Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XII.

Aldus verliep de winter, een koude winter met veel sneeuw, afgewisseld door dooi en regen. Nooit waren de dagen somberder geweest, nooit hadden zij korter geschenen.

‘Wij zitten als in een schip,’ merkte Marcellien meer dan eens op, toen de schier onbruikbare wegen de afzondering nog vergrootten. Peetje en Meetje konden slechts een paar malen naar de kerk gaan; beiden sukkelden zonder eigenlijk krank te wezen. Zij lazen hunne mis tehuis des Zondagsmorgens, aan het raam gezeten, elk met zijn kerkboek: Meetje hare gebeden onderbrekend om Reine pruttelend en onnoodig het huiswerk te gebieden, dat zij kende, of even nutteloos te vermanen bij tijds gereed te zijn, en te waarschuwen, hoe laat het reeds was, als ware het eene zaak van groot belang geweest stipt op het aangestelde uur te middagmalen, voor hen, die heel hun achternoen vrij hadden en zonder de minste bezighouding overbrachten.

Reine antwoordde weinig, schudde wel eens ongeduldig, half lachend, het hoofd of bromde binnensmonds al een woord tegen, maar nam die tergende vitzucht niet hooger op dan het behoorde. Haar gemoed bleef onbewolkt als de stalen Septemberhemel soms dagen en weken zijn kan, als moest er nooit meer bui of stormen komen. Zij ging zelden tot aan den Opeel. Filip bezocht nu de school en des Zondags moest hij naar de leering; dan bleef hij met zijne kameraden op de plaats onder de groote notelaren spelen. Veria had haar een

[pagina 154]
[p. 154]

paar malen slecht onthaald en een woord laten vallen van ‘gesleepte kwezels’, die de heilige uithangen en slechter zijn dan ‘ruzelute’ menschen van de wereld.

Reine voelde den steek zonder er de beduidenis van te vatten. Eene kwezel? dat was ze niet. Zij ging naar de goddelijke diensten als alle anderen, zelden te biecht zelfs; zij, de steeds met hare gedachten afgetrokkene, had het nooit in het hoofd gekregen pastoor of onderpastoor tot haar vertrouwde te maken. En indien zij gansch alleen op hare kamer de gewoonte had vurig voor de overledenen te bidden, zoo wist dat niemand en kon het niet daarop zijn, dat Veria zinspeelde.

Marcellien! hier lag de knoop. Veria was jaloersch van haar. Hij was de twistappel tusschen beiden. En hare zuster was boos op haar, omdat hij bijna nooit in den Opeel meer verscheen, alsof het Reine ware, die er hem van afhield! En Reine richtte zich op bij die gedachte met eene gewaarwording van vrouwelijke fierheid en een bewustzijn van oppermacht.

Veria was uit het veld geslagen. Reine behield de zegepraal, zonder dat er een slag geleverd was! Zij had zich niets te verwijten; zij had geen woord van blaam tegen zijne bezoeken in ‘de Klokke’ gerept, het was van zelfs gekomen; hij hield van dat uitgaan niet meer, hij bleef liever te huis, op het hof.

Zij had door niets hem aangelokt en hij beminde haar! Die liefde sprak uit zijnen glimlach, uit zijne gebaren, uit zijne woorden, uit zijne opmerkzaamheid, als zij iets zei, uit den bijval, waarmede hij het minste harer gezegden begroette.

‘Ik heb er geene schuld aan,’ dacht Reine met oprecht heid, ‘hij weet wel, dat ik nooit trouwen zal.’ Zij had dit laatste meermalen opzettelijk in zijne tegenwoordigheid verklaard.

En toch streelde het haar zijne oplettendheden waar te nemen - nieuw voor haar, als ware ze nooit bemind geweest, schuchter van zijne zijde, als had hij maar achttien jaren geteld.

[pagina 155]
[p. 155]

Och haar jeugdig hart was vereenzaamd! Zoo troosteloos had haar leven heengevloden sinds lang, dat het bijna eene noodwendigheid werd medegevoel in te boezemen, de voorliefde van iemand te wekken.

Aan Filip zou ze getrouw blijven, dien eed herhaalde zij bestendig bij zich zelve.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken