Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren
Afbeelding van Frank van Borselen en Jacoba van BeijerenToon afbeelding van titelpagina van Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Borselen en Jacoba van Beijeren

(1790)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 258]
[p. 258]

[42]

Borselen, ingekomen zijnde, omhelsde haar tederlijk, en gaf haaren geest eene vrolijker wending. Naadat Jacoba de gewoone vraag gedaan hadt, of hij eenige nieuwstijding uit de Hofplaats medebragt, antwoordde Borselen:

In 's Haage is geen nieuws, maar, mijne waarde, in Haerlem is eene kunst uitgevonden, die de geheele waereld zal verbaazen; ik heb heden daarvan de eerste proeven gezien.... Mijn hart is geheel met deeze uitvinding vervuld. - Derzelver gevolgen zijn onberekenbaar.

Jacoba.

Meld ze mij toch, mijn Vriend!

Van Borselen.

De kunst, om door het overdrukken van met inkt bestreeken houten letters in den tijd van eenige uuren honderd kopijen van een geschrift te maaken.

Jacoba.

Ik verstaa u niet.

Van Borselen.

't Dom gemeen, dat alles voor toverij uitkrijt, zal ligt ook deeze kunst voor toverwerk verklaaren....

[pagina 259]
[p. 259]

Even, mijne waarde! als gij met uwen Zegelring honderden, jaa duizenden gelijke afdrukzels maaken kunt, zo ook heeft zekere Koster uitgevonden, om met houten Letters, die na boven uitsteeken en met inkt besmeerd worden, gelijke afdrukzels van letters te maaken. Laat ons op morgen, in dit aangenaam jaargetij, de lustrijke streeken van Haerlem en deszelfs Bosch bezoekende, ook dat kunstwerk, zo mogelijk, beschouwen.

Jacoba.

Kan mijne Borselen mij iets voorstellen.... dat mijn hart niet behaagen zou. - Gij weet, mijn Vriend, hoe hoog ik de Kunsten schat....

Van Borselen.

Welaan dan, mijne lieve.... maar hoe bleek, hoe....

Jacoba.

Ach, 't is niets, mijn Vriend! ik heb mij, misschien, wat over u bekommerd; Stel u gerust: morgen, morgen zal uwe Jacoba wel herstellen, als zij met u in de aangenaame Bosschaadjen en Duinen van haar bemind Haerlem wordt rondgeleid.

De dag brak aan, en Jacoba, vergezeld van haaren Borselen, steeg te paard: en zij bereikten bij het bekoorlijkste Lenteweder de vesten van Haerlem. - Aan een der Poorten afgestapt, wandelen zij na het Zand voor de wooning van den schran-

[pagina 260]
[p. 260]

deren Koster. Jacoba, die zich thans geheel zonder gevolg vertoonde, noch haar Borselen wierden herkend, maar niet te min herdacht zij met eenen diepen zucht, hoe zij eertijds op dat Zand tot Graavin was ingehuldigd... Weldraa egter wierden deeze gedachten afgebroken, daar Koster, hun herkennende, ze met de gulhartigste vriendelijkheid en beleefdheid ontving, en zich bijzonder vereerd betuigde, dat twee zulke aanzienlijke persoonen zijne kunst met hunne tegenwoordigheid verwaardigden.

Koster.

Och, 't zijn maar de eerste beginzels van eene toevallig ontdekte Kunst.... (Een vorm op de pers leggende en dezelve met inkt besmeerd hebbende, lag hij een blad papier op hetzelve, en vertoonde aan van Borselen en Jacoba het afdrukzel.) Ziet daar nu die kunst, waarvan men zo veel ophefs maakt, en waarvan ook misschien veel door schrandere vernuften te maaken is.

Van Borselen.

Zeer veel, mijn Vriend! zeer veel... (zich tot Jacoba wendende) Met hoe veel spoeds, mijne waarde, zouden dus de Bevelen van Vorsten en Grooten als afgeschreeven kunnen worden. En gij hebt dit ontdekt? Hoe zijt gij op die gedachten gekomen, mijn waarde Vriend?

[pagina 261]
[p. 261]

Koster.

Och, niets dan een inval heeft mij deeze Kunst doen uitvinden. Dikwerf vermaak ik mij in het aangenaam Bosch, bij deeze stad gelegen, en daar ik smaak van mijne kindschheid af vond, in het snijden van figuuren en letters in hout - sneed ik onder het lommer van een beuk gezeten, op een brokje schors eenige letters: - Dit bragt mij op den inval om een' A.B.C. voor mijne kleinkinderen te vervaardigen.... en dit met inkt besmeerd af te drukken: - Dit gelukte. - Ziedaar, mijn Heer! de eerste beginzels mijner Kunst - thans zijn dit de eerste bladen van een boek, dat ik ondernomen heb te drukken.

Van Borselen.

Grootsche onderneeming, mijn Vriend! en gelukt uw bestaan, dan zal de geheele waereld uwen naam met roem verbreiden. - Hoe ligt verkrijgbaar zal dan voor elk een boek worden - en wie weet welke verbeteringen 'er nog in deeze kunst zijn uit te vinden.

Jacoba.

Is het geöorloofd zulk een afdrukzel mede te neemen, ik zal het onder mijne zeldzaamheden bewaaren?

Koster.

Gaarne, Mevrouw! Gij vereert mij hoogelijk, al-

[pagina 262]
[p. 262]

leen vrees ik, dat ik misschien uwe aandacht met eene te beuzelachtige zaak heb bezig gehouden.

Van Borselen.

Ver van daar.... Vaar voort met uwe kunstoefening, wie weet welke vruchten het nageslacht daarvan plukken zal.

Naadat Borselen en Jacoba Koster op de vriendlijkste wijze dankgezegd hadden, traden zij te zamen ter Stadspoort uit, en in het Hout gekomen was Borselen zeer nadenkende en stil. -

Jacoba.

Gij peinst, mijn Vriend!

Van Borselen.

Jaa, mijne waardste - ik bepeins de gevolgen van deeze wonderbaare kunst. Ik bepeins, welk eene uitbreiding, welke een onberekenbaare uitbreiding de weetenschappen van deeze kunst zullen kunnen ontleenen; hoe onmeetbaar veel goeds, en hoe veel kwaads dezelve zou kunnen stichten; - welk eene uitgebreidheid dit aan den roem van verhevene stervelingen geeven zal. Gewis hunne daaden, hunne lotgevallen zullen de wijde waereld door gedraagen worden, en onvergangelijk tot het laatst naageslacht bewaard blijven.

Jacoba.

Ach, mijn Vriend! Misschien dan dat die kunst eenmaal ook nog onze liefde, onze tederheid ver-

[pagina 263]
[p. 263]

eeuwigt, en dat alle de gevoelige harten op den aardbodem getuigen, hoe groot de liefde geweest zij, die onze harten vereenigde.

In de beschouwing der aangenaamste voorwerpen sleeten zij verder den tijd, en Jacoba op het Slot terug gekeerd, scheen op nieuw versterkt.... maar slechts weinige dagen duurde deeze beterschap, en haare kragten namen merkbaar van tijd tot tijd af. - Altoos bleef zij egter voor haaren van Borselen haare zwakheid ontveinzen. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken