Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige

Brief van een slachtoffer der lente.

Mijnheer Smits!

 

Iedereen heeft zijne eigene zienswijze, en de voorstelling van de lente, in uw vorig nommer, zal wellicht eenigen menschen genoegen doen - vooral diegenen, die in staat zijn de mooie gravure boven den Lentezang geplaatst, te waardeeren; - maar anders! Bah! Dat heele ding is onwaar, bespottelijk, en in weerwil van de verzen, ongerijmd!

[pagina 404]
[p. 404]

Daarin wordt toch alles voorgesteld als zich parende, zich verheugende, bloeiende, kiemende en wat niet al meer in de lente; - terwijl, als men de dingen nagaat, zooals ze zijn, en niet zooals ze de dichters voorstellen, juist het tegendeel plaats heeft! Laat ik u dat, in vredesnaam, wat nader uitleggen.

De wereld, zeg ik, is eene woestijn in de lente voor een fatsoenlijk mensch! Wij zijn fijne, zeldzame, kostbare broeikasplanten, en bloeien 's winters in de warme zalen; wij treuren ons dood, of kwijnen, in de barre lentelucht!

Ik vraag u ook, in gemoede, wat zullen, wal kunnen wij in het voorjaar doen?

De dinés zijn voorbij; dus geen digestie-visites meer te maken!

De soirées zijn uit - en wij blijven tehuis!

De balzalen zijn gesloten; - waar zullen wij gelukkige paren zien?

De speelpartijen zijn gedaan; - waar zullen wij ons amuseeren? Iedereen rust uit van de vermakelijkheden van den winter - hoe zou men de kracht nog hebben, zich te verheugen?

En waarop zou men zich verheugen, als ik vragen mag? Binnen in de sociëteit is het stikkend warm; - vóór de deur is het te koud om te zitten, te winderig om te staan; als men den ganschen winter doorgedanst heeft, moet men zijn beenen in de lente niet verder voor den gek houden en ze met wandelen aftobben. Buitendien weet men niet hoe zich in de lente te kleeden. De winterjas is te zwaar; - de voorjaarsmodes zijn te koud voor eenig ander seizoen dan de hondsdagen; - bah! Wat zal men beginnen?

Ik heb gisteren den heelen dag tehuis gezeten! Ik had niet eens den moed mij aan te kleeden; - ik ben zóó maar, in mijne kamerjapon, vóór het vuur blijven zitten! En uit kwaadheid had ik uw laatste nommer er ingeworpen.

Twee geliefden, die elkaar in de lente ontmoeten! Onzin!

Er is zekere jonge dame hier, die ik maar al te gaarne ontmoeten zou! En waar zal ik haar vinden? Aan haar huis kom ik niet; - maar dat was in den gelukkigen, bloeienden wintertijd niet noodig! Neen; we ontmoetten elkaar, zeker tweemaal in de week, op partijen of concerten. Bij de laatste gelegenheid hebben wij - daar hebt gij al het geluk van de lente! - afscheid van elkaar genomen - tot aanstaanden winter! Dat kon niet anders! Ik weet niet, waar ik haar zou kunnen zien, - tenzij bij toeval door mijn lorgnet op straat, - vóór November aanstaande! Want zoodra het wat verder is in het seizoen gaat zij met haar ouders naar buiten; - ik echter blijf hier! Ik kan niet weg; want ik ben ambtenaar, zooals ge weet, bij een onzer ministeries!

Ik kan geen verlof van belang krijgen; - het is een hondenbaantje! Alle dag van de week, van 's morgens tien tot 's namiddags vier uur!

't Is om suf te worden! Zonder eenige rust tusschenbeide, dan

[pagina 405]
[p. 405]

een uurtje, als men op 't bureau komt, om half elf, om de couranten te lezen, - en een half uurtje, - van twaalf tot halftwee, om gauw een kopje koffie in de sociëteit te gaan gebruiken, - en de kans van een zuur gezicht van zoo'n nieuwen chef als men om halfvier optrekt, om een weinigje frissche lucht te scheppen voor tafel! En dat dag op dag - of men moet zich ziek melden, zooals ik gisteren doen moest; - want ik was ziek - landziekig - over onze kostelijke lente!

Ik heb me ook den heelen dag verveeld, - verveeld - op eene wijze, waarop men zich alleen in het voorjaar kan vervelen!

Eerst liet ik de couranten halen van het bureau; - daar was natuurlijk niets in - juist omdat ik tijd had ze op mijn gemak te lezen! Niets dan zoo'n lang gewauwel over iets van de nationale militie en zeesoldaten, of zoo iets, dat niet tot mijne afdeeling behoort, Goddank, en dat ook geen mensch schelen kan, die definitief voor militie en schutterij wegens bijziendheid is afgekeurd!

Dan uittreksels uit de Staats-Courant met berichten over den toestand der rivieren! Alsof mij dat aanging; - hoe de rivieren ook zijn, de posten komen toch nooit bijtijds aan, - en gisteren, toen dat bij ongeluk gebeurde, was er geen brief voor mij; - ik weet ook niet wie mij schrijven zou!

Dan heb ik mijne viool voor den dag gehaald; - dat is, de vioolkast, maar heb ze niet geopend; - waarom zou ik me verder oefenen? - De muziekpartijen zijn gedaan.

Daarop heb ik in 't vuur zitten turen tot de vlammen de tongen tegen me uitstaken en ik allerlei melancholieke idées begon te krijgen, en in slaap viel.

Toen ik later wakker werd, was 't nog erger met me gesteld. Ik stak de lamp vroeg op en zat, zoolang ik kon, over mijn eten; - maar dat hielp niet; - ik werd hoe langer hoe droefgeestiger; - ik had niet eens den moed naar de leesbibliotheek te zenden om een boek; - in 't voorjaar komt een Almanac comique, of zoo iets uit, waarmede een verstandig mensch zich vermaken kan!

Toen ben ik weder in mijn groeten stoel gaan zitten dommelen. De zware lentekost - natuurlijk niets anders dan ingemaakte groenten, die niet meer heel best zijn! - had me bezwaard. - Dat is nog een voordeel van dit jaargetijde! De boontjes bloeien en de kropsla komt op - dat is alles in de poëzie heel mooi, - maar de kropsla komt toch niet op - tafel - en wat de boontjes betreft, - ik, voor mij, zie er het nut niet van in van het bloeien, zoolang men ze niet eten kan. Dan hebt ge de lentebuien! ‘Elke droppel een doperwt!’ Ja wel! over eene maand of wat, wellicht, - als ik de Lente overleef! Daaraan begon ik gisterenavond te twijfelen, toen ik zoo op mijn eentje bleef zitten en geen mensch eens

[pagina 406]
[p. 406]

opliep, om mij een goed woord toe te spreken, of een partijtje écarté te maken, of mij eenige andere redelijke afleiding te bezorgen.

Neen! daar was ik met de heerlijke Lente alleen! De lamp stoomde en verlichtte de kamer maar half; - mijne jas aan den kapstok zag er uit als een opgehangen misdadiger; de bloemen op het behangsel kregen iets spookachtigs; de vuurtang geleek op een skelet; de pendule op den schoorsteen op eene miniatuur graftombe; mijn onschuldige laarzentrekker zelfs scheen mij met een krokodillenmuil aan te gapen!

Eindelijk wierp ik mij uitgeput op het bed; ik sliep onder de galg; ik had wellicht verstandiger gedaan, mij in het begin der schoone lente daaraan op te knoopen; - want hoe ik er doorheen kom, weet ik niet! - Zoo lang ik nog leef, blijf ik echter, waarde heer Smits, geheel de uwe, maar een echt

 

Slachtoffer der lente.

 

P.S. Hetgeen in dat dwaze gedicht, in uw vorig nommer, gezegd wordt van ‘Kievitszoon, kruip uit den dop!’ is bepaaldelijk vies! Het heeft mij den lust voor kievitseieren benomen! Kievitseieren worden niet gelegd om uitgebroeid, maar om gegeten te worden! De dichter was gek!


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken