stil! De ouverture begint al! Ik moet een oogenblik weg!’

Wilders had nauwelijks den tijd het leege, halfverlichte tooneel vóór hem te overzien, waarop de decoratiën door hem grootendeels van achteren bekeken, slechts droevige skelet-achtige vertooningen maakten, terwijl tegenover hem eenige onduidelijke schimmen, evenals hij achter de zijcoulisses staande, nauwelijks zijn aandacht trokken, toen de laatste noten van de ouverture klonken, eene zee van licht op het tooneel viel en het groote scherm langzaam opging. Het hart van den jongen klopte sneller dan te voren; onwillekeurig trad hij eene schrede terug; het was hem alsof het heele publiek, waarvan hij slechts in de verte heel onduidelijk door de duizende schitterende lichten heen, een klein gedeelte kon ontwaren, de oogen op hem gevestigd moest hebben, en het duurde eenige minuten eer hij tot bezinning kon komen, of iets anders dan het kloppen van zijn eigen hart vernemen.

Daarna overviel hem langzamerhand een gevoel van teleurstelling; de zangers keerden hem den rug toe, hij zag den souffleur en kon hem zelfs hooren; - en als de acteurs iets te ver naar voren traden

[pagina 200]
[p. 200]

aan den kant van het tooneel waar hij stond, - kon hij niets zien. Hij begon te denken, dat hij veel liever in het parterre zou zitten, - en daarop, faute de mieux, deed hij zijn best zich in de muziek te verdiepen en sloot de oogen, om niet gehinderd te worden door hetgeen hij voor oogen had en dat daarmede in strijd was, en stond zoo wel een kwartier zonder op te kijken. Hij zou wellicht langer gestaan hebben, om naar de groote aria der Prima Donna te luisteren, zoo eenige zachte voetstappen in zijne nabijheid hem niet opgeschrikt hadden. Hij keek om, denkende Sepia te zien, en ontwaarde - wie?

Een beeldschoon meisje. Voorovergebogen, haast aan zijne zijde in luisterende houding, met de beide handjes een doek vasthoudende, die over haar schouders geworpen was en het tooneelkostuum half verborg, half verhoogde. Zal ik haar beschrijven? Daartoe zie ik geene kans. Ieder lezer weet ook hoe zij er uitzag; - precies als zijne eigen eerste liefde! Hoegenaamd niet anders. Wilders stond haar als verstomd aan te gapen; maar, ik moet tot mijn leedwezen zeggen, dat zij hem niet met een enkelen blik vereerde. De schitterende oogen waren op het tooneel gevestigd, de half open mond telde half hoorbaar de maat, tot zij zich ineens omkeerde, een ouden man, die achter haar stond, haar doek op den arm wierp, en zelve op het tooneel vloog en hare stem naast die der prima donna verhief. Zulk eene goddelijke stem had Wilders nooit gehoord; zulk eene goddelijke gestalte had hij nooit gezien; zulk een goddelijk gezicht had hij nooit gedroomd. Wij hebben allemaal zoo iets beleefd; ten minste éénmaal in ons leven; - later is onze opinie omtrent de goddelijkheid der schoone wellicht veranderd; - maar zoolang de droom duurde, of de illusie, of wat het was, - waren we overtuigd en zalig. Zoo ging het Wilders nu; - hij was als betooverd, en de oude man, die naast hem stond, en hem verbaasd aankeek, tikte hem op den schouder, en fluisterde hem in het oor: ‘Herrlich, nicht wahr? Ein prachtiges Talent!’

‘Goddelijk!’ zuchtte de jongen, zonder een oog van de gratie af te wenden; ‘hoe heet zij? Wie is het?’

‘O Sie meinen die Elise? Mijn nichtje?’ hernam de andere nog meer verwonderd. ‘Ik dacht, dat gij verrukt waart door de groote aria!’

‘Hm, - ja - ik - ik - ja, de groote aria,’ stamelde Wilders; ‘Elise!’ herhaalde hij stil voor zich. ‘Elise!’

‘Is u ook kunstenaar?’ vroeg de andere, eene prise nemende.

Met de meeste schaamte bekende Wilders, heel nederig, en geheel en al Sepia's vermaning vergetende, ‘dat hij slechts koopman was.’

Het was eene groote verlichting voor hem, toen hij ontwaarde dat de andere hem om die reden niet diep verachtte. Integen-

[pagina 201]
[p. 201]

deel, hij boog diep, mompelde iets van ‘ein schönes Fach!’ vroeg wie Wilders daarheen had gebracht, en toen hij vernam, dat hij met Sepia gekomen was en op hem wachtte, zeide hij, dat hij zich verbeeldde, dat Sepia zijn vriend vergeten had, dat hij hem zou gaan halen, en verzocht Wilders de beleefdheid te willen hebben, zoolang den doek te houden en dien zijne nicht om te hangen, als zij van het tooneel kwam, eer hij terugkeerde.

Daar stond nu de goede jongen met zijne verrukking alleen, gebeden ten hemel opzendende, dat de oude man maar uitblijven zou, en den doek aan het hart drukkende, zooals wij allen ook in onzen tijd vele stoffelijke en onstoffelijke dingen van nul en geene waarde aan ons hart hebben gedrukt.

Het zou vervelend zijn hem nog vijf minuten langer gade te slaan. Laten wij liever den oom der godin volgen, die met vlugge schreden door een labyrinth van gangen en holen ging tot hij de spelonk bereikte, waar de heer Sepia, met eene korte pijp in den mond en een blikken keteltje voor zich, met veel welgevallen bezig was met zich een glas grog te mengen en eenige bevelen uit te deelen aan een paar werklieden omtrent het afmaken van eene decoratie, die op den grond uitgespreid lag.

De Duitscher naderde hem, half gemeenzaam, half kruipend. ‘Nehmen Sie es nicht übel,’ zeide hij, ‘maar ik kom van een jongen vriend van u, - dien gij waarschijnlijk vergeten hebt, - die staat nog altijd te wachten, - een jonge koopman -’

‘Hoe drommel hebt gij kennis met hem gemaakt?’ vroeg de andere. ‘Hoe weet gij dat die koopman is?’

‘Hij heeft het zelf gezegd,’ hernam nederig de andere.

Sepia stampte met den voet. ‘Als het uitlekt, dat ik hem hier gebracht heb, dan krijg ik nog onaangenaamheden,’ riep hij; ‘die jongen is gek, dat hij den mond niet houden kan! Zie toe dat gij het doet.’

‘Hi! Hi!’ lachte de ander; ‘een charmant jongmensch! Wie is hij?’

‘Wat raakt u dat?’ hernam Sepia bedaard.

‘O nichts! Garnichts!’ grijnsde de andere; ‘maar het schijnt een charmant mensch te zijn! Uiterst beleefd ook! Hij bood dadelijk aan den doek voor de Elise te houden, terwijl ik u ging zoeken!’

Sepia nam de pijp uit den mond, keek den grijnzenden Duitscher vorschend aan, en zeide toen, den andere de hand op den schouder leggende, heel ernstig: ‘Ge begrijpt wel, dat, na de strenge bevelen, die gegeven zijn, men mij hier wegjagen zou, als het uitkwam, da ik iemand achter de schermen bracht, die niet de entrées heeft. Houd dus uw mond! De jongeheer, dien gij zoo charmant vindt, is, als iemand naar hem vraagt, een schilder, die mij helpt: - u wil ik echter zeggen, - als een

[pagina 202]
[p. 202]

diep geheim, dat hij een jeugdige millionair is; - een der deelgenooten van de groote firma Blok en Co.! Houd den mond maar!’

De Duitscher floot heel lang en heel zacht: daarop knikte hij Sepia veelbeteekenend en herhaaldelijk toe; ‘ik zal uw vriend zeggen, dat gij dadelijk komt!’ zei hij en verdween. Sepia proestte van lachen, ledigde zijn glas en slenterde hem eenige minuten later achterna.

Wilders stond onbeweeglijk op de plaats waar hij hem gelaten had; maar ditmaal met den rug naar het tooneel gekeerd, starende in de duisternis naar Elise, om wier goddelijke schouders, toen zij van het tooneel trad, hij de châle gehangen had, en die verdwenen was met haar oom, die haar wachtte. Zij had nauwelijks opgemerkt, dat een ander dan de oude man met bevende vingers haar geholpen had; zij had werktuiglijk eene kleine buiging gemaakt - en -

‘Zeg eens,’ zei Sepia, ‘willen wij naar huis gaan? Zij treedt van avond niet weer op!’

‘Wie niet?’

‘Elise! En gij hebt de koorts!’

‘Ik moet - ik moet haar weerzien!’ steunde de arme jongen.

‘Waarom zoudt ge niet?’ spotte de andere. ‘Maar hedenavond kan dat niet. Ga mede! Ge zult haar weerzien, - ik beloof het u!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken