Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
Afbeelding van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de PutToon afbeelding van titelpagina van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Editeur

N.C.H. Wijngaards



Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

Ga naar margenoot+21. Dit liedeken heeft sr. Mechteldis van Lom gemaeckt op de litteren van haeren naem.

Men cant singen op de vose:
Wat sal ick gaen beginnen,
Maria Maghet soet?Ga naar voetnoot85.

 
Mijn hert, mijn siel, mijn leven
 
sijt ghij, o wesen goet!
 
Mijn crachten mij begeven
 
in u presenti soet.
 
 
5[regelnummer]
Ghij sijt die ick beminne,
 
o alderhooghste goet,
 
o eenigh een,
 
mijn lief alleen,
 
houwt mij in u soet wesen reijn.
 
 
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Een in drij, soetste minne,
 
sijt ghij, o godlijck een.
 
Verheven boven sinne
 
sijt ghij mijn vreught alleen.
 
 
 
Crachtelijck, o schoon wesen,
15[regelnummer]
ghij mij in u verslint,
 
als de siel, hoogh verheven,
 
haer ganslijck in u vint.
 
 
 
Hooghelijck soet te loven
 
sijt ghij, o Maiesteijt,
20[regelnummer]
als ghij het herte boven
 
t'genoch in u verbreijt.
[pagina 194]
[p. 194]
 
Tot u, o woort des vaders,
 
soo haeckt mijn hert geheel;
 
van u, levende ader,
25[regelnummer]
drinckt mijnen gheest en siel.
 
 
 
Eijghen ist u, o wesen,
 
als ghij de siele raeckt,
 
dat ghij s'in u doet leven,
 
u liefde in haer blackt.
 
 
30[regelnummer]
Ga naar margenoot+Laet mij in het genieten,
 
o lief die ik bemin,
 
laet mij in u vervlijten,Ga naar voetnoot86.
 
want ick u eijghen ben.
 
 
 
Doet mij geheel verdwinnen
35[regelnummer]
in u, mijn Godt en al,
 
u waerheijt laet doorschijnen
 
mijn herte sonder fal.Ga naar voetnoot87.
 
 
 
In u, mijn soetste minne,
 
in u, mijn hooghste goet,
40[regelnummer]
soo gratuliert van binne
 
mijnen gheest en gemoet.
 
 
 
Soeticheijt sonder smaecken,
 
smaeck sonder soetticheijt,
 
ghij komt de siel vermaecken
45[regelnummer]
met u in duijsterheijt.Ga naar voetnoot88.
 
 
 
Van u soet wesen reijne
 
wort den gheest heel omvaen,
 
als ghij de siele alleene
[pagina 195]
[p. 195]
 
houwt crachtich in u staen.
 
 
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+Alleen sijt ghij, o wesen,
 
dat mij versaeden magh;
 
idelheijt buijten dese,
 
ick achtse maer een caf!Ga naar voetnoot89.
 
 
 
Niet en kan mij vermaecken
 
dan ghij, mijns herten vree.
55[regelnummer]
Als uwen brant komt blacken,
 
vergaet alle mijn wee.
 
 
 
Laet mij in u verslonden,
 
ghij sijt mijn liefde groot;
60[regelnummer]
in u heb ick gevonden
 
mijn rust en leven soet.
 
 
 
O lief, ick heb gehanghen
 
mijn hert en si naen u;
 
in u geheel t'omvanghen
65[regelnummer]
is mijn genoeghen nu.
 
 
 
Maria, hoogh verheven,Ga naar voetnoot90.
 
laet toch mijn siel met u
 
genieten t'godlijck wesen,
 
t'ghene ghij omhelst nu.
 
 
70[regelnummer]
Laet mij met u beminnen
 
dat alderhoogste goet,
 
opdat ick, een
 
door liefde reijn
 
met u, omhelsch mijn lief alleen.
 
fin.
margenoot+
hs. p. 100
voetnoot85.
Dit naamdicht geeft duidelijk aan, dat de dichteres haar eigen gen naam spelde als ‘Mechteldis’ en niet ‘Mechtildis’. De tweede strofe is refrein, de laatste is een gewijzigd refrein.
margenoot+
p. 102
margenoot+
p. 103
voetnoot86.
Opgaan.
voetnoot87.
Zeker, beslist.
voetnoot88.
Op deze paradoxale wijze tracht de mystieke kunstenares haar ervaringen te verwoorden. Het ‘duister’ wordt zo ook een ‘lichtend duister’ genoemd.
margenoot+
p. 104
voetnoot89.
Ik geef er geen zier om, ik acht het van nul en gener waarde.
voetnoot90.
Aanroeping tot Maria, de grote patrones van de Annuntiate, om de mystieke eenwording te bewerkstelligen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken