Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene waterachtige mijmering.

Het regent en het waait, - en het waait en het regent, en ik heb het land aan al het water, dat valt, en aan al den wind, die opkomt en mijne stemming wordt somber als de lucht boven mijn hoofd; - mijn brein wordt modderig als de grond onder mijn voeten; - mijne verbeelding is letterlijk uitgeregend en mijne ziel gelijkt op die van de leege flesch, welke voor mij op tafel staat.

Ik ben naar den kelder gegaan, om dat half fleschje ouden Portwijn zelf te halen; - daar was meer water dan wijn in den kelder; - het was komen opborrelen van tusschen de steenen, omdat het er van boven niet in regenen kon! Het opgezwollen lijk van eene muis, die zich uit wanhoop over het weder verdronken had, dreef er in rond; de aardappels in den hoek hadden wanhopige pogingen gedaan om uit te loopen en staken witte noodseinen op en legden de ellendige bollen aan elkaar en vermolmden in vocht en duisternis. Het flikkerende licht, door de keukenmeid gedragen, die mij vergezelde, wierp een spookachtigen schijn op dé vale muren, waarlangs druppels water, als tranen langs bleeke wangen, afsijpelden.

Ik was blijde weder de vochtige bovenwereld te bereiken met mijn buit; maar mijne vreugde was kort! De turven en de houtblokken mokten en smeulden en wilden niet helder branden; - de regen van buiten knetterde tegen de ruiten en belette dat ik iets kon zien dan de vuile goot, die als een woedende bergstroom voortrolde, om zich met den modderigen oceaan van de gracht te vereenigen. Ééne, en slechts ééne, te vroeg uitgekropene vlieg trachtte op eene lamme, vervelende, hopelooze wijze tegen het kille glas op te kruipen, met de vleugels tegen het lijf gekleefd, en wankelende, als dronken van al het koude water in het rond.

Ik ga voor mijne schrijftafel zitten. Ik heb niets te doen. Mijn kantoorwerk was al vóór koffietijd afgeloopen; - ik behoef heden niet, gelukkig, door dit weder naar de beurs te waden; - wacht! daar liggen nog de couranten! Toen ze hedenmorgen kwamen en ik ze lezen wilde, geleken ze op vochtige beddelakens; - ik wierp ze wanhopig weder op de tafel; - ik ben van die kille aanraking dood verkouden geworden! - Nu zijn ze opgedroogd; - ik zal ze lezen!

[pagina 231]
[p. 231]

Bah! de inhoud is even waterachtig als het heelal op dit oogenblik! Overal hoog water! Alsof dat iets nieuws ware! De wind N.O., met regen! De wind Z.W. met regen; de wind - uit alle twee en dertig streken van het kompas waaiende - met regen! O ja! Precies! Als er meer streken aan het kompas waren dan taalfouten in ééne courant, dan zou de wind nog ééne streek meer hebben - om ons steeds regen en regen en regen te brengen! Dat weet ik al, zonder de couranten! En de heeren courantiers hebben ook in andere opzichten meer water in hun inkt gedaan dan anders! O die waterachtige politieke tijdingen! schreit de hemel, wellicht aangedaan door de merkwaardige eenstemmigheid der bewoners van Savoije, dat vette oestertje, dat vanzelf gaapt om opgeslokt te worden door Frankrijk? Kan men iets waterachtigers bedenken dan die vreugdebetooningen te Nizza.... die naam doet me al niezen in mijn verkouden toestand! Of zijn de goden wellicht bedroefd en weenen zij koude tranen, omdat de nieuwe Oostenrijksche leening werkelijk in het water schijnt te zullen vallen? Binnenlandsch nieuws is er niet - natuurlijk! wat zou er zijn? Waterachtige herinneringen aan de doorgraving, - half uitgewischte lijkredenen op verdronken spoorweg-ontwerpen. Nieuwe dito, - die de hoofden niet boven water kunnen houden! Dan weder menschen, die over dijken in het water gerold zijn - en steeds het knetteren van den regen tegen de glazen en wolken, als met inkt gevulde sponzen, die over de zwarte stad uitgeperst worden!

Ik werp de couranten ongeduldig neder! Ik heb de vochtige flesch bij het vuur wat gedroogd; - ik schenk me een vol glas in; - dat zal me goed doen! Dat zal me de twee waterachtige uren verkorten eer we aan tafel gaan! .. Ik kan er niets van proeven! Ik ben zóó verkouden, dat de lekkere oude wijn precies als water smaakt! Het bouquet is letterlijk uitgespoeld. - En de regen knettert tegen de glazen, onophoudelijk als de twisten der theologanten, en bijna zoo vervelend, en ik drink een tweede glas van het gekleurde vocht, dat ik me verbeeldde oude Port te zijn, - en ik grijp eene sigaar uit de kist, en wandel met lange ongeduldige schreden door de kamer. - Men kan toch niet den heelen dag stilzitten!

Ik moet ook opstaan om mijne sigaar op te steken, want natuurlijk zijn de lucifers heel aan het andere einde van de kamer geraakt, alleen om m ij te ergeren! Het spreekt ook vanzelf dat ze vochtig zijn en niet willen ‘aangaan’, en in plaats van te knetteren als ik ze tegen het doosje strijk, laten ze dat over aan den onverbiddelijken regen, - neen! nu is het hagel voor de variatie! - en de weeke roode koppen laten vuile, bloedachtige striemen na op het kille marmeren doosje en eene phosphoruslucht om er van te stikken stijgt in mijn neusgaten en kleeft aan mijn vingers - bah!

[pagina 232]
[p. 232]

Als nu eindelijk de sigaar brandt, - wat heb ik er aan? vraag ik. Ik kon juist zoo goed een stuk vochtig brandend stroo in den mond nemen, als de anders zoo geurige regalia! De wolken, die ik uitblaas, stijgen ook niet blauw kronkelend en luchtig omhoog, - maar drijven zwaar en traag, hare meerderen aan den hemel naäpende, laag in de kamer rond; - ze zijn ook in staat om te gaan regenen! Het zou me niets verwonderen als ze mijn wijnglas gingen vol regenen! Ik zal het maar weder gauw uitdrinken! Vocht van buiten, vocht van binnen! Homoeöpathisch genezen! Ik begin wanhopig grappig en rillerig te worden!

Daar staan mijn wandellaarzen in den hoek van de kamer. Ze zijn ingedommeld naast hun mededingers, de brutaal blinkende - lijkachtig om aan te raken, zoo echt Amerikaansche overschoenen!

Ze tarten me uit. De waterachtige zon steekt eventjes een beneveld, rond, dronken mansgezicht tusschen de wolken door en vleit de arme vlieg tegen het glas met de hoop op een lang leven; - - ik heb vergeten naar het vuur te zien en het is natuurlijk uitgedoofd; - de schoorsteenen kunnen in al die vochtigheid niet trekken! Kom! ik zal me vermannen! Als de zon wezenlijk schijnt, is ze warm! En als ik uit den wind blijf en tusschen de buien door, het waarneem, kan ik nog eene wandeling doen vóór tafel. Ik wapen me behoorlijk voor den tocht met den meesten spoed! Nog één glaasje, eer ik in de vochtige lucht ga! Al proef ik er niets van, het verwarmt toch! - Ja! En nu is er nog slechts een half glaasje in het fleschje over; - het is niet de moeite waard het te laten staan; ik steek nog eene sigaar op en ga er op uit. Het is toch om kwaad te worden! - Zoodra ik den neus buiten de deur steek, kruipt de zon weder achter de wolken! Maar ik laat me nu niet afschrikken! Voorwaarts!

Zijn er plassen op straat? Neen! de heele straat, de heele stad, het heele land, is ééne groote plas! Hier en daar steekt er een eilandje van een straatsteen, met eene gladde, natte oppervlakte omhoog en is blootgesteld aan het vuur van de hagelsteenen, die opnieuw beginnen te vallen. Menschen sluipen als misdadigers rond, met onhoorbaren tred, den voet in gutta-percha gehuld, den hoed in de oogen, met neergeslagen blikken tevergeefs, als zoo vele vochtige duiven in den zondvloed, eene droge plek zoekende, om den voet te zetten. Eer ik den tijd heb mijne parapluie op te zetten, regent mijne sigaar uit, ontglijdt mijn lippen en wordt voortgesleept als een boomstam over een waterval, - en ik ben er blijde om; - ik had er toch geen genot van! Voorwaarts maar! Ik laat me nu niet afschrikken! Ik waad verder en verder. Het binnenste van de winkels is onzichtbaar door de natte glazen; een mensch aan den overkant van de straat is onzichtbaar door den regen; schimmen van vleermuisachtige parapluies bonzen tegen elkaar op de verdronkene ‘kleine steentjes’; druipende vi-

[pagina 233]
[p. 233]

gilantes, met doorweekte voerlieden en paarden, die blinkend gepolijst zijn door den regen, bespatten mijn lichaam; de schoenpoetsers zijn verdwenen van de hoeken der straten, - waarschijnlijk verdronken, - en terwijl ik naar hun lijken rondkijk, slaat een waterval van het dak van het hoekhuis een harden roffel op mijn parapluie en jaagt me verder. Verder, met het hoofd naar beneden en de parapluie vooruit; - het doet er niet toe waarheen! Ik loop door, zonder op te kijken, en ben onder de poort eer ik het weet en de verraderlijke zon lokt me uit om ‘eventjes’ buiten te gaan! Daar is het volstrekt niet smeriger, - dat zou trouwens onmogelijk zijn, - dan in de stad, - en de frissche lucht, - ja, als die niet zoo koud was, zou waarlijk verkwikkelijk zijn! Wat dansen de snel vallende druppels vroolijk in de sloot naast den weg, waar de kikkers, gelijk men zegt, onder water blijven, ten einde niet nat te worden!

 
‘Een droge Maart, een natte April,
 
Dan doet de boer wat hij wil.’

zegt de Almanak, en ik doe mijn best mij voor den boer te verheugen, en kijk naar die belangwekkende wezens rond in de moestuinen waardoor ik omringd ben. Daar staat hij met krommen rug gaten in het water te boren, om waterachtige aardappelen in koude baden te dompelen en ze met modder toe te stoppen, in den waan dat ze groeien zullen! Dáár spit hij vloeibare modder om en troost zich dat met elke druppel regen een doperwt valt! De hemel beware ons daarvoor! Er zouden niets dan doperwten in het heelal zijn! Elders zakt hij met zijn kruiwagen tot onder de armen in de modder, die hij bezig is te mesten, - en nu wordt hij, ter afwisseling, in plaats van met regen en hagel, met fijne sneeuwvlokken besuikerd en smelt in elkaar met de sombere, fijn gepoederde voorwerpen in het rond, en wordt onzichtbaar, - en het regent niet meer, maar het giet letterlijk, en ik vlucht weder huiswaarts zoo hard ik maar kan, met de mouwen van mijne jas als goed gevulde gieters stroomende en een waterstraal schuins van mijn neus vallende op mijn borst en kom eindelijk doorweekt te huis aan, waar mijne vrouw, - hemel en aarde, het is om dol te worden! - mij met ‘het eerste waterzootje van dit jaar’ wacht, - en aan tafel mij aanraadt, daar ik zoo erg verkouden ben, dat ik heel vroeg een voetbad zou gebruiken en naar bed gaan! Kon ik maar slapen tot alles opgedroogd was; - maar het zal me niet verwonderen als ik morgen vroeg wakker word en ondervind dat ik 's nachts in mijn bed verdronken ben!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken