Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

XXXVI.

De oude Craeymeersch was ook kiezer. De pastoor en de edelman trokken dus ook zijn hof op. Zijne dochter, bezig met eenen ketel voor het vee te koken, stond aan den haard. Het was eene vrouw van een vijftigtal jaren, groot van gestalte, met beenderige schouders en een bot aangezicht. Zij zag hen door het raam, maar stoorde zich niet aan deze komst, wellicht uit natuurlijke plompheid, wellicht uit overtuiging dat haar ruwe boerenstand haar van alle plichtplegingen en beleefdheden vrijsprak. Zij bood hun nauwelijks eenen stoel aan; doch zij zetten zich niet.

‘Is vader thuis?’ vroeg de pastoor vleiend.

- ‘Hij is eens rond de stukken gegaan, geloof ik,’ zei ze, en, de stem verheffend, zonder op te houden in den ketel te roeren, ‘Frien,’ riep zij tot den koeier, dien men in het achterhuis hoorde.

[pagina 154]
[p. 154]

‘loop eens achter Vader, en zeg, dat hij naar huis moet komen.’

De jonge baron stond met eene minachtende uitdrukking op het gelaat zonder spreken rond te zien. Gewoonlijk opende hij den mond niet, en bekrachtigde enkel door zijne tegenwoordigheid de woorden en de daden van den pastoor.

‘Hoe stelt Vader het nog?’ vroeg deze, die de onbeschaafde oude meid vergeefs tot vriendelijkheid trachtte te bewegen.

- ‘Zoo maar stilletjes, zoo half en half: Vader heeft eene groote valling,’ zei ze ‘en zou veel beter doen in huis te blijven, dan in die koude lucht te loopen... kijk daar is hij.’

De boer kwam langs het achterhuis binnen: hij was naar den grond gekromd, en boog zich niettemin onder de lage deur, die nog veel te hoog voor hem was, vermoedelijk uit gewoonte van in den tijd, dat zijne grootere gestalte hem daartoe noodzaakte. Hij hoestte geweldig en had eene vuile sjerp om den hals.

‘Ha, Craeymeersch, vriend, hoe gaat het?’ schreeuwde minzaam de pastoor, die wist, dat hij doof was.

[pagina 155]
[p. 155]

De boer keek als verdwaasd voor zich, en zette zich met de traagheid van den ouderdom in zijnen hoek. De geestelijke nam plaats nevens hem, - Pijpeling bleef staan en keek door het vensterraam.

‘Ge gaat toch zeker morgen naar de kiezing?’

- ‘Ik moet wel!’ zuchtte de boer.

Hier is een briefje voor u, een goed,’ sprak de pastoor; doch de landbouwer nam het niet aan.

- ‘Mijnheer de Pastoor,’ zei hij, ‘ik moet het briefje van mijnen propriëtaris in de bus steken.’

‘Maar ge woont op uwe eigene hofstede, meen ik.’

- ‘Ja, het hof en de kateilen en eenige perceelen land behooren mij toe; maar ik heb veel uitpacht,’ zei de man, ‘heel veel van...’ en hij noemde eenen grooten liberalen grondeigenaar.

‘Laat mij uw briefje eens zien, Craeymeersch.’

- ‘Ik krijg dat maar op het laatste oogenblik, omdat het een geteekend briefje is,’ sprak de pachter op heel natuurlijken toon.

De oude Craeymeersch was in vele zaken een koppig, eigenzinnig man; doch als alle ongeletterde

[pagina 156]
[p. 156]

boeren was hij in zake van kiezing volkomen van de noodzakelijkheid eener slaafsche onderwerping aan zijnen landheer overtuigd.

‘Allè, Frien, help,’ riep de dochter en zij droeg met den koeier, die onopgemerkt van de heeren binnentrad, en de klak afnam, den dampenden ketel aan eenen dikken stok in het achterhuis.

De pastoor beet op de twee voorste vingers zijner rechterhand, en scheen in verlegenheid na te denken, toen het zicht van den tilbury des dokters, die, op stap van het paard, over den oneffen aardeweg aangeschokt kwam, hem eenen inval scheen te geven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken