Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Karel en zijn Fidel (ca. 1890-1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Karel en zijn Fidel
Afbeelding van Karel en zijn FidelToon afbeelding van titelpagina van Karel en zijn Fidel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Karel en zijn Fidel

(ca. 1890-1900)–Johannes Hendrikus van Linschoten–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Karel betrapt zijn hond op ontrouw.

Karel was 't zoontje van bemiddelde ouders. Zij bewoonden een fraai buiten in de nabijheid van een aangenaam gelegen dorp. Eens zat hij met zijn zusje Marie in 't priëel van den tuin en bouwde een hoogen toren van de blokken uit zijne doos. Onverwacht stond daar een hond bij hem en drukte zijn kop tegen de beenen van den knaap. Marie ontstelde en gaf een gil.

‘Je moet niet bang worden, Marie, 't is een veel te goed beest, 't is zeker zijn meester kwijt, kijk maar,’ zei Karel, terwijl hij hem over den kop en langs de ooren streelde, ‘hij doet immers geen kwaad.’

Inmiddels was vader, die zich zonder dat Karel 't wist achter 't priëel bevond, en zijn dochtertje hoorde schreeuwen, er bij gekomen. Hij wilde den hond wegjagen, maar deze keek zoo treurig, alsof hij zeggen wilde: ‘Jaag mij niet weg, goede heer! ik heb geen te huis meer, laat mij maar hier blijven, ik zal alles voor u doen.’ Wat Karels vader ook deed, om den hond uit den tuin te krijgen, niets hielp, Ja zelfs toen hij hem opgreep en buiten 't hek aan den weg zette, kroop hij door eene opening in de haag weer naar binnen.

‘Laat hem maar hier blijven,” vleide Karel, ‘ik zal wel voor hem zorgen.’

Zorgen, ja, dat zult ge vandaag doen, en morgen? Denk eens aan je konijnen en duiven! Als ik of de knecht 't niet doen, zouden de diertjes verhongeren.’

‘O! maar een hond is heel wat anders,’ sprak Karel, ‘als ik hem hebben mag, zal ik zoo goed voor hem zorgen, dat u mij niet heeft te beknorren.’

‘'t Beest is van ons niet, en dan mogen wij 't niet houden,’ merkte de vader aan, ‘ik wil evenwel onderzoeken, wie de eigenaar er van is, en als die gevonden wordt, zal ik hem teruggeven. Doet er zich niemand als bezitter van op, dan moogt gij hem houden.’

Karel was zoo blijde, dat hij zijn vader om den hals vloog en zeide: ‘Ik hoop maar, dat er niemand om komt.’

‘Denk er eens aan, Marie,’ vervolgde hij zich tot zijn zusje wendende, ‘wellicht mag ik dien goeden hond houden!’

[pagina 6]
[p. 6]

‘Verheug je nu niet te zeer,’ zeide de vader; ‘want 't kan je nog heel goed tegenloopen, de hond moet toch een bezitter hebben.’

‘Ik zal hem maar vast Fidel noemen, zoo heet 't hondje van neef Jan ook, niet waar, vader?’

‘Wacht er nu nog eens een paar dagen mede,’ sprak de laatste, om Karels voortvarendheid een weinig te temperen.

Werkelijk daagde er geen eigenaar op, ofschoon er ruim twee maanden over verloopen waren, en Karel was niet weinig in zij schik, toen vader hem zeide: ‘Nu, mijn jongen, kan je den hond houden, maar bedenk ook, dat hij geheel voor je rekening ligt.’

In de eerste dagen was Karel een koning te rijk. Voortdurend was hij bij en om 't dier; van brood en vleesch en allerlei lekkere beetjes kreeg hij ruim zijn deel, en hadden zijne ouders hem zijn zin gegeven, dan had hij zelfs naast Fidel willen slapen. Hoe prettig was 't, als Karel uitging, dan mocht hij zijn hond medenemen, die, zoodra hij maar even hoorde: ‘Hier!’ dadelijk naar hem toevloog. Hoe pleizierig was 't, dat hij Fidel zoo alles leeren kon; er was geen hondenkunstje denkbaar, of Fidel kende 't. Van die kunstjes hoop ik u nog meer te vertellen.

Op zekeren dag mocht Karel met zijn hond gaan wandelen en nam Marie mede, die zoo gaarne op den straatweg haar nieuwen ijzeren hoepel wilde beproeven. Zoodra Fidel merkte, dat hij uit zou gaan, begon hij te kwispelstaarten, te springen en te blaffen van pleizier. Eerst hield Karel zich een poosje met zijn hond bezig, en toen moest Marie toch ook wat aan haar hoepel hebben. Wat liep hij recht en lekker! Wat vloog hij over den weg! 't Scheen zelfs dat de hond er schik in had en ook zoo gaarne eens achter den hoepel wou draven.

Op eens bemerkte hij een vogel in een boom en begon met opgeheven kop te blaffen. De vogel verschrikte en vloog weg. Ook Fidel zette 't op een loopen, den vogel na. Zoodra Karel deze dwaasheid ontwaarde, riep hij zoo hard hij kon: ‘Fidel, hier! Fidel, terug!’ De hond bleef even stilstaan, keek achter zich, maar ging weer met draven voort. Weder scheeuwde Karel uiterst boos: ‘Terug, Fidel!’ Maar wie kwam, de hond niet. Eindelijk verdween hij uit 't oog.

‘Wat is Fidel stout!’ riep Marie.

Ik zal hem die stoutheid wel afleeren, wacht maar, als hij straks terugkomt,’ sprak Karel op dreigenden toon.

Eindelijk kwam hij met de tong uit den bek aanhollen.

‘Foei, stouterd!’ knorde de knaap, Fidel een paar klappen gevende, ‘durf je nog onder mijne oogen komen; hoeveel maal laat jij je roepen. Ik zeg je, als 't weer gebeurt, wil ik je niet meer hebben en zet je de deur uit. Schaam je, wat moet Marie wel van je stoutheid zeggen?‘

De goede en vriendelijke oogen van 't beest wekten weldra medelijden, en spoedig was Karels boosheid afgedreven.

[pagina t.o. 7]
[p. t.o. 7]


illustratie

 
‘Wil je nu eens prettig draven,
 
Naar je zin, mijn beste hond!
 
Kom, ga dan deez stok mij halen;
 
Kijk, daar gaat hij, loop terstond!’
 
Nu begon Fidel te springen,
 
Braaf te blaffen en vloog heen,
 
Karel kon geen tien nog tellen,
 
Of hij was weerom meteen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken