Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Geen pruttelaar.

‘'t Is een beroerde boel!’ zegt B. met klem, en neemt zijn hoed op en drukt hem op eene knorrige wijze in de oogen en verlaat de leeskamer van de sociëteit, waar hij met Piet en mij alleen had zitten praten, - waarover weet ik niet meer.

‘Hi! hi! hi!’ lachte Piet, die voor den haard stond, met de courant in de hand: ‘'t Is toch jammer, dat B. altijd zoo knorrig is; - 't is anders een goede vent!’

‘Maar een eeuwige pruttelaar!’ hernam ik.

‘Ja! ja!’ antwoordde Piet, met een hoofdschudden; ‘dat is hij! zoo'n echte pruttelaar! Ik, voor mij, neem de dingen zoo zwaar niet op. Het helpt ook niets; ik trek mij de wereldsche zaken niet zoo erg aan. Leven en leven laten is mijn grondregel!’

‘Dat is ook het best,’ hernam ik.

[pagina 125]
[p. 125]

‘Maar dat gaat toch zoo gemakkelijk niet in deze wereld,’ gaf Piet in bedenking; ‘want gij moet toch bekennen, dat alles nog lang niet in den haak is in de maatschappij.’

‘Dat weet iedereen,’ gaf ik tot antwoord.

‘Maar niet daarover pruttelen; dat is de baas, Smits!’ hervatte Piet. ‘Dat pruttelen helpt niets! Dat zeg ik altijd, hoewel de hemel weet, dat men dagelijks stof genoeg vindt, om er over te morren. - Ja, als ik het naga, is er haast niets, waarover men zich niet ergeren moest als men zich niet voorgenomen had, niet te pruttelen. Zie onze couranten, bij voorbeeld,’ ging hij voort, met de twee vingers van de rechterhand op het blad slaande dat hij nog in de linker hield; ‘een beroerde boel! Niet waar? Hoofdartikels, die ik nooit lees, en buitenlandsche berichten, die men beter uit de vreemde bladen kan vernemen! En dan zoo slecht geredigeerd doorgaans, dat men zich er over schaamt, en zoo vol drukfouten, dat ze op cacographieën gelijken! En meestal met eene letter gedrukt! Bah! - Weet ge ook, Smits, hoe het komt, dat ze altijd zoo laat uitkomen? - Ik niet; dat wij ze echter best, ten minste een half uur vroeger konden krijgen, is zeker; maar pruttelen helpt toch niet, en daarom houd ik mijn mond, als een wijs mensch! Wat ook die malle advertenties betreft, in de dagbladen, dat is ook heel erg; daar heb ik een blad, waarvan vier kolommen van de zes uit advertentiën bestaan! Is dat niet gek? Waarom moet ik mijn goede geld betalen, om dergelijke dingen te lezen? Dat is, op zijn best, afzetterij! Evenals al die berichten van wonderbaarlijk dikke asperges, en merkwaardige moorden en diefstallen, waarvan ik geen woord geloof! Dat zijn duidelijk niets anders dan bedenkselen, om het blad te vullen; - maar klagen helpt niet; - dus zwijg ik, en neem de dingen zooals ze zijn!’

‘Hebt gij de annonce gezien van dat groote concert voor morgenavond?’ vroeg ik; ‘daar zullen wij wel samen heen kunnen gaan.’

‘Dank je wel! zeer verplicht! Wel gek, - maar zóó gek niet! Allemaal onzin; zoo'n vreemde poespas weder, die ons goede Hollanders, komt afzetten! 't Is me wat liefs! Dan kan ik mijn geld beter besteden! Denk aan die nieuwe belasting! Ik ben geen pruttelaar, maar als ik den vent, welke dien kunstgreep bedacht heeft, pakken kon, dan zou ik hem eens geducht de waarheid zeggen! Dat is schande, Smits! Men zal ons het vel overde ooren trekken! En dan te zeggen dat wij de belasting wel in den loop van het jaar door goedkooper brood zullen uithalen. Juist alsof de meeste fatsoenlijke lieden, welke die belasting betalen, hoofdzakelijk van brood leefden! Wel, als ik bij mijn ontbijt een kadetje of wat op heb, dan eet ik den geheelen dag geen brood, behalve een paar sneetjes om twaalf uur, en een boter-

[pagina 126]
[p. 126]

hammetje zoo dun als een pannekoek, 's avonds. Meer kan ik niet gebruiken; het ergert mij ook altijd de menschen, die zoo laat eten, midden in den nacht nog, als vraatzuchtige dieren, voor de volle tafel te zien zitten smullen en zich allerlei ziekten op den hals halen! Geen wonder, dat zij galziek en slecht gehumeurd en pruttelaars worden!’

‘Kom, kom!’ hernam ik, ‘ik heb u wel meer dan eens met heel veel smaak 's avonds mede zien eten!’

‘Ja, dat wil ik wel gelooven; het is mij altijd eene verlossing, als op zoo'n partij het etensuur slaat, en men van die vervelende speeltafeltjes opstaan kan, waar men den heelen avond achter moet zitten, en doen alsof men het pleizierig vond! Niet, dat ik zoo'n vijand ben van een geregeld partijtje; dat niet! Maar, tien tegen een, is er altijd een van de vier aan tafel, die er niets van weet, - en dat is erg, - en die babbelt en praat en lacht tusschen het spelen door; - zie, dat is onverdraaglijk, - vooral wanneer men, zooals ik, altijd slechte kaarten krijgt. Neen, dat is wezenlijk merkwaardig, Smits; ik houd nu niet van pruttelen, maar, zonder overdrijving, ik verlies geregeld elken avond als ik speel, en als men dat vooraf weet, dan is het plezier van het spelen weg!’

‘Maar ik dacht, dat gij niet van praatpartijtjes hieldt?’

‘Dat doe ik ook niet. Ik weet niets vervelender dan eene praatpartij, behalve eene soirée musicale, zooals het heet, die altijd er op aangelegd is, om de dochter des huizes in het voordeeligst licht te doen uitkomen, - en anders niet, - en waar van de gasten gevergd wordt, dat zij alles mooi vinden en goedkeuren, wat de liefhebbers verkiezen op te dreunen. Op een concert kan men ten minste met zijn vrienden praten en de muziek critiseeren - maar op eene soirée musicale is men niet slechts verplicht zich te vervelen, maar daarbij te verklaren, dat men alles heerlijk vindt, - van de rammelende piano af, tot aan de valsche stemmen, die ze begeleidt! - En wat nu die praatavondjes betreft, - ik wil niet klagen, en houd er niet van, om alles af te keuren, maar nu vraag ik u op uw geweten af, - wat hoort men daar gewoonlijk? Wellicht mijnheer A., die een geestig mensch is, en die zich beleedigd gevoelt, als hij zich den neus snuit, en men niet daarover lacht, - of mijnheer B., die een groot geleerde is, en ons voor domkoppen houdt als wij het niet heel pleizierig vinden naar eene geïmproviseerde dissertatie over de Egyptische mummiën te luisteren, - of mijnheer C., die een staatsman is, neemt het woord, en vergast ons op al de onuitvoerbare plannen, welke hij tot heil van het vaderland ontworpen heeft, - maar welke, “de omstandigheden” beletten, dat hij ooit in praktijk zal brengen! - Of nog erger; daar ontmoet men dien zeer eleganten jongen C., die le don de la conversation heeft, zooals men zegt, - en die den heelen avond door over het

[pagina 127]
[p. 127]

weder en de théaters doorbabbelt en onnoozel is als een kind en kwaadsprekend als, - nu, dat doet er niet toe! - Maar ik houd niet van zulke praatjes en ga mij geduldig vervelen, als ik gevraagd word, want ik ben met weinig tevreden, en wie over alles morren wil, maakt zich zelven en anderen ook het leven onaangenaam! - Maar wilt gij al weggaan? Wacht toch, ten minste, tot die regenbui voorbij is; - het is een beroerd klimaat hier! acht maanden winter en vier maanden koude! - 't Is bespottelijk! En te huis al de kachels met primo Mei afgebroken! Nu voor mijn part; - ik ben met alles tevreden: “Ga uw gang,” zeg ik altijd tegen mijne vrouw; “al wilde ik pruttelen, het zou mij toch niet helpen!” - en zoo zitten wij, avond op avond, tegenover elkaar te rillen, tot ik het niet meer uithouden kan en naar de sociëteit moet vluchten! Enfin, men moet zich in alles schikken! - Kom, blijf nog een oogenblik! Wij zitten hier zoo prettig en gezellig te praten; - ik heb ook den heelen morgen niets te doen, - en weet waarachtig niet hoe ik anders den tijd zal krijgen tot koffiedrinkenstijd! - Gij kunt niet langer blijven? - Nu ga dan maar heen, in vredesnaam; laat mij maar aan mijn lot over; - 't zal wel terechtkomen! - Het doet er ook niet toe! - Bonjour, Smits! - Jan!’ hoor ik hem bulderen, terwijl ik de deur uitga. ‘Jan, is de Nieuwe Rotterdammer nog niet daar? - Nog niet? 't Is een beroerde boel! Geef mij dan maar de courant van gisteren, - 't pruttelen helpt niet, of ik zou de directie een standje daarover maken!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken