Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Drie novellen (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Drie novellen
Afbeelding van Drie novellenToon afbeelding van titelpagina van Drie novellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Drie novellen

(1879)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vreemde invloed. Mijne goede faam. Kromme Cies


Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

XL.

Op zijn kwartier gekomen, schreef hij een briefje aan Marie, - tot George wilde hij zich niet richten - waarin hij haar dringend verzocht hem een onderhoud met zijne vrouw te verschaffen. 's Anderdaags in den morgen kwam een antwoord. Marie nam het niet op zich, schreef zij, Justine op zijne komst voor te bereiden; maar meldde hem, dat zij en George den avond in eene familie gingen overbrengen, waarheen Justine nooit wilde medegaan, en noodigde hem uit zich alsdan naar hare woning te begeven, waar hij zijne vrouw alleen aantreffen zou.

Het was een heerlijke Allerheiligendag, en de zonneschijn was helder en doordringend als op eenen lentemorgen. Alexis had zijn raam geopend, en het woelig gedruis der straat weerklonk tot in zijne kamer.

Hij stond voor den spiegel en beschouwde zich zelven: wat was hij bleek en vervallen! Wat scheen zijne gestalte vermagerd en gebogen! Hij streek de hand over zijn haar: het was vergrijsd en verdund. Hij dacht aan Justine en het beeld van den schoonen, bloeienden vreemdeling verscheen hem voor den geest, en wanhopig liet hij zich in eenen zetel vallen.

Omtrent den middag kwam hij in het ter Kamerenbosch aan, dat in zijn herfstelijk feestgewaad pronkte. Waarom was hij er heengegaan? Hij wist het niet, en vreesde meer dan hij wenschte er Justine te ontmoeten.

Open rijtuigen stonden aan den ingang van het bosch, of reden met opgetooide dames en heeren de breede lanen in, wandelaars en kinderen in zomerkleederen ontmoette hij; maar hij genoot niet van de warme zonnestralen noch van den heerlijken aanblik der schitterende boomen, en dwaalde als een ongelukkige voort. Hij overdacht zijn lot.

[pagina 87]
[p. 87]

Wat had hij niet geleden op die jaren! Hoe dikwijls had hij zich zelven niet beticht om Justine te verontschuldigen; hij had het niet gekend, dat wilde boompje te verzorgen en op te leiden! Hij had het niet beproefd dien eenigszins ruwen diamant te slijpen! Maar ‘vreemde invloed’ was de eerste, de groote plichtige, dat had hij haar willen zeggen en haar vragen weer bij hem te komen; hij had haar om vergeving willen smeeken in naam van het aandenken aan hunne gemeenschappelijke smart, in naam van hunnen kleinen Dieudonné, en haar beloven voortaan heel anders te zullen zijn! Helaas, en thans was het te laat, die noodlottige brief had het hem gemeld, hij zelf had het gezien: zij was verloren voor hem, zij had hem vergeten, hem, die haar meer dan ooit beminde, en ‘te laat, te laat’ ruischte het onheilspellend in en om hem henen.

Hij vernam weer achter zich op den aardeweg het verdoofd geratel van een rijtuig, dat hem aldra voorbijreed, en een voorgevoel der werkelijkheid belette hem op te zien. Het was een open wagen, die eenige stappen verder stilhield, en waaruit George en Marie, zijne vrouw en de onbekende stegen. De koetsier keerde dadelijk om en zij sloegen een nederdalend zijpad in.

Alexis zag George, die met Marie vooraan was, als bekommerd naar zijne twee gezellen omkijken, die aldra achtergebleven waren.

Hij zette zich neder op eene bank, hij zat bleek en roerloos als een marmerbeeld, dan begon hij werktuiglijk met zijnen stok - eenen degenstok, dien hij altijd bij zich droeg, sinds hij 's avonds soms langs den eenzamen weg naar zijne woning moest, - lange haastige schreven in de roodachtige kleiaarde te maken. In eens trok hij als koortsig het wapen uit de scheede: het lemmer schoot stralen in de zon, hij bezag het aandachtig, en stelde

[pagina 88]
[p. 88]

de punt op zijne open hand, als wilde hij er de scherpheid van beproeven, waarna hij weder, schijnbaar kalm, stedewaarts introk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken