Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren
Afbeelding van Frank van Borselen en Jacoba van BeijerenToon afbeelding van titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

(1790)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 237]
[p. 237]

[37]

Jacoba, die nu met een nieuw leeven, op het gezigt van haaren zo tederbeminden Borselen, bezield was, verliet met grooten haast het schip: en in een boot aan wal gezet, begaf zij zich met de Bije en eenige andere haarer togtgenooten tot den Hertog, die zich op het Kasteel bevond, in het aanzienlijk gezelschap van veele der Kabbeljaauwsche Edelen. - Phlips deedt haar bij haare intrede in de Zaal van het Slot eenen stoel aanbieden.... maar zij weigerde zich te plaatzen.

Phlips glimlachte, zodra hij haar zag - doch Jacoba voerde hem op eene fiere en haarer waardige wijze toe.

Tot welke eene diepte ik mij vernederd beschouw, mijn Heer! Boven dien glimlach ben ik door de opeenstapeling mijner ellenden verheven. -

Phlips.

Zo u eene andere reden tot mij jaagt, dan om u met mij te verdraagen, ben ik geen oogenblik langer voor u te spreeken.... Beraad u kort, Mevrouw! hebt gij lust met mij nogmaals te strijden, of u op nieuws te verdraagen, maar weet, dat

[pagina 238]
[p. 238]

schoon bij uwen eersten schoot het hoofd van deezen romp gescheiden wierdt, dat dit hoofd niet alleen zou vallen. In 't kort alles is zodanig geschikt, dat bij den eersten schoot het hoofd van van Borselen vallen zal. Gij kunt nu kiezen.

Jacoba.

Voor ik u sprak had ik reeds mijne keuze gedaan, mijn Heer! En daarom verkoos ik als de minste geene plaats te neemen. Schrijf eene zwakke, weerlooze, verlaatene en verdrukte Vrouw de voorwaarden van het hardste verdrag voor - en zo zij slechts den man van haar hart in vrijheid ziet, en aan haar te rug geschonken, zij zal die voorwaarden ondertekenen, en bekragtigen. - Wat eischt gij?

Phlips.

Ik eisch dat gij plegtiglijk afstand doet van den titel van Graavin en van alle uwe Rechten op Henegouwen, Holland en Zeeland. -

Jacoba.

Mijne rechten - mijne rechten.... en waarin bestaan die? - en zo ik u die rechten afstaa, zult gij dan van Borselen in vrijheid stellen, en ons huwelijk niet verhinderen.

Phlips.

Gij weet niet, welk een gunstig hart ik voor u in den boezem omvoere, en nog meêr voor Borselen, Mevrouw. Niet alleen, dat ik uw huwelijk niet zal

[pagina 239]
[p. 239]

verhinderen, zo gij mij die rechten bij verdrag afstaat, maar ik zal de plegtigheid van uw huwelijk herhaalen, en met grooten luister vieren doen.... ik zal u de Landen van Voorne, Zuidbeveland, Thoole, Leerdam, Lede en Schoonderwoud overlaaten: u alle de Tollen van Holland en Zeeland schenken. En Uwen zo tederbeminden van Borselen zal ik tot Ridder van het Gulden Vlies verheffen, en met het aanzienlijk ambt van Opperhoutvester bekleeden. - Zie, mijne Nicht! of ik zo zeer uwe gramschap, uwen haat, uwe verachting verdiene. Of ik zulk een barbaar ben, als gij mij herhaalde keeren hebt afgeschilderd.

Jacoba.

En ik zou dan ook den titel van Graavin moeten derven.... (in gepeins.)

Phlips.

Jaa, Mevrouw, den titel met alle de rechten.

(Jacoba, op eenen stoel langzaam zich nederzettende en den vloed van traanen, die uit haare oogen stroomt, in haar' boezem willende verbergen.)

Welaan, mijn Heer! wat weegt de titel van Graavin, wat weegen deszelfs schitterendste voorrechten, waarvan ik thans geen enkelen straal meêr bezitte, bij de liefde, bij het leeven van mijnen Borselen. - En egter nog pleit mijn hoogmoedig hart om de-

[pagina 240]
[p. 240]

zelve te behouden. - Neen! neen! ik zal dien onedelen waan wel overwinnen. (Met eene eerbiedige houding tot den Hertog naderende.) Aan u, mijn Heer, draag ik de rechten op van Henegouwen, Holland en Zeeland, en den Graavelijken titel: maar indien ik egter iets mogt bedingen, dat dan mijne kinderen, zo 'er uit mijn huwelijk met van Borselen mogten voortspruiten, gerechtigd zijn naa uwen dood tot het Graavelijk bewind.

Phlips.

Nog meer zal ik u schenken. Zo ik voor u sterve, zult gij mijne Opvolgster zijn: ik aanvaard van u dan de Graafschappen van Henegouwen, Holland en Zeeland met alle derzelver titels en rechten.

Jacoba.

Nog slechts ééne bede... - zijt den Landzaaten en Steden, die ik altoos zo veele liefde heb toegedraagen, gunstig. - Bescherm ze toch bij hunne dierbaare Voorrechten, zo zullen zij misschien eens in den schoot der rust van hunne ellenden bekomen.

Phlips.

Ducht niet voor het tegendeel, Mevrouw!

Jacoba.

En nu, mijn Heer! hoop ik mijnen dierbaaren Borselen te aanschouwen.... te omhelzen....

Phlips.

Mijn Geheimschrijver stelt het verdrag, dat uwen

[pagina 241]
[p. 241]

afstand behelst, op; - en als dit geschied is, Mevrouw! behoeft gij geen oogenblik te verwijlen.... Gij kunt dan den man van uw hart omhelzen.

Jacoba, ziende dat 'er onder de Hovelingen van Phlips veele lachten, jaa zelfs ontdekte zij uit hunne weezenstrekken, dat zij haar beschimpten, met eenen moedigen tred en een fier gelaat naderde zij hun - en zeide op eenen toon, die zelfs den spotzieksten mond snoerde.

Gij? gij lacht - gij bespot mij misschien, mijne Heeren! Gij waant veelligt, dat mij dat lachen, dat mij die spotternijen grieven. Maar gij bedriegt u - allen, allen, die mij om mijne tederheid voor mijnen Borselen bespot, - gij zijt allen beneden mijne gramschap. - Misschien verbeeldt gij u, dat mijne hartstogt, dat mijne liefde gelijk is aan die, welke gij in de armen der dartele Jufferschap hebt leeren kennen - maar leer dan van een vrouw, die alles aan haare liefde heeft kunnen oposferen, dat gij de waare liefde miskent. - En dat zij u zelfs zo verre beneden haare aandacht rekent, dat zij u onwaardig en onbekwaam oordeelt, om immer die liefde te leeren kennen. -

Phlips gaf nu aan Jacoba het verdrag over, die hetzelve met een blij gelaat ondertekende, daar zij met eenen beminnelijken lach de pen aan Phlips

[pagina 242]
[p. 242]

overreikende zeide: Welk een last schuiven die weinige letters van mijnen zwakken hals op den uwen.

Zo ras Phlips getekend hadt en het verdrag voorgeleezen was, nam zij de hand van Bathilde, zeggende. Breng mij nu bij mijnen Borselen, bij mijnen dierbaarsten vriend. - De zaal uittreedende, ontmoette zij den Slotvoogd en smeekte hem aan haar den weg na de gevangenis van van Borselen te wijzen. Deeze, door een' der Edellieden van het Hofgezin van het gebeurde onderricht, vergezelde met Bathilde die edele Vrouwe, en tederste Gemaalin.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken