Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein[p. 451] | |
III.De winden die den Avond-kouw verwecken
Vreest slegs/ en daarom maack uw reys wat vroeg;
Vreest slegs/ en daarom maack uw reys wat vroeg;
En of het paard onwillig was te trecken/14
15
Sijt niet besorgt/ mijn herte treckt genoeg.
| |
[p. 452] | |
Op de aancomste mijns vaders en susters. Een van L.'s gelegenheidsgedichten die gewijd zijn aan naaste bloedverwanten (Trimp (1), 45 e.v). In sommige ervan is een bepaalde gelegenheid (bijv. een verjaardag) aanleiding tot een vermanend betoog. In dit gedicht overheerst de warme genegenheid die de dichter uitspreekt ten opzichte van zijn vader. In de eerste drie strofen geeft L. d.m.v. een monoloog uiting aan zijn verlangen naar de komst van zijn vader. Deze zal, vergezeld van een dochter, de reis naar Utrecht ondernemen. In de laatste strofe sluit L. het gedicht af met een transpositie van het thema naar een algemenere en geestelijke betekenis, nl. de komst van Christus tot blijdschap van Zijn wachtende kerk.
Lit.: Trimp (1), 50, 95-96, 104; Mérode, 93; Renssen, 12-14; De Vrijer (2), 169-170; Graafland (3), 312-313. |
|