Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Drie novellen (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Drie novellen
Afbeelding van Drie novellenToon afbeelding van titelpagina van Drie novellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Drie novellen

(1879)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vreemde invloed. Mijne goede faam. Kromme Cies


Vorige Volgende

XLI.

Marie had hem in hare onbedachtheid geen uur aangegeven. Hij wachtte en draalde en begaf zich eindelijk, toen de klok zeven sloeg, naar het huis zijns broeders; aan den ingang verscheen hij te gelijker tijd met eene meid in zeeuwsche kleederdracht, die zeker eene boodschap in de buurt was gaan doen en hem met den sleutel binnenliet.

‘Is men wellicht nog aan tafel?’ vroeg hij in de vestibule, want hij hoorde de vorken klinken.

‘Ja wel,’ zei het meisje.

Hij wilde echter niet heengaan, en vroeg of mevrouw haar niet had gewaarschuwd, dat een heer komen zou?

‘Neen,’ mevrouw had niets dergelijks gezegd.

Hij duwde haar eenen drinkpenning in de hand en beval haar niet te zeggen, dat hij daar was; hij stak zelf de deur van het kabinet open, en belette haar het gaslicht te doen branden: het was er overigens maar half duister, daar de klaarte van de vestibule tot daar in schemerde.

De deur, die dat kabinet van de eetplaats scheidde, stond met eene spleet open, de jonge heer was er niet. Justine zat tusschen de twee echtgenooten en scheen neerslachtig ‘omdat hij weg is,’ dacht Alexis met verkropte woede. Hij vernam uit het gesprek, dat zij te Bootsfort naar een landgoedje bij vrienden geweest waren. Marie had schijnbaar haast, om heen te gaan: zij spoorde George na het maal gestadig aan om te vertrekken en Justine bleef alleen.

[pagina 89]
[p. 89]

Hij zag, dat zij een boek in de hand nam; maar zij las niet; een groote tuil viooltjes, die als eene zeldzaamheid in dat late jaargetijde voor de tweede maal bloeiden, en dien zij van hunne wandeling hadden medegebracht, stond voor haar en verspreidde eenen zoeten geur. Zij liet droomend hare vingeren over de frissche kelkjes gaan.

Daar zat zij enkel door eene deur van hem gescheiden, thans was het oogenbrik gekomen een beslissende uitlegging met haar te hebben, thans of nooit; maar hij aarzelde nog, zoo hevig klopte het hart hem in den boezem.

De huisbel klonk op eens en kort daarna kwam de jonge vreemdeling als het ware de eetzaal binnengestormd. Justine stond onthutst op: hij trad in opgewondenheid naar haar toe; hij kwam van een vriendenmaal, vertelde hij, en had George en Marie ontmoet, die hem niet bemerkt hadden, hij was zijne makkers ontloopen, omdat hij wist, dat zij alleen was.

Alexis legde de hand op den appel van zijnen degenstok.

Alleen moest hij haar spreken, vervolgde hij met klimmende geestdrift, want hij beminde haar, zij wist het wel, al had hij het haar nog niet duidelijk gezegd.

‘Kom,’ sprak hij en greep hare hand, die zij in hare verwarring niet terug trok, ‘kom Justine, laat ons vluchten, samen verre, verre van hier!’ maar instinctmatig had zij eenen stap achteruit gedaan.

‘Er zijn oogenblikken in het leven,’ sprak hij met vuur, ‘waarop niet te twijfelen, niet te denken, niet te onderzoeken valt; waarop een besluit zoodra gemaakt, zoodra moet uitgevoerd worden, aleer de koele overweging tijd geeft er op terug te komen. Welaan,’ herhaalde hij, ‘de gelegenheid is gunstig, laat ons naar Valparaiso vertrekken, want’ voegde hij er plechtig bij, ‘ik zal u eeuwig beminnen en voor God zult gij mijne vrouw zijn.’

Alexis trok den degen uit de scheede; maar zij gaven

[pagina 90]
[p. 90]

geen acht op dat gedruis. Hij beefde als een riet, wie ging hij treffen in zijne blinde razernij?

‘Neen,’ antwoordde Justine ineens van hare overrompeling teruggekomen met de oogen ten hemel geslagen, ‘voor God ben ik de vrouw van eenen andere!’

Zij was achteruitgetreden en wees hem met zulk statig gebaar af, dat hij het niet waagde nader te komen.

‘Die man is uwer onwaardig,’ sprak Godfried met hevigheid, ‘ik heb het vernomen, hoe kunt gij aan hem nog denken!’

‘Vandaag’ zei zij traagzaam ‘in het ter Kamerenbosch, zag ik eene gestalte tusschen de bladeren verschijnen, verouderd en gebogen; maar die op hem geleek, die aanblik trof mij diep; zóó dacht ik, heeft het onheil ook hem wellicht terneergedrukt! O,’ riep zij uit en hield de beide handen aan haar voorhoofd, ‘o dat ik hem terug kon vinden!’

Daar stoof de deur van het kabinet open en Alexis lag voor hare voeten nedergeknield, hij drukte hare handen aan zijn hart:

‘Vergiffenis,’ smeekte hij, ‘Justine!’

Zij zag hem aan: ‘Alexis,’ was al wat zij zeggen kon en zij viel onmachtig achterover in haren zetel.

 

‘De aanblik van hun geluk heeft mij weder verkwikt!’ sprak George, die, in den vroegen avond van Gent terug gekomen, in zijnen zetel de voeten bij het flikkerend haardvuur uitstrekte met die weldoende vermoeienis, welke de rust tot een genot maakt.

Marie zat aan de andere zijde der tafel vlijtig bezig eene kaart van den starrenhemel te copieëren.

‘Allerheiligendag!’ zei hij weder als in gedachten, bij het

[pagina 91]
[p. 91]

vernemen der verre klokken, die over de stad weergalmden. ‘Hoelang zouden zij nu wel weder te zamen zijn?’

‘O, reeds een heele tijd,’ antwoordde zijne vrouw met haar penseeltje in de hand opziende, ‘hunne kleine Marie moet nu reeds vier jaar oud zijn.’

‘Dat lieve kind, zij gelijkt u,’ zei George.

‘Ach, en hun nieuwe Dieudonné dan?’ sprak zij in vervoering, ‘dat ziet er een schelm uit met zijne duivelsche oogjes, als hij zoo fiks en recht op den arm zit!....

 

December 1875.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken