Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pit-tah de grijze wolf (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pit-tah de grijze wolf
Afbeelding van Pit-tah de grijze wolfToon afbeelding van titelpagina van Pit-tah de grijze wolf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (9.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Vertaler

S.J. Barentz-Schönberg



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pit-tah de grijze wolf

(1923)–Jack London–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vierde hoofdstuk.
Collie.

De maanden verliepen. Er was volop voedsel en geen werk in het Zuiden en Pittah werd dik en gelukkig. De menschelijke vriendelijkheid was voor hem de zon, die hem bescheen en hij bloeide als een bloem die in goede aarde is overgeplant.

En toch bleef hij anders dan de andere honden. Hij kende de wetten zelfs beter dan zij en volgde ze stipter op, maar toch bleef een verborgen woestheid in hem, alsof de Wildernis en de wolf alleen in hem sliepen.

Nooit sloot hij zich aan bij andere honden. Eenzaam had hij altijd geleefd en eenzaam zou hij blijven. In zijn jeugd, onder de vervolgingen van Lip-lip en den troep, en in zijn vechttijd met Mooien Smith had hij een onverwinnelijken afkeer van honden gekregen. De stroom van zijn leven was afgeleid en, terugschrikkend van zijn soort, had hij zich bij de menschen aangesloten.

Daarenboven beschouwden hem alle honden met argwaan. Hij wekte hun instinctmatige vrees op voor de Wildernis en zij begroetten hem altijd met grommen en nijdigen haat. Hij, daarentegen, leerde dat het niet noodig was zijn tanden op hen te gebruiken. Zijn ontbloote tanden en opgetrokken lippen waren gewoonlijk al afdoende.

Maar er was één plaag in Pittahs leven - Collie. Nooit gaf zij hem een oogenblik van rust. Zij volgde de wetten niet zoo trouw als hij. Zij verijdelde alle pogingen van den

[pagina 150]
[p. 150]

meester om haar met Pittah bevriend te maken. Altijd klonk haar nijdig, zenuwachtig grommen hem in de ooren. Ze had hem nooit het dooden van de kippen vergeven en geloofde steeds dat zijn bedoelingen slecht waren. Zij volgde hem als een politie-agent waar hij ging en als hij zelf maar naar een duif of een kip keek, barstte zij in diepe verontwaardiging los. Zijn beste manier om te doen alsof hij niet op haar lette, was met zijn kop op zijn voorpooten geleund, zich slapende te houden. Dat bracht haar steeds tot zwijgen.

Met uitzondering van Collie ging alles best met Pittah. Hij had zelfbeheersching gekregen en kende de wetten. Hij leefde niet langer in een vijandelijke omgeving. Gevaar en pijn en dood loerden niet overal op hem. Het onbekende werd voor hem niet meer een dreigende verschrikking. Het leven was goed en gemakkelijk. Soms echter verlangde hij in den heeten zomer naar de sneeuw van het Noorden en werd hij onrustig zonder zelf te weten wat hem hinderde.

Pittah was nooit luidruchtig geweest in zijn betuigingen van genegenheid. Behalve dat hij dicht bij zijn meester kroop en hij den toon der liefde in zijn grommen deed hooren, had hij geen enkele wijze om zijn liefde uit te drukken.

Doch hij leerde ook stoeien met zijn meester en velerlei wilde pretjes uithalen. Op zijn beurt deed hij alsof hij woedend was en gromde en beet alsof hij het meende, maar nooit vergiste hij zich. Zijn tanden beten altijd in de lucht. En na zoo'n stoeipartij konden zij plotseling ophouden en keken zij elkander vroolijk aan. Dan sloeg de meester zijn armen om Pittah heen, terwijl deze vol liefde gromde en zich tegen hem aanvlijde.

Maar niemand anders stoeide met Pittah. Dat liet hij niet toe en als iemand het probeerde, waren zijn waarschuwend gegrom en overeindstaande haren allesbehalve voor de grap. Dat hij zijn meester die vrijheden toestond, was daarom geen reden dat hij een gewone hond was, die iedereen liefhad en met iedereen pret maakte. Hij had zijn meester lief en hield die liefde op hoogen prijs.

[pagina 151]
[p. 151]

De meester maakte veel uitstapjes te paard en daarbij vergezelde Pittah hem steeds. De langste rit vermoeide hem niet en na vijftig mijlen draafde hij nog lustig en vroolijk voor het paard uit naar huis.

Bij zulk een rit was het dat hij iets deed, dat hij slechts tweemaal in zijn leven zou doen - hij blafte, toen het paard eenmaal weigerde zijn meester te gehoorzamen. Ofschoon hij vaak na dien tijd trachtte te blaffen en zijn meester hem daartoe aanmoedigde, gelukte dit hem slechts ééns en dat was niet in tegenwoordigheid van den meester. Bij een rit over het veld, sprong een konijn plotseling op voor de pooten van het paard. Het steigerde, wierp den meester af en deze bleef met een gebroken been liggen. Pittah sprong woedend het paard naar de keel, maar zijn meesters stem hield hem terug.

- Naar huis! Ga naar huis! beval de meester, nadat hij gezien had wat er met hem was gebeurd.

Pittah was niet geneigd zijn meester te verlaten. Deze dacht erover een briefje te schrijven, maar vond geen papier en potlood. Weer beval hij Pittah naar huis te gaan.

Zacht jankend gehoorzaamde hij, maar keerde onrustig terug.

- Het is goed, beste jongen, ga naar huis, zei de meester vriendelijk en dringend, ga naar huis en vertel ze wat er is gebeurd. Ga naar huis, wolf, naar huis!

Toen gehoorzaamde Pittah.

De familie was op de veranda en genoot van de namiddagkoelte, toen Pittah aankwam. Hijgend, vol stof, verscheen hij in hun midden.

- Weedon is terug, zei Weedons moeder.

De kinderen snelden Pittah met vroolijke kreten tegemoet, maar hij lette niet op hen. Hij begon te grommen en drong ze opzij.

- Ik ben altijd bang als hij bij de kinderen is, sprak hun moeder, ik vrees dat hij ze den een of anderen dag plotseling aanvalt.

[pagina 152]
[p. 152]

- Een wolf is een wolf, zei Rechter Scott, geen enkele is te vertrouwen.

- Maar hij is geen wolf, pleitte Betsy.

Eensklaps stond Pittah woest grommend voor den rechter.

- Ga weg! Liggen! beval Rechter Scott.

Pittah keerde zich naar de vrouw van den meester. Zij gilde van angst toen hij haar japon tusschen zijn tanden nam en trachtte haar mee te trekken.

Hij had opgehouden te grommen en keek allen vlak in het gelaat.

- Ik hoop dat hij niet dol wordt, zei Weedons moeder. Ik heb Weedon wel gezegd dat ik bang was, dat het heete klimaat niet goed was voor een Pooldier.

- Hij tracht iets te zeggen, sprák Betsy.

Op dit oogenblik gelukte het Pittah na de uiterste inspanning hevig te blaffen en voor de tweede en laatste maal drukte hij op deze wijze uit wat hij wilde.

- Er is iets met Weedon gebeurd, zei diens vrouw beslist.

Zij waren thans allen opgestaan en Pittah liep de stoep af, omziende of zij hem wel volgden.

Na dit voorval had hij een nog warmer plaatsje in de harten van allen op Sierra Vista.

De dagen verliepen en straalden in den onafgebroken zonneschijn van Santa Clara Vallei. Maar toen zij korter werden en Pittahs tweede winter in het Zuiden aanbrak, kwam hij tot een vreemde ontdekking. Collie's tanden waren niet langer scherp. Zij hapte nog wel naar hem, maar zij deed het plagend en spelend zonder hem pijn te doen. Hij vergat dat zij hem het leven tot een last had gemaakt en trachtte, zijn waardigheid ophoudend, haar speelsche toenadering te beantwoorden.

Op zekeren dag lokte zij hem tot een lange jacht door de velden en bosschen. In den namiddag van dien dag zou de meester uitrijden en Pittah wist het. Het paard stond gezadeld voor de deur te wachten. Pittah aarzelde. Maar er was iets in hem sterker dan al de wetten die hij had geleerd,

[pagina 153]
[p. 153]

dan de gewoonten die hij had aangenomen, dan zijn liefde voor den meester, dan zijn eigen wil; en toen op het laatste oogenblik Collie hem spelend beet en wegrende, keerde hij zich om en volgde haar.

Dien dag reed de meester alleen uit en in de bosschen liep Pittah met Collie, zooals zijn moeder Kiche en de oude Eénoog jaren geleden hadden geloopen in het zwijgende woud van het Noorden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken