Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pit-tah de grijze wolf (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pit-tah de grijze wolf
Afbeelding van Pit-tah de grijze wolfToon afbeelding van titelpagina van Pit-tah de grijze wolf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (9.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Vertaler

S.J. Barentz-Schönberg



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pit-tah de grijze wolf

(1923)–Jack London–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 104]
[p. 104]

Derde hoofdstuk.
De heerschappij van den haat.

Onder de dwingelandij van den krankzinnigen meester werd Pittah een duivel. Hij lag aan een ketting vast in een hoek achter aan het fort en hier plaagde en tergde Mooie Smith hem en maakte hem dol door lage streken.

De man ontdekte spoedig dat Pittah niet tegen lachen kon en daarom lachte hij zeer vaak luid en minachtend en wees tegelijkertijd spottend op Pittah. Op die tijden was Pittah nog razender dan zijn meester.

Vroeger was Pittah alleen de Vijand van zijn Soort geweest - een woeste vijand. Maar nu werd hij de vijand van alles en allen en woester dan ooit. Hij werd zoo getergd, dat hij alles haatte met blinden haat. Hij haatte den ketting die hem aan het hok klonk, de mannen die hem door de latten van het hok begluurden, de honden die deze mannen vergezelden en die hem in zijn hulpeloosheid kwaadaardig aangromden. Hij haatte zelfs het hout van het hok dat hem gevangen hield.

Maar het meest van alles haatte hij Mooien Smith.

Doch Mooie Smith had bij al dat tergen van Pittah een doel voor oogen.

Op zekeren dag verzamelden zich verscheiden mannen om Pittah's kooi. Mooie Smith trad binnen met een knuppel in de hand en nam den ketting van Pittahs hals. Toen zijn meester weg was, rende Pittah de kooi rond en trachtte de mannen die buiten stonden, aan te vliegen.

Hij was een prachtig, vreeselijk dier. Meer dan vijf voet lang en van den schouder af twee en een halven voet hoog, was hij veel zwaarder dan een wolf van diezelfde grootte. Van zijn moeder had hij de zwaardere verhoudingen van den hond geërfd, zoodat hij - zonder eenig vet en zonder een ons overbodig vleesch - meer dan negentig pond woog.

[pagina 105]
[p. 105]

Het was alles spieren, beenderen en pezen - vechtvleesch in den besten toestand.

De deur van de kooi ging weer open. Pittah bleef staan. Er gebeurde iets ongewoons. Hij wachtte. De deur werd wijder geopend. Toen werd een reusachtige hond naar binnen geduwd en de deur werd achter hem dichtgeworpen. Pittah had nooit zulk een hond gezien - het was een mastiff - maar de grootte en het woeste uiterlijk van den indringer joegen hem geen angst aan. Hier was iets niet van hout of ijzer, waaraan hij zijn woede kon koelen. Met één sprong was hij bij den mastiff en scheurde hij diens kop open. Met woest, heesch gebrom schudde het dier zijn kop en rende op Pittah toe. Maar Pittah was hier en daar en overal, altijd ontwijkend en ont komend, en altijd springend en bijtend met zijn scherpe tanden en weer opzij springend om zelf niet gebeten te worden.

De mannen buiten klapten in de handen, terwijl Mooie Smith in dolle verrukking keek naar het bijten en rukken en scheuren van Pittah. Reeds in het begin had de mastiff geen kans. Hij was te log en te langzaam. Eindelijk, terwijl Mooie Smith Pittah met een knuppel terugjoeg, werd de mastiff door zijn eigenaar uit de kooi getrokken. Toen werden weddenschappen betaald en geld klonk in de hand van Mooien Smith.

Pittah begon verlangend uit te zien, wanneer er weer mannen om zijn kooi bijeenkwamen. Dat beteekende vechten; en vechten was het eenige bewijs dat hij mocht geven van het leven dat in hem was. Gekweld, tot haat geprikkeld, werd hij gevangen gehouden, zoodat hij geen manier kende om die wraak te koelen, behalve wanneer zijn meester een anderen hond in zijn kooi bracht. Mooie Smith had Pittahs krachten niet te hoog geschat, want hij bleef onveranderlijk overwinnaar.

Op zekeren dag werden achtereenvolgens drie honden op hem losgelaten. Een anderen dag een volwassen pas gevangen wolf. En weer een anderen dag twee honden tegelijk. Dat was zijn zwaarste gevecht en hoewel hij ze

[pagina 106]
[p. 106]

ten slotte allebei doodbeet, werd hij zelf ook bijna vermoord.

In den herfst van dat jaar, toen de eerste sneeuw begon te vallen en drijfijs in de rivier kwam, nam Mooie Smith voor zichzelf en Pittah een plaats op een stoomboot, die de Yukon op naar Dawson ging. Pittahs naam was nu door het heele land bekend als de ‘Vechtende Wolf’ en de kooi, waarin hij zich bevond op het dek van de stoomboot, was gewoonlijk door nieuwsgierigen omringd. Hij rende ze grommend tegemoet of lag stil en bestudeerde ze met killen haat. Waarom zou hij ze niet haten? Dat had hij zichzelf nooit gevraagd. Hij kende alleen maar haat - zijn leven was een hel geworden. De mannen staarden hem aan, prikten hem door de tralies heen met stokken om hem te laten grommen en lachten hem dan uit.

Mooie Smith was een duivel, maar Pittah was er ook een en die twee woedden voortdurend tegen elkaar. Als hij Mooien Smith maar zag, was hij al razend en als Mooie Smith hem met een knuppel ranselde, bleef hij grommen. En wanneer Mooie Smith het opgaf en zich terugtrok, volgde hem Pittahs dreigend gegrom of vloog de hond tegen de tralies op, hem zijn haat nagrommend.

Toen de stoomboot te Dawson aankwam, ging Pittah aan land. Maar hij leefde ook daar voortdurend in een kooi, omringd door nieuwsgierigen. Hij werd vertoond als de ‘Vechtende Wolf’ en de mannen betaalden vijftig Amerikaansche centen in stofgoud om hem te zien. Hij genoot nooit rust. Lag hij op den grond om te slapen, dan werd hij opgepord door een puntigen stok, opdat het publiek waar voor zijn geld kreeg. Om de vertooning interessant te maken, werd hij voortdurend in een toestand van razernij gehouden. Hij werd beschouwd als een vreeselijk wild dier en woest was hij, de grootste vechtersbaas die achtereenvolgens alle honden overwon. Het was een woest land, de mannen waren woest en de gevechten waren gewoonlijk op leven en dood.

De eenige reden waarom Pittah ophield met vechten, was

[pagina 107]
[p. 107]

dat al de andere honden dood waren. Hij werd nooit verslagen. Zijn vroegere training, toen hij vocht met Lip-lip en den heelen troep, kwam hem nu goed te pas. In de eerste plaats kwam de taaiheid waarmee hij zich op de been wist te houden - al de wolfshonden, Mackenzie, Skimo en Labrador honden, Malemoeten, alle probeerden hem om te gooien en hem zoo bij de keel te pakken - maar geen hunner was het ooit gelukt hem zijn evenwicht te doen verliezen.

En dan was er zijn bliksemsnelheid. Die gaf hem een ontzettend groot voordeel boven zijn tegenstanders. Hoe groot ook hun handigheid was bij het vechten, nooit had hij een hond getroffen die zoo vlug was als hijzelf.

Voorts moest er rekening gehouden worden met het plotselinge van zijn aanval. De gewone hond begon met grommen en knorren en de gewone hond werd eer hij het wist ondersteboven gegooid en doodgebeten voor hij was begonnen te vechten of van zijn verbazing bekomen.

Maar het grootste van alle voordeelen van Pittah was zijn ondervinding. Hij wist meer van vechten dan een der honden die tegenover hem stonden. Hij had meermalen gevochten, kende meer listen, terwijl zijn wijze van vechten onverbeterlijk was.

In den loop des tijds vocht hij hoe langer hoe minder en Mooie Smith was genoodzaakt wolven tegen hem te doen vechten. Deze werden voor dit doel opzettelijk door Indianen gevangen en een gevecht tusschen Pittah en een wolf trok altijd veel publiek.

Eens werd een volwassen vrouwelijke lynx gevangen en dezen keer ging het voor Pittah op leven en dood. Haar vlugheid was even groot als de zijne; haar woestheid eveneens, terwijl hij alleen met zijn tanden vocht en zij ook met haar scherpe klauwen.

Maar na de lynx hield al het vechten voor Pittah op. Er waren geen dieren meer om mee te vechten - ten minste geen welke die eer waard waren. Hij bleef dus alleen maar

[pagina 108]
[p. 108]

tentoongesteld tot de lente, toen Tim Keenan, een berucht speler, in het land kwam. Met hem kwam de eerste buldog die Klondyke ooit had gezien. Het was onvermijdelijk dat de hond en Pittah zouden vechten, en een week lang was het aanstaande gevecht het voornaamste onderwerp van gesprek in de stad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken