Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
Afbeelding van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.40 MB)

Scans (38.67 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

H. Kern

H. Terpstra



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

(1956)–Jan Huyghen van Linschoten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Ga naar margenoot+Dat 54. capittel.
Van ander fruyten in Indien.

Daer is een fruijt genaemt iangomasGa naar voetnoot1), welcke wassen aenGa naar margenoot+ boomen ghelijck kersse-boomen; zijn van die groote ghelijck kleyne ende ronde pruymen, van coluer doncker root, maer en hebben van binnen geenen steen, dan sommige cleyne keerelgiens; zijn van smaec by naest ghelijck pruymen; zijnder seer veel, maer weynigh geacht.

Annotatio D. Palud.
Het fruijt iangomas wast aen boomen, onse pruijm-boomen in grootte ende fatsoen niet ongelijck, als ooc in bladeren ende witte bloemen, alleen dat dese boomen vol doornen zijn. Wassen veel in't wilde van haer selven, ende ooc in hoven van Bacaim, Chaul ende BalequalaGa naar voetnoot2). Die vruchten zijn ghelijck sorben, ront ende cleijn; zijn t'samen treckende, gelijck steen ofte onrype pruymen, ende hebben van binnen geen steenen, maer sommige cleyne saeykensGa naar voetnoot3), eerst uyt comende, ghelijcken die pistachen. Die vruchten al rijp wesende, moeten eerstelicken met die vingheren ghedruckt ende verweeckt zijn, al eer men die eeten mach, en verliesen ooc hier door hare adstrictie niet, daeromme zy gheacht worden goet te zijn, als men stoppen wil, hoe wel weynigh van die Indianen gheacht worden.
Men wil seggen, dat dese vrucht, van een sekere voghel ghegheten wesende, ende weder afgaende, gesaeyt met des voghels mest, eer wasse ende vruchtbaer worde.

Daer is een ander fruijt, ghenaemt carambolasGa naar voetnoot4), is acht-cantigh,Ga naar margenoot+ vande groote van eenen cleynen appel, suerachtigh in 't eeten als onrype pruymen; worden meest ghebruijckt om concerven af te maken.

Annotatio D. Palud.
Die vrucht, welcke die Malabaren ende Portugesen carambolas heeten, wort ghenoemt in Decan camarixGa naar voetnoot5), in Canar camarix ende
[pagina 80]
[p. 80]
carabeli, in Malayo bolunbaGa naar voetnoot1) ende van die Persianen chamaroch. Wast op ‖ boomen gelijck queappel-boomen; die bladeren wat grooterGa naar margenoot+ ende langer hebbende als onse appel-boomen; seer groen ende bitter van smaeck, met cleyne bloemkens, uyt vijf bladerkens bestaende, uyt den witten roodtachtigh, van gheen sonderlinghe ruecke, maerGa naar margenoot+ lieflijcken om 't aenschouwen, ende van smaeck ghelijck zurckelGa naar voetnoot2). Die vrucht is gelijck een groote hondts-beyGa naar voetnoot3) langhachtigh, geel ende ghelijck in 4. deelen verscheyden, die groefkens wat diep ingaende ende die vruchten vercierende, in 't midden hebbende eenighe cleyne saykens, die om der suerigheyts wille lieffelick zijn om te eeten. Dese vrucht wordt in suyker gheconfytet ende vele in die medicynen ende in spyse ghebruijckt. Die rype worden ghegheven in heete cortsen, in de plaetse daer wy hier gebruijcken syroop van azijn. Die Canarijns ghebruijcken het sop met andere medecynen, daer wassende, vermengt, om colueren daer af te maken, plecken van die ooghen daer mede af te doen. Costa schrijft, dat hy een vroevrouwe in Indien ghekent heeft, welcke dese vrucht, ghedrooght ende ghestooten tot een poyer, met bladeren van betele ghebruijct om den volgerGa naar voetnoot4) ende doode vrucht af te dryven. Dese vruchten worden oock in peeckel ghemaeckt, om datse aenghenaem van smaeck zijn en lust tot eeten verwecken.

Ga naar margenoot+Daer zijn noch ander fruyten, als brindoijns, durindoisGa naar voetnoot5), iamboloens, mangestainsGa naar voetnoot6) ende ander dierghelijcke fruyten, maer om datse van weynighe estimatie zijn, so en dunckt my niet noodigh, daer van in 't besonders te schryven, dan van dese twee.

Annotatio D. Palud.
BrindoinsGa naar voetnoot7).
Het worden oock in Oost Indien ghevonden vruchten, gheheeten brindoins, die uytwendigh een weynigh root ende inwendig bloet root zijn, seer suer van smaeck. Daer wordender oock ghevonden, die uytwendigh swartachtigh zijn, 'twelck comt door die rijpheyt, en zijn oock niet so suer ghelijck die eerste, hoe wel even root van binnen.
Vele Indianen smaeckt dese vrucht wel, dan is om die surigheyt niet also aengenaem. Dese ghebruijcken de verwers. De basten deser vruchten worden bewaert en over zee ghevoert om azijn daer af te maken, 'twelcke oock sommige Portugesen ghedaen hebben.
[pagina 81]
[p. 81]
Annotatio D. Palud.
Vande vruchten, gheheeten iambolijnsGa naar voetnoot1).
De boomen, die dese vruchten voorts brenghen, hebben een schorse ghelijck lentinscusGa naar voetnoot2), vande ghedaente ghelijck een mirthus, maer van bladeren ghelijck arbutus. Wast van selfs in't wilde velt. Die Ga naar margenoot+vruchten ‖ zijn ghelijck groote rype olyven van Cordoua, seer treckbeckende ende die keel t'samen halende. Dese vruchten worden weynigh ghenuttight vande medecijns, dan worden wel in pekel gheconfytet, ende met ghesoden rijs ghegheeten, want zy maken lust tot spyse, maer dese vrucht, ghelijck oock iaka, worden vande Indianen niet gherekent onder die ghesonde vruchten.

Daer is ooc een fruijt gecomen uyt Spaensch Indien, gebracht Ga naar margenoot+over die Philippinas ofte Lusons nae Malacca, en van daer naGa naar margenoot+ Indien; is ghenaempt papaiosGa naar voetnoot3). Heeft by naest het fatsoen van een meloen, vande groote van een vuijst, ende en wil niet wassen dan twee boomen by malkanderen, te weten manneken en wijfken,Ga naar margenoot+ ende het manneken vande boomen en gheeft gheen vrucht, dan alleenlijck het wrjfken; ende als zy van malkanderen ghescheyden zijn, so en heeftmen daer geen vruchten met allen af. Is eenen boom van een mans lenghte hoogh, met groote bladen. Dit fruijt worde in't eerste veel geestimeert om die vreemdigheyt, maer en makender althans geen werck af. Men heeft ooc in Indien sommige vijghboomen van Portugael, doch en gheven sonderlinghenGa naar margenoot+ gheen vruchten, die tot volcomenheyt comen. Oraengieappelen, limoenen, lymenGa naar voetnoot4), cidroenen en cydrenGa naar voetnoot5) en diergelijcke fruyten zijnder duer geheel Indien met groote menichten, ende gaen in goetheyt ende smaeck die van Spaengien verre te boven. Die druyven en zijnder sonderlinghen niet, dan aen sommighe huysen, ghelijck in Nederlandt; niet jeghenstaende tegen Kersmis ende die vasten so comender in Goa druyven van't vasteGa naar margenoot+ landt ende van Ballagatte; worden ghebracht vande Decanijns ende ander Indianen, dan en zijn so goet niet als in Spaengien zijn, ooc weynigh en dier naervenant de goede coop van alle d'ander fruyten. Men vindt ooc in Indien veel meloenen, maer enGa naar margenoot+

[pagina 82]
[p. 82]

zijn soo goet niet als in Spaengien, want men eetse ghemeenlijck Ga naar margenoot+met suyker, wilmender eenighe soetigheyt af hebben; maer daer is een ander soorte ghelijck meloenen, diemen heet patecasGa naar voetnoot1) oft angurienGa naar voetnoot2) ofte meloen van Indien; zijn doncker groen van buyten, ende wit van binnen, met ‖ swarte kereltgiens; zijn seer waterachtigh,Ga naar margenoot+ doch hart in 't byten, ende so voechtigh, datmen in 't eeten de mont terstont vol waters krijght, ende is seer soet; zijn uytermaten coel ende ververschen seer, waerom veel gegeten worden nae den noen om te vercoelen.

Ga naar margenoot+Comcommeren, radysen zijnder veel in grooter menighten, ende koolen, maer soo goet niet als in Europa, want die kool en comt nimmermeer in volcomen wasdom en toeghesloten, maer alleenlijck die bladeren open. Men heefter ooc sommigh salaet, maer weynigh. Allerhande kruyderen, te weten daermen hier te lande groen warmoes af maeckt, en isser sonderlinghen niet, oock seer weynighe welrieckende kruyderen ende bloemen, ghelijck als Ga naar margenoot+roosen, lelien, rosemareijn en dierghelijcke soorten van bloemen en planten en zijnder geen, doch hebbender sommighe roosen ende roosemarijn, maer van weynigh rueck. Die velden en hebben gants gheen bloemen altoos, dan anders niet als louter gras, te weten inden winter, alst reghent; want des somers ist al afgebrant vande hitte vande son. Daer zijn alleenelick sommige bloesemen Ga naar margenoot+van boomen, diese het gheheele jaer duer hebben, met naeme fulleGa naar voetnoot3); dese ruecken seer wel, ende die vrouwen smytense ghemeenlijck onder het lywaet ende kleeren om goeden rueck te gheven; makender oock snoeren af ende draghense om den hals, ende stroyense inde bedden, want zijn uytermaten vriendinnen van welrieckende dinghen. Ander soorten van welrieckende bloemen ende kruyderen, diemen in Europa in duysent soorten ende manieren vint, en zijn in Indien sonderlinghen gants gheen, ende maeckt haer dickwijls begheerigh ende oock verwondert, alsmenGa naar margenoot+

[pagina 83]
[p. 83]

haer vertelt vande welrieckende kruyden ende bloemen van dese landen.

By dese naervolgende conterfeytsels machmen sien het fatsoen ende ghelijckenisse van die vruchten, te weten van iaacka, annanas, mangas, cagius, iambos, welcke zijn die vijf principaelste ende geachtste fruyten van Indien, want d'ander zijn van kleijnder estimatie; desghelijcks de gember, ghelijck als zy wast, waer van wy op een ander plaets sullen mentie maken onder die speceryen ende drooghe warenGa naar voetnoot1) van Indien, alle die welcke zijn nae 'tleven uytgheworpenGa naar voetnoot2), hoe wel dat die bladeren niet effen ghelijck en zijn met die aderen ende venen gheproportioneert, ghelijck die inder daet zijn ende vande medecynen ende herbaristenGa naar margenoot+ ghedaen worden, maer ‖ hebbe alleenlijck willen bethoonen die figueren ende wasdom van fruyten, gelijck ick die ghesien ende ghenuttight hebbe.

margenoot+
<222>
voetnoot1)
Dit is de vrucht van de Flacourtia cataphracta (Roxb. Flacourtia Jangomas, Miq.). Zie aanteekening op Orta, II, p. 27.
margenoot+
Iangomas zijn vande groote van pruymen, root, sonder steen.
voetnoot2)
D.i. Bassein, Chaul en Batecala (zooals Orta, II, p. 26 heeft).
voetnoot3)
zaadjes.
voetnoot4)
Over deze vrucht, Averrhoa Carambola, handelt Orta I, 161. Volgens Molesworth heet ze in 't Mahratsch ‘karambal’. Vgl. Hobson-Jobson, s.v. Carambola.
margenoot+
Carambolas zijn acht cantigh, so groot als een cleynen appel.
voetnoot5)
Dekkhansch Hindī ‘Kamrak’; in Sanskrit-geschriften komen voor de vormen ‘karmara, karmaraka, karmāra, karmāraka, karmaraṅga’. Het ‘Camarix’ van den tekst komt overeen met ‘Camariz’ bij Orta t.a.p. ‘Bolunba’ is blijkbaar een schrijffout voor Orta's ‘Balimba’.
voetnoot1)
Maleisch en Javaansch ‘balimbing’, Niasch ‘malimbi’, Bataksch ‘balingbing’, waaraan ontleend zijn Tam. ‘pilimbi’ en ‘Malay. ‘vilimbi’.
margenoot+
<223>
margenoot+
[76b]
voetnoot2)
Volgens Kiliaan: oxalis; dus een soort zuring.
voetnoot3)
Vermoedelijk is hiermede bedoeld de wilde kornoelje.
voetnoot4)
nageboorte.
margenoot+
Brindoijns, durindoys. Iamboloens. Mangestayns.
voetnoot5)
Het is mij onbekend, welke vrucht hiermee bedoeld is.
voetnoot6)
Jav. Mal. manggis, Sund. manggu, Garcinia Mangostana L. Europeanen in Indonesië spreken van manggistan. Schijnt vervorming van manggis utan, bos- of wilde manggis, Garcinia lateriflora Bl., waarvan de vruchten ook gegeten worden.
voetnoot7)
Ontleend aan Orta, I, 117, sq. Port. ‘brindão’, Garcinia purpurea.
voetnoot1)
Syzygium Jambolanum. Hind. ‘jāmun, jāman, jamli’. Zie Hobson-Jobson, s.v. Jamoon. Orta spreekt over deze vrucht, II, 24.
voetnoot2)
Paludanus zal wel bedoeld hebben: lentiscus.
margenoot+
<224>
margenoot+
[77a]
margenoot+
Papaios ghedaente ende groote.
voetnoot3)
Zoowel de vrucht als de naam er van afkomstig van de Antillen. Zie Hobson-Jobson, s.v. Papaya.
margenoot+
De papaios willen niet wassen dan manneken ende wijfken te samen.
margenoot+
Portugaelsche vyghboomen, oraengien, lymoenen, cyters etc.
voetnoot4)
Limoen oorspr. een Indon. woord, Mal. limau, = citroen; lime of lemmetje is een soort kleine citroen.
voetnoot5)
Spaansch ‘cidra’, Cidrus bergamia.
margenoot+
Te Kersmis zijn te Goa druyven.
margenoot+
Veel meloenen.
margenoot+
Angurien ofte patekas ghedaente, smaec ende coluer.
voetnoot1)
Veel uitvoeriger behandeld door Orta, II, 133 sqq. 381. Pateca, Citrullus vulgaris, in 't Arab. volgens Pedro de Alcalà ‘batīcha’, waarvan als klassieke vorm geldt ‘bittīcha’. Men vereenzelvigt deze vrucht met de watermeloen, die in 't Port. ‘melancia’ heet. Doch de tekst van Orta, die van ‘batiec indi’ spreekt, baart eenige moeilijkheid. Zie hieromtrent de Aant. op Coloq. II, 145 en vgl. Hobson-Jobson, s.v. Pateca.
voetnoot2)
Dit wordt verklaard als te zijn ‘Citrullus officinarum, Anguria sive Batecha Avicennae’ (Lobel).
margenoot+
<225>
margenoot+
Comcommers ende radysen met groote menichte.
margenoot+
In Indien en zijn geen roosen, lelien ofte roosemarynen als wilde, sonder rueck.
margenoot+
Een bloeme, fulle ghenaemt, bloeyt een gantsch jaer, en heeft eenen lieffelijcken rueck.
voetnoot3)
Hind., enz. ‘phūl’ beteekent in 't algemeeen ‘bloem’. Welke bloem de schrijver op 't oog heeft, is moeielijk te zeggen. Vermoedelijk de ‘mālatī’, Jasminum grandiflorum.
margenoot+
[77b)
voetnoot1)
Heelkruiden, chemicaliën. Vgl. drogist en het Franse drogue.
voetnoot2)
D.i. in teekening gebracht.
margenoot+
<226>

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592 (5 delen)

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592


auteurs

  • H. Kern

  • H. Terpstra


landen

  • over Portugal

  • over Indonesië

  • over China

  • over Egypte

  • over India