Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXX.

De kleine Filip trok Reine onweerstaanbaar naar het Opeelken. Eiken Zondag ging zij er thans heen, en, terwijl Veria en baas Leo de gasten in hunne herberg of de bolders op het hof bedienden, droeg zij hem naar de Warande. Daar zat zij aan den vijver gansch alleen met het kind op den schoot, dat achterover, onverblind door de klaarte in de lucht staarde en eindelijk insluimerde. Het water weerspiegelde den blauwen hemel en de wolken; de zwaluwen schoten, met het bekje gereed geopend tot het opvangen der vliegende kerfdiertjes, over de oppervlakte; de gele lischbloem bloeide tusschen hare zwaardachtige stengels weelderig aan den boord,

[pagina 98]
[p. 98]

en de bruinroode halmpjes van het opgeschoten gras wuifden buigend in den zomerwind.

Daar was het stil en vreedzaam en goed. Reine verzonk er in eene soort van wellustige gevoelloosheid, waaruit zij enkel ontwaakte, als de kleine teekens van verveling gaf en zijn gegrijn haar waarschuwde, dat zij opstaan moest en hij recht op afwisseling had.

Haar verlangen liep de ontwikkeling van zijn vernuft vooruit; zij sprak hem aan met zoete namen; zij stak hem bloemen toe, die hij nog niet kon grijpen; zij wees hem de vogeltjes aan, waarin hij nog geen belang kon stellen. Zij nam de kleine vingertjes in hare hand en, zelf een kinderlijk vermaak scheppend in een kinderspel, dat hij nog niet begreep, betastte zij hen beurtelings, te beginnen met den duim tot aan den pink, het gekende rijmpje opzeggend:

 
‘Laat ons gaan slapen,’ zei Duimeloot;
 
‘We hên (hebben) nog niet gegeten,’ zei Lekkerpoot;
 
‘Waar zouden we 't gaan halen?’ zei Lange Eake;
 
‘In moeders schapraaitje,’ zei Korte Knape;
 
‘k Zal 't klappen, 'k zal 't klappen,’ zei Klein Kornuit.

En dan aan het andere handje:

 
Duimken heeft een kieksken gekocht;
 
Korte Knape heeft het thuis gebrocht;
 
Lange Rake heeft het gepluimd;
 
Pier Machuit heeft het in 't panneken gesteken,
 
En dat klein, klein deugnietje heeft het al opgegeten.

Welk een triomf, wanneer de knaap, door haren toon opgewekt, mede schaterde.

Na een paar maanden beeldde zij zich in, dat hij haar kende en haar de armkens reikte en, al was hij nog gansch onverschillig aan wie hem opnam of mededroeg, toch was die waan een zoet genot voor haar.

[pagina 99]
[p. 99]

‘Reine!’ zei Veria, van haar sprekend, ‘ze zou den dood sterven voor hem.’ Zij had hem eens later in den zomer voor een heelen achternoen medegedragen naar het hoeveken om hem aan Meetje te toonen - zij was zoo fier op dat kind! Hij kon reeds op zijn beentjes steunen en nu kende hij haar waarlijk; want hij verborg zich achter haren schouder, toen het oud vrouwtje een bevende hand uitstak om hem te grijpen.

De rosse klokhen liep met hare tjilpende kiekjes op het hof; de zeug, door heel hare rozenkleurige, golvende biggetjesschaar omringd, kwam gemeenzaam grollend naar Reine, en de kleine lachte en schetterde, toen zij hem, onder de schoudertjes houdend, met de beentjes stoeiend naar de jonge varkjes toezwaaide...

Maar dra begon hij lastig te worden; hij weigerde de melk, die Reine hem met eenen lepel, onhandig, in het mondje en er nevens goot; hij schreide en stampte met de voetjes.

‘Ja ja, hij moet naar zijne moeder,’ zei Meetje, en Reine, onbekwaam om hem te sussen en te stillen, voelde haar machteloosheid; zij voelde met kwetsende jaloezie, dat hij aan eene andere toebehoorde en van eene andere afhing. En haastig, bijna gebelgd over zijne zoo luid verkondigde eischen en zijn misnoegen over haar beheer, liep zij met den krijtenden knaap naar den Opeel en leverde hem op het woelig bolplein - waar een toeschouwer met beleedigende scherts haar vroeg: of zij hem ging vermoorden dan - aan Veria over, die aldra met haar reeds zwijgenden zuigeling in de achterkeuken op het lage stoeltje zat, en zegepralend aan hare onthutste zuster verklaarde: ‘Ik heb het wel geweten, ik heb dat wel gepeinsd!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken