Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Idonia (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Idonia
Afbeelding van IdoniaToon afbeelding van titelpagina van Idonia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Idonia

(1891)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

IX

Dat verlangen werd overigens aldra voldaan. Het was St. Marcus, de patroon van Vroden. Zulke dagen worden als feestdagen gevierd, maar staan op den rang van wat men ‘afgestelde heiligdagen’ noemt. Er is geene school; meest allen gaan naar de mis, enkelen naar de vespers; men werkt niet, doch mag het doen, en de naarstigen maken van die kerkelijke veroorloving gebruik: huisvrouwen verstellen kleederen; ambachtslieden verdienen iets extra; ‘kortwoners’, die in de week bij de boeren in huur zijn, spitten of zaaien hun eigen land. Zoo deed ook Gijelle; maar voor heden had hij nog iets anders in den zin en hij vroeg, of hij mocht aan mevrouw Florisonne. Hij had namelijk zijn gevel gewit en wenschte ook deuren en vensters rein te hebben; een beetje

[pagina 58]
[p. 58]

groene verf, hij kon ze zelf maken, het zou niet veel kosten, en den arbeid had hij aan zich.

Hij zat in 't waschhuis met een kom (kopje) rookende koffie en een paar dikke tarweboterhammen aan 't witgeschuurde tafeltje. Het was er veel verbeterd, sinds mijnheer getrouwd was; madame had gevoel voor een werkmensch. Hij werd elken zondagmorgen na de vroegmis - als hij eens bij den burgemeester binnenging en dat deed hij reeds veertig jaren lang - ‘wel neergezet’, zei hij bij gelegenheid aan den eenen of anderen, als het ter sprake kwam. Eertijds kreeg hij enkel eenen druppel brandewijn.

Mevrouw was braaf, heel braaf, zie, die schoone frak en die schoenen van mijnheer - zij waren nog kloek ook, maar mijnheer was vies, hij wilde geen gerepareerd goed dragen en daar ging Gijelle mede - hij had het van madame gehad. Hij werkte daar nu reeds zóó lang, hewel, niet dàt, en hij deed eene beweging, als trok hij met den duim en den wijsvinger iets uit zijn voorsten tand, niet dàt was er ooit van den burgemeester of de oude te krijgen geweest. Zij hadden 't nochtans wel mogen doen, zij wisten wel waarom... Aldus

[pagina 59]
[p. 59]

maakte Gijelle soms eene wrevelige zinspeling, die hij niet wilde, dat iemand verstaan zou, en die men verklaren kon, als doelend op zijnen lange jaren te weinig beloonden dienst.

Gijelle zag er heel fatsoenlijk uit met zijn groven, slapwitten, overgevouwen hemdsboord, zijn dood, effen gekamd haar, zijn verbruind, geschoren gelaat en den donkeren jas, die wel wat afgesleten aan de naden en iets te wijd was, maar waarvan de fijne stoffe en de sierlijke snede hoogere afkomst dan werkmansdracht verrieden.

Mevrouw stond naast hem - zij was eens bij gekomen om te zien, of Mietje voor hem zorgde.

‘Ja, ja, zeker,’ zei ze op zijn aanzoek. Hij mocht in den winkel halen, wat er noodig was. Zij zag het gaarne, dat de pachters hunne huizen goed oppasten.

‘Ik neem 't in dank,’ knikte Gijelle, met de muts op 't hoofd, die hij bij haar intreden afgenomen, doch weder opgezet had.

En dan, terwijl hij - in zijne hemdsmouwen thans - in 't stalleken, na een verfpot gezocht, en alle toebehoorten bijgebracht te hebben, lijnolie, loodwit, groen en terpentijn in de vereischte hoeveelheid mengde en omroerde, kwam

[pagina 60]
[p. 60]

Richard binnen. Hij moest weten, wat Gijelle van zin was te doen; hij had alreeds de droge borstels vast, en wreef hun door 't gebruik afgekorte, harde haren over zijne hand - hij kon niets gerust laten, en deed altijd kwaad als een klein kind, zei zijne tante.

‘Mijn deuren schilderen,’ antwoordde Gijelle.

O Richard ging mede, riep hij, en meteen wilde hij weg.

‘Tante, laat mij, als 't u belieft.’

De burgemeester was niet daar, - uit voor heel den dag - voorzeker zou hij zijne toestemming niet gegeven hebben, of had zij zelve het niet gewaagd in zijn bijzijn de hare te verleenen; maar wat kon ze weigeren aan haar troetelkind?

‘Zie, dat ge uwe kleederen niet bezoedelt,’ zei ze, zonder veel hoop, dat hare waarschuwing stipt zou nageleefd worden.

‘Neen, neen,’ antwoordde Richard, heimelijk reeds besloten, spijt het gevaar voor vlekken, mede te helpen schilderen.

‘Als ge maar met geene gebroken beenen tehuiskomt! Gijelle, zult gij hem beletten van te klauteren op de boomen of de houtmijt?’ vroeg ze beangstigd.

[pagina 61]
[p. 61]

‘Ja,’ sprak Gijelle, ‘gij moogt gerust in alles zijn, madame.’

‘Maar,’ zei ze in eens, verrast door een bezwaar, dat haar nu eerst te binnen schoot: ‘waar zult gij eten van middag?’

‘Te mijnent,’ verklaarde Gijelle, fier als gastheer op te kunnen treden.

En zij gingen, de arme man en het rijke kind, als twee goede kameraden, die ze waren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken