Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVIII.

De oude onderwijzer was op pensioen gesteld, en Meester Aloïs in zijne plaats benoemd. Deze was overgelukkig en droomde een leven van onafgebroken genot: zijn ambt had hij lief, de schoolkinderen beminden hem allen. Hij hoopte nog hun getal te doen aangroeien, en schikte zich met nog meer ijver dan voortijds op hunne opvoeding en onderwijs toe te leggen. Romanie zou zijne vrouw worden. Hij kon soms met teederen blik van op het voorhof het schoolhuis aanstaren, dat hij thans het zijne noemen mocht, en waarin hij gerust zijne dagen slijten zou. Hij wilde kleine

[pagina 117]
[p. 117]

bloemperken in den tuin aanleggen, en dacht er bestendig aan om alles te verschoonen en te verfraaien voor de aankomst zijner jonge bruid. Meester Aloïs bevond zich zonder hulpmiddelen; doch Romanie bezat eenig vermogen, wel niet veel, maar genoeg om hun huisraad te koopen en nog iets over te houden; en nu was het een onderzoeken en raadplegen, hoe zij alles inrichten en schikken zouden.

In zijne nieuwe hoedanigheid had hij den Burgemeester bezocht, door wien hij uiterst gul onthaald was geworden, en begaf zich thans ook naar den pastoor. Deze drukte zijn genoegen uit hem tot hoofdonderwijzer in het dorp benoemd te zien, en deed eene flesch wijn halen.

Meester Aloïs was dankbaar en verheugd zulke welwillendheid te ontmoeten, en bijna beschaamd over zooveel gunst, als de pastoor hem uitnoodigde den volgenden Maandag met hem het middagmaal te komen gebruiken.

Echter voelde hij zich niet op zijn gemak in het gesprek met den geestelijke, toen deze zeggend, dat er zooveel aan eenen degelijken onderwijzer gelegen was, er nadrukkelijk bijvoegde,

[pagina 118]
[p. 118]

dat een schoolmeester niet alleen een goed, maar tevens een onbesproken gedrag hebben moest. Meester Aloïs begreep eerst niet, waar hij naartoe wilde.

‘Ik verneem,’ sprak de pastoor ‘dat ge nog al veel naar het Gemeentehuis gaat,’ en hij weerlichtte schuins op naar den onderwijzer, ‘dit verwekt opspraak. Is daar niet een meisje?’

- ‘Ja,’ antwoordde zijn tegenspreker, en haastte zich, in de vrees van iets onaangenaams te hooren, er bij te voegen ‘de zuster der bazin, en die ik hoop eerlang mijne vrouw te zullen noemen.’

‘Ha zoo! is dat niet diezelfde,’ en de geestelijke bleef hem ditmaal strak aanstaren, ‘welke weigerde in de Congregatie te komen?’

- ‘Indien ze dat geweigerd heeft,’ antwoordde de jongeling, welke dien blik had willen ontwijken en dat gesprek ook, ‘dan was het, omdat ze het der moeite niet waard achtte, daar ze voornemens was in het huwelijk te treden...’ en hij had zich zelven voor het hoofd willen slaan, omdat hij laf genoeg was haar hier te verloochenen.

[pagina 119]
[p. 119]

De pastoor liet een veelbeduidend hm! vernemen. ‘Nog iets,’ herbegon hij na eene kleine poos: ‘Zijt ge hier niet de bestuurder der maatschappij van zang of zoo iets?’

De arme jongeling voelde, dat een nieuw onweer aan het broeien was, en kon niet anders dan antwoorden: - ‘Ja, Mijnheer de Pastoor, der afdeeling van Rhetorica.’

‘Hoor, vriend, onder ons, dat zult ge moeten laten varen!’ klonk het beslissend.

- ‘Maar Mijnheer de Pastoor,’ sprak de onderwijzer, ofschoon hij van het eerste oogenblik overtuigd was, dat hier niet tegen op te staan noch te zintwisten, maar te gehoorzamen viel, ‘ik zie niet, dat....’

‘Maatschappijen van Rhetorica’ onderbrak de geestelijke streng zijne woorden, ‘scholen van zedenverderf; vertooningen, concerten... wat zijn het anders dan nachtelijke bijeenkomsten, waar enkel kwaad van te verwachten is? Geloof mij,’ vervolgde hij op zalvenden toon, ‘dat het eene vaderlijke waarschuwing is, welke ik u geef, ge zult hier te Crocke niet lukken, indien ge daaraan niet verzaakt.’

[pagina 120]
[p. 120]

Meester Aloïs richtte het hoofd op en trachtte nog eens het juk te ontkomen, evenals de vogel, welke in de hand van een kind gekneld, eene laatste hopeloze poging tot losraken aanwendt. Hij sprak:

‘Verschoon mij, Mijnheer de Pastoor, maar...’

- ‘Ik denk niet,’ viel hem de priester in de rede, met den fijnen glimlach, welke zijne groenachtige, korte tanden half ontblootte, ‘ik geloof niet,’ en hij drukte op ieder woord, ‘dat Mijnheer de Baron Pijpeling van Diependale het met een goed oog aanzien zou, indien de kinderen zijner pachters ter schole gingen bij eenen onderwijzer, die tevens leermeester van tooneelkunst is.

Meester Aloïs had den genadeslag. Hij voelde zich als duizelig bij deze woorden en stond op.

‘Ge kunt er eens op nadenken,’ sprak de pastoor, ‘gij zult inzien, dat mijne opmerkingen gegrond zijn.’ Hij zag wel, hoe de jonge meester te moede was; als een kind, dat overtuigd is, dat het aan de oppermacht gehoorzamen moet, doch er niet toe besluiten kan voorop te beloven, dat het gehoorzamen zal.

[pagina 121]
[p. 121]

Hij leidde hem uit met de gemoedelijke aanbeveling niet na te laten op den gestelden dag het middagmaal te komen gebruiken. Op het oogenblik, dat hij de poort opende, kwam de knecht van Notaris van Damme zonder klak en buiten adem om den pastoor geloopen met de tijding, dat Mijnheer eene geraaktheid gekregen had en zonder leven lag.

De geestelijke begaf er zich dadelijk heen. Heel de plaats stond uit, en Romanie, bij wie Aloïs zich begaf, zelve ontsteld over dit treffend nieuws, schreef zijne verslagen houding er insgelijks aan toe; en aldus werd het hem gespaard nopens zijn bezoek bij den pastoor uitgevraagd te worden, en stelde hij het uit, haar, die hij als zoo hevig kende, zijn vernederend onderhoud en zijne bittere teleurstelling te melden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken