Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1 (1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1
Afbeelding van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(1806)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Acht en dertigste brief.
De Heer Willem Elzevier aan den Heer Frederik Bronkhorst.

den Haag, 9. Januarij.

Mijn Heer!

 

Schoon ik nog wel niet vele gebreken van eenigzins klimmende jaren begin te bespeuren, zijn 'er toch zoo sommige kenteekenen, die mij zeggen: 'er is reeds een ander geslacht gereed, om het uwe te vervangen, en op te volgen. Wanneer de kinderen onzer goede vrienden en onze eigene volwassen menschen worden, dan kan men staat maken, dat de zomer van ons leven ten einde, en dat men de herfst ingetreden is. Hoewel de Hemel mij maar één kind heeft laten behouden, dat tot jaren van onderscheid is opgegroeid, bespeur ik toch aan haar, dat ik ouder word. 't Is mij ondertusschen altijd zeer aangenaam, wanneer ik mij in staat gesteld zie, om hare redelijke wenschen en verlangens voor te komen of te voldoen. De vriendschap, die tusschen uwe voortreffelijke dochter Susanna en mijne teederbeminde Charlotte plaats heeft, zal u waarschijn-

[pagina 308]
[p. 308]

lijk niet geheel onbekend zijn. Hare menigvuldige briefwisseling, welke ik zelve beguntig, om dat die, buiten de aankweeking en instandhouding van eene lofwaardige vereeniging van twee deugdzame harten, zeer strekt, om althans de kundigheden mijner dochter te vermeerderen, zal u daarvan zeker ten bewijs verstrekken. Mijne lieve dochter heeft reeds voor den aanvang van den winter haar verlangen herhaalde keeren te kennen gegeven, om uwe Susanna, staande den denzelven, eenige weken bij ons te zien, maar de ziekte van Mevrouw uwe beminde is daarin hinderlijk geweest, en ik heb toen geene poging willen doen, om haar aanleiding te geven tot het nalaten van een zoo regt Christelijk bedrijf. Maar daar deze nu, onder Gods zegen, grootdeels door hare oppassing geheel hersteld is, heeft mijne dochter reeds weder bij haar aangedrongen, om over te komen, bijzonder, daar zij bij hare Grootmoeder, mijne dierbare Moeder, te Rotterdam verzocht is, om de ijsvreugde op de Maas met hare vriendin te komen zien; dat, uit hoofde van den buitengewoon fellen winter, veilig geschieden kan. 't Zou echter kunnen zijn, dat gij of Mevrouw uwe beminde in het denkbeeld verkeerden, of misschien het verzoek mijner dochter meer, zoo als men zegt, op haar eige houtje geschiedde, of dat zij ons dit verzoek eenigzins had afgedrongen; waarom gij huiverig zoudt kunnen zijn, om dat verzoek

[pagina 309]
[p. 309]

toe te staan. Ik neem daarom de vrijheid u van het tegendeel te verzekeren, met u te betuigen, dat niet alleen mijne dochter, maar ook mijn huisvrouw en mij een buitengewoon genoegen geschieden zal, indien gij aan uwe dochter Susanna toestaat, dat zij ons een winter-bezoek geeft, en dat ons aangenamer zijn zal, naar mate het langer duurt. Zoo gij het toestaat, dan zal ik maken, toekomenden dingsdag, zoo als ik aan uwe dochter geschreven heb, te Hillegom te zijn, met onze koets, tegen half twaalf, dan kunnen wij tegen den tijd van het diné, in den Haag zijn. In hope en verwachting, dat gij, zoo 'er geene aanmerkelijke zwarigheden in den weg zijn, aan uwe dochter toe zult staan, om van onze uitnoodiging gebruik te maken, blijf ik met achting

 

Mijn Heer!

 

Uw Dienstvaardige Dienaar

 

Willem Elzevier.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 delen)