Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXIV.

In de week voor Paschen ‘gaat de klok naar Rome’, - zoo zegt men aan de kinderen - namelijk: er wordt niet meer geluid gedurende een paar dagen; een koorknaap trekt met een krassende ratel - hier krekel genoemd - door het dorp om het begin der kerkelijke diensten aan te kondigen. Dat verstommen van die metalen stem van daarboven, legt iets doodelijks over de gemeente en drukt de gemoederen tijdelijk neder. De eerste klokkentoon, dien men den Zaterdag opnieuw verneemt, galmt dan ook als een triomfkreet door de lucht, en daar alles in dat seizoen tevens ontwaakt en tot nieuw leven uitbarst, is het ook de bazuin van de komende lente, de belofte van een langen, schoonen zomertijd.

De klokken brachten eertijds paascheieren van Rome mede; nu is dat gebruik uit de mode; wellicht kan het volk zich niet langer voorstellen, dat iets meer tastbaars dan een pauselijke zegen van daar, waarheen zooveel gedragen wordt, komen zou. Althans Meetje, welke aan de oude gebruiken vasthield, zei - waarschijnlijk de eenige in heel hare gebuurte - bij het vernemen van den eersten galm der verstomde klok: ‘Hoor, hoor, de klok is van Rome gekomen; loop, Reine, en zoek of ge geene paascheieren vindt!’

[pagina 81]
[p. 81]

En het meisje ging, bewogen door deze moederlijk bereide verrassing, in het ‘lochtinkje’ (tuintje) achter het huis. De lente was daar: de perkelboom stond in vollen rooskleurigen bloei en de eerste zwaluw van het jaar schoot over den boomgaard der schapenhoeve.

Reine zocht: onder de dikke, neerhangende, goudgele paaschleliën, tusschen de bruinrood opgeschoten pioenestammetjes, in de palmstruikjes en het blauwgroen, reeds bloeiend Engelsch gras, dat de perkjes omzoomde, en zij vond eieren: één hier, twee of drie ginder. ‘Liefderijk Meetje!’ en bracht ze binnen om ze uit te slaan en te roeren.

Een andere - voorziene - verrassing verbeidde haar. Er was een bode in huis met groot, verblijdend nieuws: Veria had een kind!

‘Gauw, gauw,’ zette Meetje haar aan, ‘kleed u, gij moet seffens mede.’

Reine was namelijk reeds sinds eenigen tijd verzocht om meter te zijn.

‘Wat heeft God verleend?’ vroeg zij aan den boodschapper, die met een pint bier - gansch troebel, zooals het vaak is op kleine hoevekens, waar de ton lang loopt - in de hand zat, met een frisch gestreken blauwen kiel aan en den gaanstok tusschen de beenen.

‘Een struische zoon,’ luidde het bericht.

De kalme Reine trilde van aandoening, toen zij met te haastige hand hare beste kleederen aan den kapstok zocht en in verwarring de verkeerde greep. Zij was gansch en zonderling ontsteld over die nieuwmare.

Te lande wordt het doopen van een kind niet langer uitgesteld dan volstrekt noodig is om peter en meter te ontbieden. Deze woonden beiden niet ver; - de oudste der Hanebalken was peter - aldus kon het doopsel nog denzelfden namiddag toegediend zijn.

Reine vertrok met den bode en weldra was zij in den

[pagina 82]
[p. 82]

Opeel en werd zij aan het portaal van ‘de Klokke’ luidruchtig door baas Leo begroet; hij was als brooddronken van vaderlijke fierheid en uitbundig in zijne vreugd.

‘Kom binnen, kom binnen, he, wat zegt ge nu? Een zoon! een erfgenaam! precies zijn vader, een echte Hanebalk!’ riep hij uit, als ware die naam de beroemdste van den aardbodem, en de verzekering der gelijkenis met hem de hoogst mogelijk toegezwaaide lof.

‘Proficiat!’ zei Reine, stil en wat verlegen in de onbepaalde vrees, dat hij mededeelingen doen zou of schertsredenen zeggen, die ze liefst niet hooren mocht en zij haastte zich boven bij Veria.

Leo Hanebalk was nu inderdaad gelukkig: heel zijn leven lang had hij van kinderen gedroomd en kleine kinderen - de zijne - in verbeelding gezien. Zijn hoogste wensch was thans vervuld.

Het geschiedt al heel zelden, dat hetgeen wij met hartstocht betrachten, ons niet vroeg of laat wordt verleend. Is dan de Schepper of het wezen dat de wereld beheerscht, zoo vaderlijk tot het vervullen onzer wenschen bezorgd? Ik geloof het niet, maar de mensch is over 't algemeen bescheiden in zijn eischen: hij stelt die niet hooger dan hetgeen, waartoe hij volgens de voorbestemming van zijn natuur en zijn levenskring recht heeft, en daarom kan een - of bijna een ieder - het einddoel van zijn streven bereiken.

Veria lag in de bovenkamer, de kamer waar Cieska zoo vele jaren geslapen, zoolang ziek gezeten had; de kamer waarin zij gestorven was; in het bed, waarin Reine haar had gezien, bewegingloos en stijf, geel als een wassen beeld, nadat het dekkend laken afgenomen was. En op diezelfde peluw, waarin haar dood hoofd eenmaal zijn vorm gedrukt had nagelaten, ontwaarde zij thans het frisch en blozend aangezicht der plaatsvervangster, der tweede gade.

Aldus herkiemt en bloeit het nieuwe leven op het puin

[pagina 83]
[p. 83]

van een vernietigd gebouw; aldus schiet eene jonge scheut uit den grond op de plaats waar de oude stam heeft gestaan, zoovele - vele jaren, dat hij onuitroeibaar scheen, en die plaats zijne plaats was, en in de meening van den voorbijganger niet die van een anderen worden kon.

Nog nooit was Veria aan Reine zoo schoon voorgekomen: bare oogen schitterden met een verlevendigend vuur, hare ronde wangen gloeiden, en het blond haar krulde bevrijd uit hare muts over haar effen voorhoofd. Zij lag met de handen boven de sprei en zette zich overeind bij het binnenkomen barer zuster, en ook zij verwelkomde haar met lach en opgewekte vreugde.

Een klein, langwerpig pakje lag naast haar aan den kant van den muur: het kindje! Het had nog geene wieg. Sommige moeders te lande hebben een soort van vooroordeel, dat haar tegenhoudt de wieg te koopen vóór de geboorte van het kind; andere zien er iets belachelijks of onkiesch in dat meubel te doen binnenbrengen, daar waar er nog geen kleine bezitter van is.

Reine hield aldra het busseltje op de armen en keek onder het nieuwe wollen deksel. Het gezichtje was heel rood, dik en toch rimpelig, de oogjes dichtgeknepen, als hinderde de klaarte, en de twee gesloten vuistjes bij de kin gestoken. Reine voelde de warmte van zijn rugje en de beweging zijner beentjes in hare hand. Er trilde iets van liefde in haar binnenste voor dat hulpbehoevend schepseltje. Zij had het vast aan haar hart willen prangen en durfde toch nauw het te beroeren, zoo tenger als het was.

De baker kwam het opeischen tot het aankleeden voor het doopsel en droeg het beneden bij het laaiend houtvuur, van waar het eigenaardig ‘kowek, kowek’ der nieuw geborenen, aldra tot boven verneembaar, het bewijs leverde, dat de jonge aangelande op dit tranendal zijne eerste wapenproeve als slachtoffer der mode onderstond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken