Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

Mijmering over den winter.

Op gelijke wijze als hij eens vroeger getracht heeft de lente te verheerlijken, wil de oude heer Smits gaarne een enkel woord ter verheerlijking van den winter spreken.

Nu beginnen de menschen en de zon beide laat op te staan en het hemellicht ziet met zeer schuinsche blikken en een beneveld oog op het noordelijk halfrond, die bakermat der beschaving, die het thans zoo bitter koud heeft. De lantarenopstekers op straat en die lichtverspreiders der maatschappij, de verhandelaren, beginnen het heel druk te hebben, en hunne kunstmatige verlichting vergoedt de vroeg invallende duisternis van den hemel ten volle! Nu beschouwt men den harden regen als een zegen, - en de zachte sneeuw als iets heel hards. Vele verstandige dieren beginnen den winterslaap te genieten, en daaronder ook de viervoetige beren, terwijl onmenschelijke menschen van die benaming, hoe langer hoe harder brullen tegen het naderende nieuwe jaar. Nu zijn de wintermodes gekomen en de strooien hoeden der dames zijn tegelijk met de komeet onzichtbaar geworden, terwijl kostbare pelzen, welker prijzen genoeg zijn om den man uit zijn vel te doen springen, ‘onmisbare’ behoeften zijn geworden. Nu is eene satijnen sortie eene heel kleine uitgave, en de bloemen die in de natuur bevriezen, bloeien weelderig in de atmosfeer der danszalen. Nu regent het beleefde uitnoodigingen om voor soepkaartjes, voor de armen, in te teekenen, en het regent ook visitekaartjes in de hoop op dinés van de rijken. Nu begint de arme zijn gebrek te laten zien en de rijke al zijne weelde, en menigeen lijdt gebrek om den ‘schijn,’ terwijl ook menigeen schijnt gebrek te lijden, die het heel goed heeft, maar door het medelijden van anderen op te wekken, het gaarne nog beter zou hebben.

Nu loopen waanzinnige wandelaren rond, en verzekeren met tranen in de oogen (en aan den neus), dat het ‘heerlijk, gezond wandelweder’ is, en meer menschen steken de handen in de zakken om ze warm te houden, dan om eene ruime gift aan den bedelaar te geven. Nu is de roode neus niet meer het bepaalde distinctief van den dronkaard, en een hartelijke handdruk van een vriend is meestal pijnlijker dan het lauwste herkenningsteeken des zomers. Nu kost het eene even groote inspanning van den wil om des morgens uit het warme bed te stappen, als om 's avonds tusschen de witte sneeuw der lakens in te kruipen. Nu begint een handdoek, die te dicht bij het venster gehangen heeft, tot eene breekbare waar te worden, en de geheele wreede natuur krijgt iets hardvochtigs. De slaolie bevriest in de koude provisiekamer en de groenten, - die den heelen zomer ‘zoo ijselijk schaarsch’ waren, zijn nu volstrekt niet meer te krijgen. Het zuurkoolvat wordt geo-

[pagina 156]
[p. 156]

pend en verpest het huis met de nare lucht en andere koolen, die het sop niet waard zijn, worden dagelijks opgedischt. - Alleen de steenkolen, die ‘opgedaan’ worden, maken hierop eene uitzondering. De stokvisch wordt gebeukt en vermengt zijn geuren met die van de zuurkool. Goedkoop opgedane aardappelen blijken (bij nader inzien) heel duur en half verrot te zijn, en worden zuinig gebruikt en bewaard, tot ze alle tegen het voorjaar, de lange gevangenis moede, beginnen ‘uit te loopen.’ De mannen hebben overal gehoord, dat de oesters heel goedkoop en bijzonder lekker zijn, terwijl de vrouwen hetzelfde verzekeren van het varkensvleesch. Nu is het ook een noodlottige tijd voor vette varkens, die hun laatste uren in de bevrozene goten slijten voor de deuren van den slachterswinkel, waar geen straatjongen voorbij kan, zonder het arme dier een borstel uit te plukken, - evenals eene douairière met grijs haar doet. Nu juichen de huismoeders in den naderenden ‘slachttijd,’ en dokters en apothekers hebben een rijken oogst te wachten van bedorvene magen, tengevolge van noodlottige geschenken, in den vorm van ‘schelharsten,’ ‘leverworst,’ ‘balkenbrei,’ en andere zware vergiften.

Nu worden er ‘speelpartijen’ aangelegd, waar men in allen ernst elkander geld afwint en den tijd doodt, en muziekavonden, waarop de harmonie in alles behalve de muziek te zoeken is, terwijl ook praatavonden aangelegd worden, waarop niemand iets te zeggen heeft. Nu wordt Scheveningen nog maar alleen meer bezocht door schelvisschen, en kabeljauwen ondernemen, in pijpenmanden, lange reizen naar het binnenland, omdat ze het in zee te koud hebben en naar een warm bad verlangen, waarbij zij zich echter, evenals soms menschelijke badgasten, deerlijk branden.

Nu beginnen de jagers vervelend te worden, met lange verhalen van al het wild, dat zij vermoord hebben, terwijl zij zorgvuldig zwijgen van de bokken die zij geschoten hebben. Nu ziet men groote ‘Klaasmannen’ in alle koekenbakkerswinkels voor de glazen staan, terwijl menige goede Klaas van een man zijne vrouw naar de modewinkels vergezelt; - nu verheugen zich al de kinderen op den naderenden ‘St. Niklaas,’ en letterbanket verschijnt in vette droomen voor jeugdige verbeeldingen. Nu ziet men 's avonds in huis het keteltje punch in de kamer komen, en de nuffigste dames laten zich een enkelen keer overhalen, om het eventjes te proeven. Nu zijn de wateren al bevrozen, en wijsneuzen voorspellen een harden winter, - die al de meikeverlarven in Gelderland en elders zal dooden, en veel beter voor het land is, dan zulk ‘mistig, somber, ongezond weder,’ - en de veldmuizen protesteeren hiertegen en sterven bij duizenden. Nu ziet men menschen met schaatsen in de hand loopen en met schaatsen aan de voeten op het ijs heenen weervliegen, - en als men zoo iemand in de volle vaart ziet, is men blijde, om zijnentwil, dat de aarde rond is, en hij niet aan

[pagina 157]
[p. 157]

een hoek kan komen en plotseling er over heenschieten. Nu rijdt de een op schaatsen om zijn kunstjes te toonen, en de ander, naar het schijnt, om tot afschrikkend voorbeeld te dienen voor diegenen, die het leeren moeten, daar hij telkens valt, en telkens met een pijnlijk gezicht verzekert, ‘dat hij zich hoegenaamd niet bezeerd heeft.’ Nu klampen zich galante heeren krampachtig vast achter de sleden; waarin gesluierde schoonen, met symbolische boa's om den hals, hen in slangachtige strikken vangen; - nu oogst de baanveger een koperen geldregen, en verstijfde heeren drinken glaasjes jenever met stroop en doen hun best het lekker te vinden. Nu worden de paarden voor de vigilantes op ‘scherp’ gezet, en de voerlieden zelven beginnen op den bok in de felle koude stomp te worden, als de menschen om halftwaalf het rijtuig bestellen en om half één nog niet eens aan de ‘compôte’ begonnen zijn. Nu hebben ook de menschen op een souper ijselijk medelijden met elkaar als zij ‘een heel eind ver’ naar huis moeten rijden, maar denken noch aan het ellendige dier, dat hun rijtuig moet trekken, noch aan het veel ongelukkiger schepsel, dat het dier moet aanzweepen. Nu worden de noten door de kastanjes verdrongen, die in ouderwetsche huishoudingen in verlakte graftombes op tafel komen en altijd vet, of vochtig of gebrand, en nooit smakelijk zijn.

Nu begint men al te twijfelen, of het Budget vóór nieuwjaar aangenomen zal worden, en de stenografen der Tweede Kamer hebben het druk met ‘parlementair nieuws,’ - dat heel oud is. Nu wemelen de dagbladen (als altijd) van drukfouten en hoofdartikels, waarin ze elkander uitschelden, en dat ‘politiseeren’ noemen, - en de heeren in de sociëteit hebben alles al ‘lang voorzien,’ en zitten er uur op uur en verrijken elkaar met hun wijze bevindingen en den kastelein met hun verteringen.

Nu begint men te veronderstellen, dat de rivieren spoedig dicht zullen wezen, - als de wind niet verandert, - en de weerhaan op den toren komt weder in aanzien en - draait toch, als een voorname staatsman, met elken wind, zonder zich om het volk, - dat zoover beneden hem staat, - te bekommeren.

Nu beslaan de brilleglazen van bejaarde heeren als zij uit de buitenlucht in de warme kamer komen, zoodat papa's niet zien kunnen, als jongeheeren het hof maken aan hun dochters en verbaasd staan als het eindelijk ‘zoover’ komt. Nu kleeden de dames zich warm in huis, en zoo dun mogelijk 's avonds als zij uitgaan, en het ‘uitgaan’ is het ideaal van elk jong meisje, dat nog niet gepresenteerd is, - en ook, naar het schijnt, - van mijn kachel, die onder mijn vurig geschrijf verkoeld is, zoodat de inkt in mijne pen en de gedachten in mijn brein tegelijk bevroren zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken