Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
Afbeelding van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.40 MB)

Scans (38.67 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

H. Kern

H. Terpstra



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

(1956)–Jan Huyghen van Linschoten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat 45. capittel.
Van allerley ghedierten, vee ende voghelen van Indien.

Men vint duer geheel Indien veel vee, als ossen, koyen, schapen, verckens, geyten, bocken en diergelijcke, en seer goet coop, in grooter menighten, doch het vleijsch enGa naar margenoot+ heeft so goeden smaeck niet als in Europa, welcke comt deur die hette van't lant, waer van 't niet seer geestimeert enwert. Men mach binnen Goa de beste koe coopen om vijf ende ses pardauwen; ossen worden weynigh geslagenGa naar voetnoot1) om te eeten, diemen meest hout om't lant met te bouwen; alle ander dingen als verckens,Ga naar margenoot+ schapen en geyten naer advenant. Het schapen-vleijs wort luttel geacht, en niet seer ghebruyct om t'eeten, want wort die crancken Ga naar margenoot+verboden, ende het vercken-vleijs ‖ is nae advenant beter ende gesonder, 'twelckmen eer sal toelaten de siecken t'eeten als schapen-vleijs. Men vinter oock schapen van vijf quartieren, want de steert is soo groot en heeft soo veel vleijsch als een van d'ander quartieren. Daer zijn grousaem veel buffels, doch worden weynichGa naar margenoot+ gedoot om te eeten, oft ten is voort arm volck; dan de melc is seer goet en wort veel vercoft en gegeten. Men siet eenen gehee-

[pagina 52]
[p. 52]

len dach de stadt vol slavinnen ende Canarijns lopen met melc van buffelen, geyten ende ooc excellenten room ende versche ongesoutenGa naar margenoot+ botter, maer kompt in kleyne stuckskens te koop. MakenGa naar margenoot+ oock sommige kleyne witte keeskens, maer zijn seer sout ende drooch.

Wilde verckens, sommighe hasen, konynenGa naar voetnoot1), herten en hinnenGa naar voetnoot2) wordender oock gevonden, maer niet veel. Hoenderen, kapuynen, velt-hoenderen, duyven zijnder wonder veel en goeden coop. In't eylandt van Goa ende rontsom zijn veel mussen ende sommighe ander vincken, doch weynich en niet besonders; maer in Cochijn ende de custe van Malabaren zijn gants gheen mussenGa naar voetnoot3) noch diergelijcke kleyne vogeltgiens, noch vincken. Ga naar margenoot+Daer zijn in Indien wonder veel vleermuysen, en sommighe soo groot, dat het ongelooflijck te vertellen is. Doen groote schade inde boomen, fruyten ende kruyderen, soo dat die Canarijns moegten des snachts volck inde boomen doen waken, en noch konnen zyder haer qualijck uyt weeren. Die Indianen etense en seggen, dat het so goeden cost is als patrysen.

Daer zijn uyter maten veel swarte crayen, dat het een wonder Ga naar margenoot+is, en doen groote schade, en zijn so stout, datse dickwils comen vliegen deur de vensters ende halent eten uyt die schotelen, die opt tafel staen, daer't volck by sitten. 'Tis my selfs gebeurt, dat ic sat en schreef boven in huijs op een camerken met open vensters, en dat die crayen quamen en namen die boomwol uyt den int-pot, en beslabden alle die pampieren, die op tafel laghen, sonder Ga naar margenoot+dat ick het konste belettenGa naar voetnoot4). Sy sitten ghemeenelijck op de buffels en picken haer alle het hayr uyt, soo datmen uyt die oorsake weynich buffels met haer vindt; ende om haer daer van te bevryen so loopense gemeenlijck inde mo‖rassen ende modderachtighen plaetsen tot den hals toe, want anders en kunnense haerGa naar margenoot+ niet beweeren.

Ga naar margenoot+Daer zijn oock groote menichte van rattenGa naar voetnoot5), en sommige so

[pagina 53]
[p. 53]

groot als jonge braetverckskens, soo datter geen catten en derven tegen aen komen; graven die huysen dickwils om, want ondergrauen die mueren ende 'tfondament deur ende weer deur, soo datse de huysen daer met doen vallen ende bederven. Daer isGa naar margenoot+ noch een ander soorte van ratten, die zijn cleijn ende rosachtigh van hayr; dese noemptmen welrieckende rattenGa naar voetnoot1), want hebben eenen rueck ofse vol mosseliaet staken.Ga naar margenoot+

Die mieren zijnder soo veel door gheheel Indien en so schadeloosGa naar voetnoot2), dat het schijnt onghelooffelijck te wesen voor die't niet gesien en heeft, want men en mach geen dinck, wat het oock sy van eetbare spysen en vette waren, ja oock kleeren ende lywaet bewaren, ofte 'tis terstont vol duysenden, dattet crielt; hebben in een ogenblick een gheheel broot uyt gheholt, waer om is deur gheheel Indien het gebruyck, alle tresooren en kisten, daermen die eetbare spysen ofte eenige andere vette waren ende oock cleeren en lywaet in bewaert, te maken met vier voeten ofte pylaren, enGa naar margenoot+ daer onder elcken voet ofte stijl eenen steenen ofte houten back vol waters, ende setten die tresooren of kisten, datse nieuwers aen en roeren en vande muere afstaen, want anders waert al verlooren en gants bedorven, watter in is vande mieren, en soomen een pater-noster vergheet, inde voeten water te gieten, alst verdroocht is, soo komender in een ommesien so veel mieren in, dattet over al vol crielt, soo dat het schijnt een maledixie ofte plaech te wesenGa naar voetnoot3). Daer zijnder oock veel, die de selfde waterbacken gebruycken onder die voeten vande betsteden om daer niet af ghequeltGa naar margenoot+ te wesen int slapen, oock onder die tafels. Somender eenige canary vogeltgiens ofte diergelijcke vincken (dieder altemet uytGa naar margenoot+ Portugael ofte uyt Persien ende Turckyen gebracht worden om voor een playsier te hebben) begheert te bewaren om levent te blyven, soo moeten die staen op eenen stock ofte knaep, daer toe ghemaeckt, met eenen back vol waters onder de voet; sonder dat ist terstont vande mieren doot ghebeten, ja al hanghtet inde lucht, zy wetender by te comen, alsser maer een coordeken aen en is. Die soldaten ende arm volck, die so geen macht hebben om tresooren met backen te coopen, doen't broot ofte eten, ‖ datGa naar margenoot+ Ga naar margenoot+haer over schiet (dat weynich ofte seer selden ghebuert) in eenen

[pagina 54]
[p. 54]

doeck gheknoopt ende hangent aen eenen naghel aende muerGa naar voetnoot1), ende maeckender een circul oft ringhe om van houtcool, so en konnender die mieren niet over noch by komen. Daer is een ander Ga naar margenoot+soorte van mieren, die zijn by naer een vinger langh en rootachtigh van coleur; dese loopen int velt en doen groote schade aen alle kruyderen, planten ende fruyten. Die motten ende wormen, die Ga naar margenoot+de kleederen duer booren en bederven, zijnder wonder veel, waerom men daer gheen kleeren noch lywaet hebben mach, dan alsmen daghelijcks van doen heeft ende aen't lijf draecht, want Ga naar margenoot+anders is terstont deurbeten ende bedorven. Men kan qualijcken eenighe pampieren ofte boecken bewaren vande wormen; zijn gelijck oorwormenGa naar voetnoot2), soo datse dickwils menighe pampieren ende hanteyckenen van importantien bederven ende vernielen. Men heefter seer veel want-luysen. Daer is noch een soorte van gedierten, die vlieghen, zijn wel tweemaels grooter als honichbyen, wordenGa naar margenoot+ ghenaempt barattasGa naar voetnoot3); dese doen oock wonder veel quaets en sitten gemeenlijck inde suijcker, honich, botter, olye en alle vette waren ende soeticheydt; komen oock veel inde kisten onder die cleeren ende lywaet, welcke sy bederven ende beplackenGa naar voetnoot4); zijn in grooter menichten en seer schadeloos; men en kan geen dinck so vast toe doen oft zy komender in en becladden al waerse by komen, want besmettent over al met haer eyeren, die aen-kleven ghelijck als syroop, so datmense wel mogen rekenen gelijck die mieren als een plaech.

Ga naar margenoot+Binnen in't lant zijn oock tygren, maer andere wrede beesten als leeuwen, beeren en diergelijcken gants gheen; maer van fenynighe beesten als slanghen, ackdissenGa naar voetnoot5) ende dierghelijcken soorten zijnder wonder veel, want die ackdissen klimmen inde huysen over al by de mueren op, en vallen dickwils 'tvolck, die op de bedden ligghen en slapen, op't lijf, waerom veel al die de macht hebben pavellionen gebruycken om over die bedden te hangen. Die ‖ Ga naar margenoot+camellionen, diemen seijt van de wint ende lucht te leven, zijnderGa naar margenoot+ oock seer veel, maer en doen gants gheen quaet.

[pagina 55]
[p. 55]
Annotatio D. Palud.
Chameleon, seyt Plinius, is als eenen kleynen leeu, van groote ghelijck een egedisse; zijn lengte van hooft af tot de steerts beginsel is seven oft acht dwers vingheren, de hooghte des lichaems bycans vijf vingeren, die lengte der beenen voor haer selven vierde-halve vingher, gants rou, vol knoopkens, met een scherpe ruggraet; hare verwe veranderen zy nae die gestaltenisse der saken, die omtrent haer zijn; die meestendeel zijn bleeck ofte swartachtigh, ende hebben een dun ende doorschynende huyt, welcke lichtelicken in alle verwen verandert, uytghenomen root. Die oogen keert ende draeijt het met Ga naar margenoot+groote beweeghnisse hier ende daer op alle zyden, sonder oogenleden. Onder allen gedierten gebruyckt dit alleen gheen spijse ofte dranckGa naar voetnoot1), dan erhoutGa naar voetnoot2) hem door die lucht ende daw, &c.

Daer zijn wonder veel meer-katten, die groote schade doen indeGa naar margenoot+ palmboomen, daer die Indiaensche noten ofte cocus aen wassen. In dese boomen loopen gemeenelijck beestgiens, diemen heet bichos depalmeyrasGa naar voetnoot3), dat is palm boom beestgiens, zijn bynaest gelijck de beestgiens ofte fretten, daermen die konynen met uyt die holen jaecht en vanght. Hebben een steert als een eenkhoorntgien, en fray graeu gesprenckelt hayr. Zijn seer lieffelijck te hebben voor een playsier ende tijt verdrijf. Papegayen zijnder wonder veel ende vlieghender by menighten int wilde. Daer komen in Indien vande eylanden van Molucas over Malacca een soorte van voghels,Ga naar margenoot+ ghenaempt noyrasGa naar voetnoot4); zijn ghelijck papegayen, maer hebben veel roode pluymen; spreecken oock ghelijck papegayen. Gelden in Indien wel 20. oft 30. pardauwen; zijn seer schoon t'aensien en clappen seer soet, kraeuwen ofte troetelen die luyden met haer tonghe op't hooft ende baert, ende reynigen dat op de gront, desghelijcks die ooren ende tanden; in somma zijn seer lieffelijck om in huijs te hebben, want gaen in schoonicheyt ende koleur van veeren alle ander voghelen ende papegayen te boven. Men en Ga naar margenoot+heeftse noijt in Portugael konnen brengen le‖vent, hoewel daer veel om gedaen is om de coningen van Portugael tot een present te brenghen, diese grootelijcks begeerden; maer sterven al op de

[pagina 56]
[p. 56]

wegh, want zijn seer delicaet en willen seer nau waer ghenomen en ghehaventGa naar voetnoot1) wesen.

margenoot+
Waerom het vleesch in Indien sulcken smaeck niet en heeft als hier te landes.
voetnoot1)
geslacht.
margenoot+
Een koe cooptmen om vijf ofte ses pardauwen.
margenoot+
<197>
margenoot+
Schapen van vijf quartieren.
margenoot+
[67a]
margenoot+
Veel ghedierten ende voghelen in Indien gelijck hier te lande.
voetnoot1)
Konijnen worden in Voor-Indië niet aangetroffen.
voetnoot2)
Een ook in 't Middelnederlandsch voorkomende vorm van ‘hinde’, welke opmerkelijk genoeg aan Kiliaan onbekend was.
voetnoot3)
Musschen waren oudtijds in Indië onbekend. Ze moeten te Goa, gelijk ook in den Indischen Archipel, uit Europa zijn ingevoerd. Ook vinken zijn ingevoerd, zooals eenige regels verder blijkt.
margenoot+
Wonderlijcke groote vleermuysen in Indien, diese vanghen ende eten.
margenoot+
Veel craeyen, die soo stout zijn, datse het eten vande tafel nemen, daer de luyden by sitten.
margenoot+
De craeyen sitten op de buffels ende picken haer hayr uyt.
voetnoot4)
De onbeschaamdheid der kraaien is spreekwoordelijk reeds bij de oude Indiërs.
margenoot+
<198>
margenoot+
Ratten soo groot als ionge braet verckenen.
voetnoot5)
De ratten welke de Engelschen Bandicoot noemen, van Telugu pandi-kokku, eig. ‘varken-rat’. Vgl. Hobson-Jobson, s.v. Bandicoot.
margenoot+
Graven de huysen, datse om vallen.
voetnoot1)
De zgn. muskusrat (sorex caerulescens). De Sanskritnaam is cchuchchhundara, cchuchchhundarï, enz.
margenoot+
Mosseliaet ratten cleijn en ros van hayr.
voetnoot2)
schadelijk.
margenoot+
Wonderlijcke veel mieren in Indien, die groote schade doen.
voetnoot3)
Dit alles is ook toepasselijk op de mierenplaag in Indonesië.
margenoot+
[67b]
margenoot+
Hoemen de voghelkens voor de mieren bewaert.
margenoot+
Manier, hoe de arme luy haer eten voor de mieren bewaren.
margenoot+
<199>
voetnoot1)
Geheel de Indische manier van oudsher. Zulk een nagel heet in 't Skr. ‘nāgadanta’, eig. olifantstand.
margenoot+
Mieren, een vingher langh, rootachtich van coleur.
margenoot+
Veel motten in Indien.
margenoot+
Oock wormen ende wantluysen.
voetnoot2)
De zgn. ‘silver-fish’ der Engelschen (Lepisma niger of L. niveo-fasciata).
margenoot+
Schadelijcke dierkens, barattes ghenaemt, tweemael so groot als een bye.
voetnoot3)
‘Barata’, Port. benaming der kakkerlakken, van Lat. ‘blatta’. Een andere bij Port. schrijvers voorkomende vorm is ‘cacalaca’, van waar ons kakkerlak; Spaansch ‘cacaracha’; zie Hobson-Jobson, s.v. Cockroach. Een van de Skr. benamingen is ‘tailapāyikā’, eig. oliedrinkster.
voetnoot4)
Versta: bevlekken.
margenoot+
Tygren, slanghen, ackdissen ende andere fenynighe dieren quellen de Indianen seer.
voetnoot5)
Hiermee zijn de z.g. huishagedissen bedoeld, zoals blijkt uit wat Linschoten vertelt.
margenoot+
Veel chameleons in Indien.
margenoot+
<200>
margenoot+
[68a]
voetnoot1)
Dit was een algemeene meening bij de Ouden; zie o.a. Plinius (Hist. Nat. VIII, Cap. 51).
voetnoot2)
Dit ongewone woord voor ‘onderhouden’ (vgl. Hoogd. erhalten) was Kiliaan onbekend.
margenoot+
Meerkatten, die veel schade doen in palmboomen.
voetnoot3)
Het dier dat de Franschen te Pondichery ‘rat palmier’ (Sciurus palmarum) noemen. Vermoedelijk is dit het dier dat in 't Pāli en Buddhistisch Skr. ‘kalanda, kalandaka’ heet, en vertolkt wordt met ‘eekhoorntje’.
margenoot+
Papegayen met hoopen. Noyras seer schoone ghemeensame voghelen.
voetnoot4)
Mal. nuri, Jav. nori en luri. Van dit laatste het bij ons meer gebruikelijke Lori.
margenoot+
<201>
voetnoot1)
D.i. verzorgd, opgepast.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592 (5 delen)

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592


auteurs

  • H. Kern

  • H. Terpstra


landen

  • over Portugal

  • over Indonesië

  • over China

  • over Egypte

  • over India