Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren
Afbeelding van Frank van Borselen en Jacoba van BeijerenToon afbeelding van titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

(1790)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 243]
[p. 243]

[38]

Borselen was, naadat hij van den muur was weggeleid, in het duister hol, waarin hij eenigen tijd gesleeten hadt, te rug gebragt. Jacoba tradt langs eenen smallen bogtigen en weinig verlichten gang na den diepen kerker, terwijl de Slotvoogd haar geleidde. - Twee zwaare houte deuren, die op haare dikberoeste hengzels knarsten, ontsloot de Slotvoogd - en eindelijk eene dikke ijzeren deur. - Een slaauwe lamp verlichtte deezen kelder, doch Jacoba, haaren Borselen ontdekkende, zag niets dan haaren Borselen. Borselen zat in eene zwaarmoedige houding, dood of leeven verwachtende, neder op eenen ruwen steen en was in diep gepeins verzonken. - Jacoba hong om zijnen hals, eer hij dacht om op te rijzen. - Sprakeloos bleeven zij een geruimen tijd aan elkanders hals hangen - en de eerste woorden, die Jacoba stamelende uitbragt, waren:

Ik vind u dan weder....

Nat van vreugdetraanen gloeiden hunne aangezigten tegen elkanderen, en zij vergaten geheel den kerker. - De Slotvoogd en Bathilde waren de

[pagina 244]
[p. 244]

verstomde aanschouwers, benevens een dienaar van den Hertog, die met des Hertogs zwaard in de hand gereed hadt gestaan, om ingevalle van vijandlijkheden, op den eersten wenk - Borselen te onthalzen in den kerker.

Eindelijk rukten zich de tedere Gelieven met moeite uit elkanders armen. - Jacoba stiet haaren voet. Zij zag neder, en aanschouwde de doodkist, geschikt voor het Lichaam van van Borselen. Zij gruwde - en den dienaar van den Hertog met het zwaard ziende, greep zij de hand van van Borselen.... Kom - Kom, mijn Vriend! zeide zij, laaten wij dit verblijf des doods, des verderfs ontvlieden. - Zaliger plaatzen verbeiden ons. - Laat ons van hier vlieden.... hier woont Dood en Verderf.

Nu leidde Jacoba haaren dierbaarsten vriend den kerkertrap op, en met eene edele vrijmoedigheid de zaal van den Hertog binnen:

Ziedaar, mijn Heer! voerde zij den Hertog te gemoete, zie daar mijnen dierbaarsten vriend, dien ik uit het graf wedervind: en zie mij te gelijk gloeijen van vreugde, dat ik voor het afleggen van eenen zo zwaarwigtigen last zulk een dierbaar pand herkreegen heb.

Phlips deedt op 't oogenblik Borselen ontkluisteren, en op zijn gelaat de spooren ziende van zijn

[pagina 245]
[p. 245]

lijden zins de jongste dagen, alle zijne beweezen diensten als in een punt verzameld zich herinnerende, gevoelde hij eenig mededoogen met van Borselen, terwijl Staatkunde hem voor het overige aanraadde Borselen en Jacoba op de vriendelijkste wijze te behandelen, opdat hij des te minder gevaar loopen zou van de gunst des volks te verliezen. Phlips voerde dan Borselen tegen:

De overgroote tederheid van uwe Gemaalin stelt u in vrijheid, wien anders een geducht lot over 't hoofd hong, en uwe echtverbindtenis moet nu op eene openlijker wijze bekragtigd en gevierd worden. (Hierop herhaalde hij alle de gunsten die hij hem en Jacoba bewijzen zou en vervolgde dus) Mijne zucht voor uw welzijn, onze oude vriendschap verheugt zich over deeze gunstige wending van zaaken. Dat voortaan onze vriendschap, onze eendragt door niets geschonden worde.

Van Borselen.

Zeer gaarne zoude ik uw beleefd aanbod, mijn Heer, beantwoorden in dit zo aanzienlijk gezelschap - doch daar ik al het vernederende voel van den toestand, waarin zich mijne dierbaare Gemaalin, die mij waardiger dan het leeven is, om mijnentwil bevind, sluit ik met schaamte den mond. Niets zal ik voorts bedrijven, dat aanleiding tot eene vriendschapsbreuk kan geeven, en mij meêr en meêr

[pagina 246]
[p. 246]

uwe gunsten trachten waardig te maaken; welke vriendschap, welke gunsten meer uwe Staatkunde, dan uw hart mij onwaardig gekeurd heeft. - Tot een blijk, mijne Heeren, dat ik mij aan Vrouwe Jacoba niet uit de beginzels, die mij door de meesten uwer, die door uwe aanblaazingen mij door den Hertog zelven zijn toegeschreeven, in den Echt verbonden heb - betuig ik hier plegtig, dat zij mij als Graavinne van Henegouwen, Holland en Zeeland dierbaar was - maar, daar zij alle haare rechten aan mij heeft opgeofferd, is zij mij nog dierbaarder.

Hertog Phlips bleef alle middelen aanwenden om het lot van van Borselen en Jacoba te verzagten, daar hij zijne Nichte nog verklaarde voor Opperhoutvesterinne en Duinbewaarster, eer hun huwelijk openlijk voltrokken was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken