Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oom Jan leert zijn neefje schaken (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oom Jan leert zijn neefje schaken
Afbeelding van Oom Jan leert zijn neefje schakenToon afbeelding van titelpagina van Oom Jan leert zijn neefje schaken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/sport


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oom Jan leert zijn neefje schaken

(1968)–Max Euwe, Albert Loon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

2. Het ‘Stauntonspel’

Oom Jan hield woord. Klokke zes kwam hij zijn zuster feliciteren. ‘Van harte. Marie, en nog vele jaren met man en kinderen. Asjeblieft, hier heb ik nog een kleinigheidje voor je. Omdat je gisteravond zo braaf geweest bent.’

Moeder hield een klein doosje in haar hand, ze maakte het open en... ‘Maar Jan, dàt is toch te gek!’

‘Dat zei je gisteravond óók al,’ lachte oom Jan.

‘Maar zo'n prachtige ring, dat is toch een véél te groot cadeau!’

‘Ik vind het maar een klein dingetje, vind je óók niet, Jan?’

‘'t Is klein en tòch groot, Oom,’ zei Jan wijsgerig.

‘Dat bedoel ik natuurlijk óók,’ zei Moeder haastig.

‘Dus je vindt het wel mooi?’ vroeg oom Jan nog voor alle zekerheid.

‘Schitterend!’

‘Daar was het maar om begonnen, en... ik had nog wat goed te maken!’

Toen iedereen het cadeau bewonderd had, trok Moeder zich terug om voor een kopje koffie te zorgen. Vader en oom Jan staken een feestelijk sigaartje op en na het eerste trekje vroeg Vader:

‘Ik wist niet, dat je aan schaken deed. Ben je er al lang mee bezig?’

‘Al heel wat jaren. Maar jij bent tot mijn spijt geen schaker en daarom heb ik je er niet mee lastig gevallen tot nu toe.’

‘Nee,’ zei Vader, ‘dat is niets voor mij, urenlang op zo'n bord zitten staren en maar afwachten wat die meneer tegenover je gaat doen.’

‘Maar het is een móói spel,’ pleitte oom Jan.

Zijn neef, die stil in een hoekje naar dit gesprek heeft zitten luisteren, roept ineens:

‘Oom, als het zo'n mooi spel is, kunt u het mij dan niet leren?’

Vader lacht: ‘Hóór zo'n kleine aap! Schaken is geen spel voor kinderen. Die kunnen beter gaan ganzeborden of bokjespringen.’

Maar Oom kijkt Jan eens onderzoekend aan en zegt dan:

[pagina 10]
[p. 10]

‘Als je het ècht graag wilt leren, kan ik je wel een eindje op weg helpen. Maar denk erom: het is tamelijk moeilijk en vooral in het begin moet je erg veel onthouden!’

‘Dat is niet erg.’

‘Kijk eens aan,’ zegt Vader. ‘De schaakleraar en zijn leerling hebben elkaar gevonden. Maar je hebt meer nodig dan een leraar, Jan. Wij hebben geen bord en geen stukken.’

‘Ja,’ zegt Oom, ‘zonder materiaal begin je natuurlijk niets.’

‘En dan,’ zegt Vader weer, ‘zou zijn huiswerk er niet onder gaan lijden?’

‘Uitgesloten,’ zegt oom Jan op besliste toon. ‘Wie goed leert schaken, leert ook goed denken en dàt kun je goed gebruiken bij je schoolwerk!’

‘Hou op,’ lacht Vader, ‘nog even, en dan beweer je, dat elke schooljongen moet leren schaken omdat er anders van zijn huiswerk niets terechtkomt.’

‘Zo is het ook. En we kunnen met jouw zoon beginnen om het bewijs te leveren!’

‘Je hebt maar een prima advocaat aan je oom, Jan,’ zegt Vader. ‘Maar goed, we spreken dit af: als jouw kerstrapport er voorbeeldig uitziet, dan krijg je van mij een schaakspel cadeau en dan mag je schaakles nemen bij je oom Jan... als die er tenminste voor voelt.’

‘Góed!’ zegt oom Jan.

‘Ha!’ roept Jan.

 

Het kerstrapport van Jan was indrukwekkend.

‘Goed gedaan, zeun,’ zei Vader. ‘En is de schaakbui nog niet over?’

‘Nee Vader, wanneer gaat u het bord en de stukken kopen? Vanmiddag nog?’

‘Nou-nou, je hebt nogal haast!’

‘Ja, maar vanavond komt oom Jan en dan zouden we meteen kunnen beginnen!’

En Vader was zo goed niet of hij liep 's middags een grote speelgoedwinkel binnen.

‘Kan ik u helpen, meneer?’

‘Ik zou graag wat schaakspellen willen zien.’

In een oogwenk stonden wel tien verschillende doosjes en kistjes op de toonbank.

[pagina 11]
[p. 11]

‘Dit is een heel mooi spel, meneer, uitgevoerd in been, zwart en wit; en dit is dezelfde prima kwaliteit, maar dan in rood en wit; en dit...’

‘De moeilijkheid,’ zei Vader, ‘is, dat ik geen verstand van schaken heb. Ik moet een spel voor mijn zoontje hebben, die pas gaat léren schaken.’

‘Dan zou ik u dit spel adviseren, meneer, een “Staunton”. Dit spel wordt bij alle wedstrijden gebruikt.’

‘O, maar zóver is hij nog lang niet, hij gaat het pas léren!’

‘Juist daarom, meneer. Als hij nú al begint met schaaklessen en hij leert het góed, dan zal hij later beslist aan belangrijke wedstrijden gaan deelnemen.’

‘Ja, wie weet, hoe ver hij nog komt,’ zei Vader. ‘Goed, meneer, pakt u dit spel dan maar in.’

‘Nog een bord erbij, meneer? Ik heb hier een solide houten bord, keurig afgewerkt.’

‘Dat lijkt me wel goed,’ knikte Vader. ‘Doet u dat er maar bij.’

 

‘Schitterend!’ riep Oom die avond. ‘Een echte Staunton! Hoe heb je dàt zo goed uitgezocht? Je had toch geen verstand van schaken?’

‘Maar dat wil toch niet zeggen, dat ik geen schaakspel zou kunnen kópen?’ lachte Vader geheimzinnig.

‘Pràchtig, Vader!’ zei Jan en hij keek vol trots naar zíjn schaakspel, zijn wèdstrijdschaakspel.

‘Zo,’ zei oom Jan met een streng gezicht. ‘De les begint. Mag ik de dames en heren, die niet aan de les deelnemen, verzoeken dit lokaal te verlaten?’

‘Jazeker,’ lachte Vader, ‘wij zullen voortaan wel op elke avond als je lesgeeft, gaan wandelen, hoor!’

‘Nou, vooruit, jullie mogen blijven mits jullie de orde niet verstoren. Let op, Jan. We leggen het bord tussen ons in op de tafel. Zó ligt het precies verkeerd.’

‘Hoezo, Oom?’

‘Wat is de kleur van het vierkantje op de onderste rij aan je rechterhand?’

‘Zwart.’

‘En dat is verkeerd. We gaan het bord dus een kwartslag draaien. Zo!

[pagina 12]
[p. 12]

Onthoud goed de eerste regel van het schaakspel:

Vóór men begint te spelen, kijkt men of het bord goed ligt. Beide spelers hebben altijd een WIT veld aan de rechterhand.’

‘Dat is nogal gemakkelijk te onthouden, Oom. Altijd een wit veld aan de rechterhand.’

‘Juist. En nu de stukken.’ Oom Jan keert de doos boven de tafel om, zodat de stukken naar alle kanten rollen. ‘Zoek jij hier eens een zwarte toren uit, Jan. Mooi zo, dat is 'm. Zet maar aan jouw kant op een hoekveld, bijvoorbeeld rechts. Hij staat dus op een...?’

‘Wit veld, Oom,’ vulde Jan aan. ‘En daar zie ik nòg een zwarte toren.’

‘Die moet op je andere hoekveld.’

‘Dus op zwart,’ zegt Jan vlug.

‘Precies. Nu doe ik hetzelfde met de witte torens aan mijn kant. De paarden zijn nu aan de beurt. Die kun je gemak-kelijk vinden, juist, dat zijn ze. Hun plaats is vlak naast de torens. Kom je nu ook de lopers vinden?’

‘Ik denk dat dit ze moeten zijn, Oom. Verder zie ik nergens meer twee precies gelijke stukken, behalve die kleintjes dan, maar daar zijn er veel meer van.’

‘Goed bekeken. Het is gewoon een aftreksommetje!’

‘Moeten die lopers weer naast de paarden staan?’ vraagt Jan en hij zet ze alvast maar neer. Oom geeft niet eens antwoord, maar zet zíjn lopers óók naast de witte paarden.

‘Hoeveel plaatsen heb je nu nog over, Jan?’

‘Twee.’

‘Daarop komen de koning en de koningin. Pak jouw zwarte koningin, dan pak ik mijn witte; juist, de kleinste van die twee stukken. Let nu op: zet jouw zwarte koningin op dat zwarte veld, dan zet ik mijn witte koningin op dit witte veld. Wat zie je?’

‘De koninginnen staan recht tegenover elkaar.’

‘En als we nu de koningen ernaast zetten?’

‘Dan staan die óók recht tegenover elkaar!’

‘Dat moet ook. En daarom luidt de tweede regel van het schaakspel: De koningin staat op kleur. Dat wil dus zeggen: de zwarte koningin op een zwart veld en de witte op een wit veld. Nu hebben alle officieren - zo heten die grotere stukken - hun plaatsje gekregen.’

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

‘Nu die kleintjes nog, Oom,’ zegt Jan.

‘Die kleintjes heten pionnen, Jan. En we zetten ze gewoon op een rijtje vóór de andere stukken. Eenvoudig, vind je niet? Nu alle stukken nog netjes recht zetten en precies in het midden van hun vakjes. Dat is netjes en zo kunnen ze meteen aan je zien, dat je een Nederlander bent.’

‘Dat je een Néderlander bent?’ vraagt Vader, die niet wil leren schaken, maar die het ‘gedoe’ van zijn zwager en zijn zoon toch geen moment uit het oog verloren heeft.

‘Jazeker,’ zegt Oom Jan. ‘Als je bijvoorbeeld een Chinees was, moest je de stukken allemaal in de hoek van hun veld zetten.’

Moeder komt ook eens een kijkje nemen: ‘Wat ziet dat er toch keurig uit, zo'n mooi nieuw spel!’

‘Een nieuw spel, zusje?’ vraagt oom Jan. ‘Weet je wel, dat dat spelletje al zo'n slordige dertienhonderd jaar oud is?’

‘Wat?’

[pagina 14]
[p. 14]

‘Ja, werkelijk, dat spel is al zo'n dertienhonderd jaar oud!’

Kleine Jan zit te huppen op zijn stoel: ‘Ik wéét het, Oom! Ik weet het!’

‘Nou?’ vraagt oom Jan.

‘Dat bord en die stukken zijn wel nieuw, maar u bedoelt, dat het schaakspel dertienhonderd jaar geleden werd uitgevonden!’

‘Slim opgelost, brave leerling. Zo zie je maar eens, zwager, hoe het verstand wordt gescherpt, als iemand les krijgt van een goede schaakleraar. En als jullie nu kàlm willen blijven... vooràl kàlm blijven...,’ herhaalt oom Jan nog eens voor Vader, die juist aanstalten maakt, de goede schaakleraar eens fors in zijn kraag te grijpen. ‘Ten derden male: als jullie nu kàlm blijven, dan zal ik morgenavond eens haarfijn vertellen, hoe dat zo'n dertienhonderd jaar geleden gegaan is. Het verhaal speelt in Voor-Indië en jullie kunnen je er dus alvast op verheugen, dat het zal klinken als een spróókje!’

‘Ha, een verhaal van een uitvinder, dat zal een mooi sprookje zijn,’ zegt Jan.

‘Maar jíj moet morgenavond ook een verhaaltje vertellen, jongeman. Jij gaat me morgenavond eens precies vertellen, hoe de schaakstukken allemaal heten en waar ze moeten staan. En, niet te vergeten: de eerste drie schaakregels!’

‘De eerste drie, Oom? U hebt er maar twee genoemd!’

‘Maar, jou domoor, had je dan niet begrepen, dat de derde schaakregel is: Vóórdat het spel begint, kijk je of alle stukken op hun plaats staan en netjes midden op hun veld.’

‘Goed, Oom, ik zal zorgen, dat ik ze ken.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken