Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXI.

Het was hem echter voorbeschikt zijne afzonderlijke vernedering in eene algemeene ontreddering der Maatschapij te zien ondergaan.

Den volgenden Zondag hield de pastoor een sermoen over den voortgang der goddeloosheid, en zegde, op Mijnheer Sandrie zinspelend, dat er zelfs in de afgelegenste dorpen van ons schoon vaderland wolven onder de schapen waren, en men de ketters als de pest schuwen moest. Hij sprak

[pagina 130]
[p. 130]

van slechte boeken en slechte gazetten, en liet een woord over het verderfelijke van tooneel- en zangmaatschappijen vallen.

Zijn sermoen had eenen zekeren indruk op de aanhoorders gemaakt. 's Anderdaags kwam Victor na den middag, eer het schooluur sloeg - de eerstaangekomen kinderen speelden reeds op den koer - bij Meester Aloïs aangesneld. Hij meldde met koortsige ontsteltenis wat er gebeurd was: Jan de huisschilder, welke op het kasteel van Diependale arbeidde, had van zijnen heer bevel gekregen uit de Maatschappij van Rhetorica te blijven, of hij zou zijn werk kwijt geraken! De mulder was schriftelijk door een briefje van den Baron verwittigd, - Victor had het bij zich en las het voor.

Blijkbaar maakte de jonge edelman er geene aanspraak op voor een degelijk taalgeleerde door te gaan: het luidde als volgt:

Kasteel Diependale.
Sieur Verwilghe,
Gij zuld mij plaisir maeken door uw zoons hun demissie doen te géeven als lidmaet van de Sociétée van Rhétorique en Choeurs.
Uwe Propretaris,
Baron Astère-Guislain-Marie Pijpeling van Diependale.
[pagina 131]
[p. 131]

‘Helaas en ik ook!..’ stamelde de onderwijzer, dien het lichter viel, door het voorbeeld van anderen gerugsteund, zijne lang uitgestelde bekentenis te doen, ik ook, arme vriend,’ en hij vertelde zijn onderhoud met den pastoor.

- ‘Maar het is eene heele samenzwering tegen ons dan!’ riep Victor uit, ‘ha! nu wordt het mij ook duidelijk, waarom de hovenier van het kasteel uit de maatschappij gebleven is: dat komt sedert Pijpeling, nu door den dood zijner moei, meester van alles is!...

Op dit oogenblik kwam de voorzitter, de zoon des brouwers, binnen. Hij zette zich zonder spreken neder, legde zijne twee groote handen op tafel, zag den onderwijzer en Victor beurtelings aan, knikte langzaam met het hoofd en zei eindelijk:

‘Ja, zoo is het; mijn ontslag geven of de levering van bier op het kasteel kwijt!’

- ‘Ha!’ riepen de omstanders.

‘Maar ge zult het toch zeker niet doen?’ vroeg Victor, met angst op het antwoord wachtend.

‘Ja wel,’ sprak de jonge man met tergende

[pagina 132]
[p. 132]

kalmte, ‘het spijt mij zeer; maar ik moet, - op bevel van mijnen vader,’ voegde hij er bij.

‘Uw vader heeft kalanten genoeg: hij kan het kasteel van Diependale heel goed ontberen. Kom aan, Arthur, laat toch onze maatschappij wegens eenige tonnen bier meer of minder niet ten onder gaan!’

- ‘Mijn vader wil het, en gij weet,’ sprak de jongeling met een mengsel van hoogmoed in zijne klacht, ‘dat hij, als het op geldwinnen aankomt, geene rede verstaat.’

‘Het is eene daad van lafheid!’ verweet hem Victor, die zich niet inhouden kon.

- ‘Ik zeg u, dat de Maatschappij dood is,’ was het bedaarde antwoord. ‘Karel uit de smis zal er ook niet in blijven: de pastoor is er om bij zijne moeder geweest, hij heeft het mij daar gezegd, als ik er voorbijkwam, hij stond aan zijne poort. ‘Ik moet wel haren wil doen’ zei hij, en hij liet ontmoedigd de beide armen hangen. ‘Zij is ziekelijk en heeft wellicht niet lang meer te leven...’

‘Welaan dan,’ sprak Victor met hopelooze krachtdadigheid, als de drenkeling, die zich met geweld tegen den stroom verweert, ‘indien gij

[pagina 133]
[p. 133]

niet kunt of niet wilt, zal ik alleen den kamp aangaan tegen dwingelandij en geestesverstomping; er zijn nog mannen in het dorp, welke onafhankelijk zijn. In het kort ben ik hier notaris: onze maatschappij zal niet sterven, al valt gij en anderen af, ik zal dubbel werkzaam zijn. Ik zal het eerevoorzitterschap aan Mijnheer Sandrie aanbieden, deze zal mij helpen in mijne onderneming... u verontschuldig ik’ sprak hij bij het zicht der wanhopige gebaren van den onderwijzer, ‘maar u niet!’ en hij wierp eenen verachtenden blik op den brouwerszoon.

- ‘Ware ik in uwe plaats,’ zei vastberaden Romanie, die alles afgeluisterd, maar nog niet gesproken had, tot Meester Aloïs gewend, ‘ik zou mij niet slaafs aan den wil van eenen pastoor onderwerpen. Zijn wij niet in een vrij land, en wat heeft uwe maatschappij met den godsdienst te doen? Gij, die een voorbeeldig gedrag hebt, die de kinderen zelfs tweemaal in de week ter misse leidt, zoudt gij de achting, van de menschen en uwe scholieren verliezen, omdat gij u met tooneel-liefhebberij bezighoudt? Het is belachelijk zoo iets te denken.’

[pagina 134]
[p. 134]

‘O Romanie, wat zijt gij onverstandig!’ zuchtte haar bedroefde echtgenoot.

Het schooluur had geslagen. Meester Aloïs begaf zich bij zijne leerlingen. Victor en de zoon van den brouwer trokken sprakeloos de woning uit, elk langs zijnen kant, als vijanden, zonder elkaar de hand toe te steken of aan te zien.

Kort daarna stond een voor het dorp belangrijk nieuws in den Moniteur: de benoeming van den clericalen dokter A. Soenen tot schepen der gemeente en die van O. De Pecq, candidaat notaris te Gent tot notaris ter residentie van Crocke in vervanging van J.B. van Damme, overleden. Dit was een jonge onbekende, die tot eenige verrechtvaardiging tot het bekleeden van dit winstgevend en te dier plaatse invloedrijk ambt enkel eene verre bloedverwantschap met den Minister van justicie in te brengen had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken