Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uyt-spanningen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uyt-spanningen
Afbeelding van Uyt-spanningenToon afbeelding van titelpagina van Uyt-spanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.41 MB)

Scans (8.43 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. Ros

L. Strengholt



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uyt-spanningen

(2005)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 362]
[p. 362]

76b
Aandagten op 't selve voorwerp.Ga naar margenoot+

 
Vraagt niet/ waarom den Hemel slaat met so veel plagen/
 
En Bogaerd weg-rukt? 's Lands ondraaglijke hovaardy;Ga naar margenoot2
 
Verkeerde sugt tot Kerck- of Landen-heerschappy:Ga naar margenoot3
 
Veel hoons den NAAM door vloeck of laster toegedragen:Ga naar margenoot4
5[regelnummer]
Den Rust-tyd rust- en nut-loos sondig doorgeslagen:Ga naar margenoot5
 
Het kind hard-neckig leer- en tugt-loos op-gevoedt:Ga naar margenoot6
 
Den haat; den twist: de wraack so gragelijck geboett:Ga naar margenoot7
 
d' Onreyne stanck/ en snoo doortrapte kuysheyds lagen:Ga naar margenoot8
 
Den buyck-dienst; overdaad; drinck- snoup- en lecker'rny:Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Het ongedoode vleesch: de pragt in toyery:Ga naar margenoot10
 
Den werelosen 't sijnne ontruckt/ en stout genoten:Ga naar margenoot11
 
Door leugentaal der menschen ommegang vernielt:Ga naar margenoot12
 
Door lust en eygen-sin des Waarheyds leer ontsielt:Ga naar margenoot13
 
Bestraft/ en ongeheelt/ den Hemel heeft verdroten.Ga naar margenoot14
 
 
15[regelnummer]
't Laodiceesch geslacht in doode lauwigheid:Ga naar margenoot15
 
Den Gods-dienst lust/ nog eer/ nog aandagt te bewijsen:Ga naar margenoot16
 
En tegen 't straffend Woord hardneckig op te rijsen:Ga naar margenoot17
 
Des waarheyds kragt niet sien door ongevoelijckheyd:Ga naar margenoot18
 
't Be-arbeyd Woord/ veragt door slapend' agt-loosheyd:Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Of/ al gehoort/ onmagtig plaats in 't hert te werven:Ga naar margenoot20
 
(Vraagt my niet meer) die doen een Leeraar levend sterven/
 
Dat is; onnut/ en dood sijn/ eer sijn siel verscheydt.Ga naar margenoot22
 
Maar/ hem in suyver-ernst verdrietig tegenlopen:Ga naar margenoot23
 
Door haat sijn arbeyd hem met hoon te doen becopen:Ga naar margenoot24
[pagina 363]
[p. 363]
25[regelnummer]
Door afgunst sijnen naam becrupen: is hem schierGa naar margenoot25
 
De wreetste moord. Men soud hem al het quaad wel wijten:
 
(Wou 't Godt) Men soud sijn hert met smert in stucken rijten:Ga naar margenoot27
 
Men soud; Beyd! seyd den Hemel sendt hem liever hier.Ga naar margenoot28
 
 
 
Dies trad hy Nebowaarts/ als 't so den Hemel schikte/Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
En hayligde sijn laatste bed ten predick-stoel/Ga naar margenoot30
 
Om stervend/ door sijn BEELD, en leer sijns levens doelGa naar margenoot31
 
Op 't NETST TE TREFFEN, daer hy soo veel jaar na mickte.Ga naar margenoot32
 
Een Leeraer sterve al staande (seyde hy) en verquickteGa naar margenoot33
 
Wie 't sag door STERCK GELOOV'; LANCKMOEDIGHEYT; end inGa naar margenoot34-35
35[regelnummer]
Sijn doods benauwtheid SIG TE BUYGEN NA GODS SIN.Ga naar margenoot34-35Ga naar margenoot35
 
Oh! of Gods Kerck haar trouw stantvastig noyt verwrickte!Ga naar margenoot36
 
En elck een leerde voor syn nutste lesse/ Het goedGa naar margenoot37Ga naar margenoot37-38
 
Te wicken, hoe, en met wat oog-merck hy het doet!Ga naar margenoot37-38
 
(Seyd' hy) en/ Mede-dienaars! dient Godt als een EenenGa naar margenoot39
40[regelnummer]
So vreedsaam. Wijs, maar list verslinde d' eenvoud niet.Ga naar margenoot40
 
Hebt sout in u, als gy naar eendragts doelwit schiet.Ga naar margenoot41
 
Leer (Utrecht) sterven! en daar voer Elyas henen.Ga naar margenoot42Ga naar margenoot42
[pagina 364]
[p. 364]

Aandachten op 't selve voorwerp. Aan zijn Claag-lied op het overlijden van Justus van den Bogaert voegt L. nog een drietal leesteksten toe. Het zijn de laatst gedateerde leesverzen uit de Uyt-spanningen. Gelet op de vorm zijn het drie sonnetten, maar omdat in deze teksten het gebruik van beeld en toepassing ontbreekt, mist men de wending. De drie Aandagten vertonen een zodanige samenhang, dat men bijna van één tekst kan spreken. Het verwijzende woord aan het begin van r. 29 versterkt die gedachte. Het eerste gedeelte (r. 1-28) sluit nauw aan bij de visie die ook in tekst 76a is uitgedrukt: de dood van Van den Bogaert is een oordeel van God, dat volgt op het volharden in de zonde. Dit gegeven is illustratief voor de gedachte dat God door zegeningen of straffen ingrijpt in de gebeurtenissen van een volk. De predikanten uit de Nadere Reformatie verbonden daaraan de prediking van boete en bekering. Het eerste sonnet (r. 1-14) wordt door Trimp genoemd als een lang, in deelconstructies opgesteld requisitoir van een boeteprediker, waarna het vonnis volgt: het heeft de hemel verdroten.

Het tweede sonnet (r. 15-28) gaat ook in op Utrechts zonden, maar beperkt zich tot het godsdienstig terrein. Enerzijds heeft men, evenals de gemeente van Laodicea, een grote lauwheid aan de dag gelegd (r. 15-22), anderzijds heeft men de predikant openlijk op allerlei manieren tegengestaan (r. 23-28).

In het derde sonnet worden de laatste uren van Van den Bogaert weergegeven. Herkenbaar door de typografie zijn hierin woorden verwerkt die Van den Bogaert op zijn sterfbed heeft gesproken tot de omstanders. Hij vermaande toen de velen die hem kwamen opzoeken, vgl. J. van den Bogaarts laatste uiren, Groningen, 1720. Behalve gezins- en familieleden en Van Lodenstein worden genoemd: de predikanten Dan. van Hengel, Joh. Th. van der Wenden, Joh. van Heymenberg, Gisb. Voetius, Arn. Teekmannus (de schoonvader van L. Sanderus), Gualth. van Nellesteyn, de Engelse predikant Joh. Best, alsmede Anna Maria van Schurman.

In de uitgave van Claag-lied uit 1663 besluit de dichter deze tekst met het bijbelwoord: Ende door het selve (geloove) spreeckt hy nog, na dat hy gestorven is. Hebr. 11.4.

 

Lit.: Trimp (1), 31-32, 43, 103.

margenoot+
Titel Overdenkingen met betrekking tot het zelfde onderwerp
margenoot2
Bogaerd: zie de inleiding bij het vorige gedicht; hovaardy: trots
margenoot3
sugt: begeerte
margenoot4
den NAAM: nl. van God
margenoot5
Den Rust-tyd: nl. de rustdag, zondag; doorgeslagen: doorgebracht
margenoot6
hard-neckig: halsstarrig (als verwijt aan de ouders)
margenoot7
gragelijck: gretig; geboett: botgevierd
margenoot8
stanck: metafoor voor zonde; snoo: verderfelijke; kuysheyds lagen: aanslagen tegen de kuisheid
margenoot9
Den buyck-dienst: het overmatig eten en drinken
margenoot10
Het ongedoode vleesch: het lichaam dat zich niet aan Gods Geest onderwerpt; vgl. Rom. 8:13, ‘maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven’; pragt in toyery: weelde door opschik
margenoot11
Den werelosen: de weerlozen, de armen; stout: brutaal
margenoot12
der menschen ommegang: de omgang tussen mensen
margenoot13
ontsielt: van kracht beroofd
margenoot14
en ongeheelt: maar zonder te verbeteren
margenoot15
L. bedoelt dat de mensen zijn zoals in Laodicea; vgl. Openb. 3:16, waarin tot de Laodiceeërs wordt gezegd: ‘Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.’
margenoot16
lust, genegenheid; nog (...) nog: noch (...) noch
margenoot17
straffend: bestraffend; op te rijsen: in opstand te komen
margenoot18
ongevoelijckheyd: vlg. r. 15
margenoot19
't Be-arbeyd Woord: het gepredikte Woord van God
margenoot20
al gehoort: indien het al gehoord is
margenoot22
verscheydt: van het lichaam scheidt
margenoot23
in suyver-ernst: in bittere ernst; tegenlopen: tegenwerken
margenoot24
becopen: boeten
margenoot25
becrupen: aanranden
margenoot27
Wou 't Godt: indien God 't toestond; hert met smert: bedroefde hart
margenoot28
Men soud: L. onderbreekt hierna zichzelf
margenoot29
Dies: daarom; Nebowaarts: vgl. Deut. 34:1-5; als: omdat
margenoot30
laatste bed: sterfbed
margenoot31
sijn BEELD, en leer: zijn voorbeeld en onderwijs
margenoot32
Op 't NETST: zo nauwkeurig mogelijk
margenoot33
staande: (lees:) vertrouwend op de beloften Gods, vgl. Laatste uiren, ed. 1720, 22, ‘ik zal op de beloften staan’
margenoot34-35
Vgl. over het enjambement Trimp (1), 103
margenoot34-35
Vgl. over het enjambement Trimp (1), 103
margenoot35
SIG (...) SIN: zich te schikken naar Gods Raad
margenoot36
of: dat
margenoot37
elck een leerde: ieder zou moeten leren; lesse: de editie 1676 heeft als zetfout leste, vgl. editie 1683 en de Claag-lied-uitgave van 1663
margenoot37-38
Het goed Te wicken: het goed doen te overwegen, vgl. Laatste uiren, ed. 1720, 25, ‘ten is niet genoeg wat te doen, maar men moet zien hoe, en met wat oogmerk men het doet. Collega, zegt dit de gantsche gemeinte, dat het niet genoeg is wat goeds te doen.’
margenoot37-38
Het goed Te wicken: het goed doen te overwegen, vgl. Laatste uiren, ed. 1720, 25, ‘ten is niet genoeg wat te doen, maar men moet zien hoe, en met wat oogmerk men het doet. Collega, zegt dit de gantsche gemeinte, dat het niet genoeg is wat goeds te doen.’
margenoot39
Mede-dienaars: Van den Bogaert spreekt nu zijn collega-predikanten aan; als een Eenen: in eenheid, als één man, vgl. Laatste uiren, ed. 1720, 31, ‘Collegen! hebt zout in u zelve ende vrede onder malkanderen!’
margenoot40
list: (al te grote) spitsvondigheid
margenoot41
Vgl. Mark. 9:50, ‘Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander’; doelwit: doel
margenoot42
Leer (Utrecht) sterven: vgl. Laatste uiren, ed. 1720, 25, ‘Och! Utrecht! Utregt! leerd dog wat sterven zy; en leerd wat zig zelve te kennen zy.’
margenoot42
Elyas: vgl. 2 Kon. 2:11, ‘Alzo voer Elia met een onweder ten hemel.’ L. grijpt hier terug op het begin van het vorige lied (tekst 76a); vgl. ook Laatste uiren, ed. 1720, 61, ‘En alzo voer die zeer Godzalige op de wagen van des Zaligmakers genade (...) na den Hemel.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken