Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
Afbeelding van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.40 MB)

Scans (38.67 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

H. Kern

H. Terpstra



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk

(1956)–Jan Huyghen van Linschoten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat 55. capittel.
Van die vyghen van IndienGa naar voetnoot3).

De Indiaensche vygen zijn menigerhande ende veel soorten, d'een beter als d'ander, ende sommige cleijn en andereGa naar margenoot+ groot, so dun, so dick, etc., maer al in't generael zijn van een fatsoen ende coluer, luttel min oft meer, en den boom op een manier; is vande hooghte van een man, heeft bladeren van een vadem lanck ende by de drie spannen breedt, die de Turcken ghebruijckenGa naar margenoot+ in plaetse van grau pampier om peper-huijskens af te maken. Aen den boom en is gheen houdt, ende mach eer een rietplant heeten als boom; die struijck is by naest een manier (daerGa naar margenoot+ het buytenste mede ghedect is, als zy wat out begint te werden) ghelijck het binnenste van eenen teemstGa naar voetnoot4), dat van haer ghemaect is, in't aensien, doch wat dicker, 't welc die curck ofte bast is; maer van binnen op doende, is gestelt vande selfde bladeren, die in't ront gerolt ende ghesloten zijn; de hooghte van een halve mans lenghte ende wat hoogher soo openenhem die bladeren ende spreyen van malkanderen, te weten recht over eyndt, ende als die binnenste metter tijt voorts comen dringen, altoos in't midden

[pagina 84]
[p. 84]

uyt, alsdan beginnen die buytenste te verdrooghen ende af te vallen, tot dat den boom op zynen vollen wasdom ende het fruijt Ga naar margenoot+tot volcomenheyt gecomen is. Den struijck mach wesen een spanne dick op't meeste. Die bladeren hebben in 't midden een seer dicke ende groote ader, die't bladt alsoo deelt. In't midden van die bladeren van't binnenste vanden struijc in't opgaen comt een bloem vande groote van een struijs ey, ende is van coluer paersachtigh, 'twelck metter tijt lanck uyt wast ende groeyt eenen langhen Ga naar margenoot+tack; 'tis gheen hout maer ghelijck eenen kool-stock, 't welck wast vol vyghen, dicht aen malkanderen. Zijn in't eerste van't fatsoen van groote boonen, als zy noch in de huijskens zijn, maer worden daer na een halve span lanck ende drie ofte vier duymen breedt, Ga naar margenoot+dick ghelijck comcommeren. Desen tack heeft altoos by de twee hondert vyghen, luttel min oft meer, ende wasschen soo dicht aen malkanderen ghelijck die druyven doen. Daer zijn wel soo groote bosschen als twee mans op eenen stock draghen moghen. Men snijtse half rijp af, te weten als zy noch half groen en half geelGa naar margenoot+ zijn, en ‖ hanghense alsoo met bos met al yewers aen eenen balckGa naar margenoot+ in huijs, ende alsdan wordense binnen 4. oft 5. daghen gheheel rijp ende geel.

Ga naar margenoot+Den boom ofte plant en gheeft maer eenen bos vyghen seffens, ende alsdan snijtmen den geheelen boom af totter aerden toe, latende alleen den wortel, so wast hy terstont weder op een nieu als boven, ende heeft binnen een maent tijts al weer zijn volle ghewas ende vyghen het gheheele jaer duer, gheenen tijt uytgesondert, ende zijnder over al in so grooter abondantien en so ghemeen op alle plaetsen van Indien, dat het een wonder is, ende is die meeste spijs ende onderhout van't landt. Zijn van wonder goeden smaeck; men schiltse, hebben schillen, sommighe ghelijck die huijskens van boonen, en ander wat dunder; maer zijn sachter, van binnen van coluer witachtich, ende in't byten sacht, ghelijck of het meel ende botter te samen waer; is soetachtigh, in somma, zijn van seer goede ende leckeren smaeck. Zy moghen verstrecken voor suyvel ende broot, ende men souder hem machtigh wel met onderhouden sonder ander spyse van doen te hebben, noodigh wesende, ghelijcker in Indien menigh met passerenGa naar voetnoot1), en is den ghemeynen onbijtGa naar voetnoot2).

Ga naar margenoot+Die meeste ende gemeenste heeten die Portugesen figos dorta,

[pagina 85]
[p. 85]

dat is, hof-vyghen; dese zijn wat dickachtigh. Daer zijn ander, die zijn cleijnder ende slecht van buyten, ghenaemt senorijns, welcke wel vande beste soorten zijn; hebben seer schoonen rueckGa naar margenoot+ ende uytermaten goeden smaeck. Daer is een ander soorte, ghenaemt cadolijnsGa naar voetnoot1), die oock veel gheacht worden; maer die beste van allen heeten chincapoloynsGa naar voetnoot2), zijn meest in't landt van Malabar; dese worden weynigh geel, blyven meest van buyten groen, zijn smal ende lanck, hebben eenen sonderlingen schoonen rueck, alleens of zy vol roos-waters waren. Daer zijn noch ander veelGa naar margenoot+ soorten, onder andere die seer groot zijn, wel een span lanck, en dick nae advenant; dese zijn besonder veel in Cananor, aen die custe van Malabar, waerom vande Portugesen ghenoemt worden vyghen van Cananor, ende om die menighten, dieder zijn, worden aldaer ghedrooght, die schillen afgetrocken wesende, ende alsoo droogh ghevoert duer gheheel Indien voor coopmanschappe. Dese, als zy rijp zijn, werden meest ghebraden, want men eetse weynigh rauw als d'ander; zijn wat straffer in't swelghen, ende van binnen van een roodt coluer; ghebraden zijnde, soo scheltmense als d'ander, ende snydense in schyven, en gietender wijn over en wat Ga naar margenoot+ghestooten caneel; is een seer goet eeten, en ‖ smaeckt beter alsGa naar margenoot+ ghebraden queappelen. Dese worden, als oock alle d'ander, ghegheten ghesneden in't langhs over midden, ende alsoo ghefrijtGa naar voetnoot3) in suyker, 'twelck een seer leckeren kost is ende oock seer ghemeen in Indien, in somma, 'tis een vande beste ende nootdruftighste fruyten van gheheel Indien ende van het principaelste onderhout van't gemeen volck.

Zijn op alle plaetsen van Indien ende Orienten, desghelijcks in Mossambique, Ormus, op die custe van Abex, Malabar, Malacca,Ga naar margenoot+ Bengala, &c. Die Gusaratten, Decanijns, Canarijns ende die Bengales heetense quelliGa naar voetnoot4), die Malabaren palanGa naar voetnoot5) ende die Mallayen van Malacca pysan. Men vinter oock in Arabien, diese noemen musaGa naar voetnoot6). Men heeftse oock in Jerusalem, Damasco ende Cayro, Ga naar margenoot+ghelijck ick van gheloofwaerdighe personen onderricht ben, die in Indien (van die weghen) hare daghelijcksche handel dryven;Ga naar margenoot+

[pagina 86]
[p. 86]

en sommighe meynen ende ghelooven, dat dit het fruijt is gheweest, daer Adam in ghesondicht heeft; maer soude veel eer ghelooven, dat dese vijgh-bosschen een is gheweest van diemen in't Oude Testament inde boecken van Moses leest, die de bespieders uyt die kinderen van Israel van't landt van beloften brachten Ga naar margenoot+op eenen stock gheladen, die twee mans droeghen, ende voor druyven verstaen wort, 'twelcke my menighmael in ghedachtenis ghecomen is, als ick daer op die selfde manier menigh ten huyse van mijn heere hebbe sien brenghen voor een present; want in het fatsoen een bos druyven ghelijck is, 'twelcke ick niet en beghere te oordeelen, maer 'tselfde wil laeten aen andere van meerder ervarentheyt.

Annotatio D. Palud.
Indiaensche vygen worden van die Arabiers moris, nietGa naar voetnoot1) musa gheheeten ofte amusa, ende den boom daracht morisGa naar voetnoot2), van die Brasilianen pacona, ende den boom paquouer, van Brocardo in die beschryvinghe van't heylighe landt paradijs appelen, van Ouiedo in die historie van Indien in 't 8. boeck in't eerste capittel platanus, in Guinea bananas, in Malauar patan, in Malayen picanGa naar voetnoot3), in Canara, Decan, Gusarate ende Bengala quelli. Avicenna, Serapio ende RhasesGa naar voetnoot4) hebben ooc hier af ‖ gheschreven sekere capittelen. Avicenna,Ga naar margenoot+ van deser vruchten eyghenschappen ende faculteyten schryvende in't 2. boeck in't 491. capittel, seyt die te gheven weynigh voetsel, ende dat zy galle ende pituiteGa naar voetnoot5) genereren, de maghen verstooren, daeromme hy radet, datmen heete menschen nae't ghebruijck van dese vygen gheven sal honigh met azijn, met vercoelende saden ghesoden. Zy zijn dienstelijck teghens hitte der borst, loosGa naar voetnoot6) ende der nieren, ende dryven die urine. Rhasis van ghelijcken in't 3. boeck van die Medicynen in't 20. capittel seyt oock, dat zy die mage schadelijcken zijn, 'twelck ick mede bevonde in Syrien wesende ende soodanighe nuttighende. Zy doen ooc die lust tot spyse vergaen, ende maken camerganckGa naar voetnoot7), doch versaecht rauwigheyt van die keel.
Serapio in zijn boeck van die Medicynen in't 84. capittel seyt, dat
[pagina 87]
[p. 87]
dese vrucht zy in't eynde deses eersten graets verwarmende ende vervoechtendeGa naar voetnoot1), en dat zy goet zijn teghens hitte van die borst ende longhe, maer die daer te vele af eeten, dat zy dien zijn maghe beswaren, maer doen die vrucht inde vrouwen groeyen; zijn dienstelijck der nieren, dryven die urine ende verwecken tot onkuyscheyt. Die Indiaensche medecijns ordineren dese vruchten in koortsen ende andere sieckten. Die opinie nae mijn beduncken, waeromme dese vruchten paradijs appelen geheeten worden, is eensdeels om die lieffelijckheyt des smaecks, ruecks ende der verwen, want die smaeck is uyt den soeten suer, die rueck van sommighe ghelijck roosen, die verwe schoon geel ende groen, eensdeels oock om dat dese vruchten dwers doorghesneden zijnde altoos aderen hebben gelijck een cruyce, Ga naar margenoot+daer in die Christenen in Syrien veele speculatie in hebben ende dit ons vreemdelinghen verthonen. Die meer hier af weten wil, lese die heerlijcke commentarien des ervaernen ende seer gheleerden Caroli Clusij op Garsia ab HortoGa naar voetnoot2), daer hy goet contentement krygen sal.

Daer wassen in Indien oock veel iniamos ende batatas. DeseGa naar margenoot+ iniamosGa naar voetnoot3) zijn vande groote van een geele wortel, doch wat dicker ende knobachtigher, ende over al even dick; wassen onder die aerde ghelijck die aerdtnoten; zijn van koluer muijs-vael ende van binnen wit gelijck die aerdtnoten, maer zijn so soet niet.

Annotatio D. Palud.
Iniamos zijn ons ghebracht dit iaer uyt Guinea; waren van die dicte een mans been, over al even gelijc, die buytenste bast muysvael, van binnen seer wit. Ghebraden ende gesoden zijnse lieffelijc van smaeck, ende der swarten haer principaelste spyse.

Die batatas zijn wat rosachtiger van koluer en van fatsoen, bynaest ghelijck die iniamos; zijn soeter als die iniamos, van smaeck gelijc die aert-noten. Dese 2 fruyten zijnder ooc seer abondant, Ga naar margenoot+principalick die iniamos, ende is so ghemeen ende nootdruftighen kost ‖ ghelijck de vyghen; eetense meest gebraden, ende gebruyckent int ghemeen voor't leste gherechte op tafel; oock kokense op ander manieren voor potagie, ende siedense by't vleesch inde plaets van kool ofte rapen; desghelijcks vande batatas.

voetnoot3)
D.i. Pisangs of Bananen.
margenoot+
Veellerley vyghen in Indien.
margenoot+
De bladen zijn een vadem langh ende drie spannen breet.
margenoot+
Beschryvinge vande gestalte vande Indische vyghboom.
voetnoot4)
Teems = zeef.
margenoot+
De bloemen vande vygen zijn paersachtigh, ende soo groot als een ey van een struijs.
margenoot+
Vyghen een halfspan lanck ende vier duymen breet.
margenoot+
Twee hondert vyghen aen een tack, die so swaer zijn als 2. mans dragen moghen.
margenoot+
[78a]
margenoot+
<227>
margenoot+
Elck boom gheeft maer een bos vyghen, en wert dan afghenhouwen. In een maent wassen de boomen en kryghen terstont weder vyghen.
voetnoot1)
Wel te verstaan als: door de tijd komen.
voetnoot2)
Ontbijt is in het Middelned.: lichte maaltijd.
margenoot+
Vygen is den ghemeenen ontbijt in Indien.
margenoot+
Verscheyden soorten van vyghen.
voetnoot1)
Sanskrit ‘kadalī’, overgegaan o.a. ook in 't Kanareesch, Tamil, enz.
voetnoot2)
Tamil ‘s'iṅganvālei, s'iṅgavālei’.
margenoot+
Vyghen in Cananor, die een spangh lanck zijn.
margenoot+
<228>
margenoot+
De vyghen van Cananor werden ghebraden ende so ghegeten.
voetnoot3)
= gefruit.
margenoot+
Plaetsen, waer datmen dese vyghen al vint, midtsgaders de verscheyden namen.
voetnoot4)
D.i. ‘Keli’, ontstaan uit Sanskrit ‘kadalī’.
voetnoot5)
Malayāḷam ‘palam’, een rijpe pisang.
voetnoot6)
Hieruit, een vervormd Arab. mauz, is voortgekomen de botanische naam Musa sapientum. 't Arab. ‘mauz’ is zelf ontleend aan Skr, ‘mocha’.
margenoot+
[78b]
margenoot+
Sommighe meenen, dat Adam aen vyghen ghesondicht ende het ghebodt overtreden heeft.
margenoot+
De verspieders hebben, alsmen meent, dusdanighen bos vyghen voor druyven uyt het landt van beloften ghebrocht.
voetnoot1)
Dit ‘niet’ zal hier wel onjuist zijn.
voetnoot2)
Paludanus, die hier veel aan Orto, Coloq. I, 329 sqq. ontleent, dwaalt in meer dan één punt. ‘Daracht’ is Perz. voor boom.
voetnoot3)
‘Patan’ en ‘pican’ foutief.
voetnoot4)
De tekst heeft: Scrapio. Deze Serapion is een Arabisch geneesheer der 10de eeuw. Hij is de schrijver van een geneeskundige verhandeling, waarvan een Lat. vertaling bestaat onder den titel: Serapionis medici Arabis celeberrimi practica studiosis medicinae utilissima (1550). Rhases is Razī, geb. ± 850; zie Leclerc, Hist. de la Médecine arabe, I, 337.
margenoot+
<229>
voetnoot5)
W.N.T.: pituite: slijm, snot.
voetnoot6)
D.i. der long.
voetnoot7)
stoelgang.
voetnoot1)
Waarschijnlijk: vochtig makend. (Eng. vertaling II p. 41 heeft: ‘moystning’).
margenoot+
[79a]
voetnoot2)
Namelijk Coloq. I, 329 sqq.
margenoot+
Iniamos ende batatas, gedaente, groote ende nuttigheyt.
voetnoot3)
D.i. Jams. Zie Hobson-Jobson, s.v. Yam.
margenoot+
<230>

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592 (5 delen)

  • Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592


auteurs

  • H. Kern

  • H. Terpstra


landen

  • over Portugal

  • over Indonesië

  • over China

  • over Egypte

  • over India