Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der verbeelding (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der verbeelding
Afbeelding van Het land der verbeeldingToon afbeelding van titelpagina van Het land der verbeelding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der verbeelding

(1896)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

XXIV.

Heden was het juist acht dagen geleden, dat het ongeval was gebeurd en zelfs omstreeks hetzelfde uur. Al de huisgenooten waren weder naar de kerk, Kwakkels thans insgelijks. Hij was zoo even naar den kranke komen zien, die voor de eerste maal opzat en volgens het zeggen van den dokter dra hersteld zou wezen.

‘Onkruid vergaat niet,’ had de stoute boer lachend de bemerking gemaakt, zijne toehoorders in de onwetendheid latend, of het eene wespensteek of eene aardigheid was.

Grootmoeder had haar grooten bril opgezet en haar kerkboek opgeslagen, en scheen aandachtig in den groven druk verdiept. Zij zat aan het eene vierkante raampje, Romuul en Lucie aan het andere; de sneeuw was gesmolten, slechts hier en daar schitterde nog op den boomgaard of in den noordkant aan de houtmijt een nagebleven, saamgedrongen witte klomp. Het gras was groen en frisch van onder de winterdeken gekomen; geene musschen waren meer te bespeuren. Kalmte lag over schuur en stalling verspreid.

Lucie had halfluid in een boek gelezen; dit hinderde grootmoeder geenszins, zij zat wat verre. Dat verhaal scheen Romuul belang in te boezemen, want hij wendde het oog niet van hare lippen, en nochtans in het midden eener roerende plaats, die trilling in de stem der voorlezeres bracht, greep hij in eens met zachte hand het boek van tusschen hare vingeren, sloeg het dicht en zag haar glimlachend aan.

[pagina 222]
[p. 222]

Had hij dan niet geluisterd?

Neen.

‘Lucie,’ zei hij op zeer zachten toon, ‘gij vroegt mij verleden Zondag, of ik om mijn koffer kwam, en nog ben ik u het antwoord schuldig; ja, ik kwam om hem.’

Herhaaldelijk had zij hem bij het uitspreken dezer weinige woorden teeken gegeven, dat hij zwijgen moest. ‘De dokter heeft het verboden,’ zei ze beangstigd, ‘niet later dan heden nog, gij weet het wel.’

‘Neen,’ antwoordde hij, ‘ik zwijg niet langer, het is beter, ik voel het.’

En zij zweeg zelve.

‘Lucie,’ hernam de jonge man, ‘ik heb niet gezwegen, omdat de dokter mij zulks verboden had; ik heb gezwegen, omdat eene onverwinbare schuchterheid zich sinds mijn verblijf alhier van mij heeft meester gemaakt, omdat uw antwoord over het geluk van mijn leven beslissen moest en de mogelijkheid eener weigering mijne tong met lamheid sloeg.’

Het meisje zweeg.

‘Lucie, ik kwam om mijn koffer,’ hernam hij nog stiller, ‘maar ook om u.’

Om haar, och! haar hart jubelde, zij voelde zich in de wolken opgeheven bij die woorden; maar.... eenmaal had zij hem verkeerd verstaan, neen, neen, hij meende het zeker anders en twijfelend boog zij het hoofd.

Hij meende het nochtans, zooals hij het had uitgedrukt. ‘Gij zult met mij naar Bovegem terugkeeren, indien gij wilt,’ zei hij.

[pagina 223]
[p. 223]

‘Ik kan niet,’ sprak ze nu, ‘ik moet bij grootmoeder en grootvader blijven.’

‘En zoo zij allen mochten medegaan?’ vroeg Romuul.

‘O!’ zei Lucie met de oogen begeesterd ten hemel geslagen.

En thans vertelde hij haar zijne gewaarwordingen bij zijne aankomst als toeziener; zijn strijd, zijne bemoeiingen om ze allen weg te krijgen; vervolgens zijne vrijwillige ballingschap, zijn ontslag en zijn vertrek naar Brussel in zijn vriendenkring, en hoe haar beeld hem overal vervolgde en voor de oogen zweefde op de straat, in het theater, in het gewoel en de eenzaamheid; en dat hij toen eerst, nadat hij Bovegem verlaten had, begreep, waarom hij er zoo graag vertoefde.

Grootmoeder las nog immer in haar kerkboek en Lucie luisterde met den hemel in het gemoed naar die halfluide bekentenis.

Toen Romuul naar Bovegem terug was gekeerd, wist hij niet, dat de bewoners reeds weg waren.

Hij had in den tusschentijd verscheidene brieven van den baron ontvangen, waarin deze er met kracht op aandrong, dat hij zijn post hernemen zou. Romuul had er eene voorwaarde aan gesteld, namelijk, dat het hoveniershuisje moest verbouwd en door de familie Cocquijt betrokken worden: ‘Ik hoopte het met u te bewonen, ik dorst hopen op uwe toestemming om mijne vrouw te worden,’ voleindigde hij met inspanning, ‘zeg, heb ik mij vergist, Lucie?.... ik dorst

[pagina 224]
[p. 224]

dat hopen,’ herhaalde hij nogmaals en zij sprak hem niet tegen.

Hij vermoedde het zelfs niet, dat de schuld dezer uitzetting op hem werd gelegd.

Nu wachtte hij met betrouwen het antwoord van den baron. En door een toeval zooals er in het leven wel meer gebeuren, verscheen het op dit oogenblik zelf. De postbode kwam over den boomgaard aangestapt en, zonder kloppen binnentredend, - volgens het gebruik op de boerenhoeven - reikte hij Romuul een brief. ‘Salut,’ zei hij even haastig teruggaande en de deur achter zich toetrekkend.

‘Uit Nizza,’ van den baron!’

Het opschrift luidde: ‘Den heer Romuul de Somme, opziener van Bovegem te Bovegem.’

‘Opziener!’ dat woord behelsde in zich zelf reeds eene toestemming, dat woord ‘opziener’ dat den jongen man weleer in zulke verlegenheid bracht, en om hetwelk hij de omslagen zijner brieven eens zoo angstvallig verbrandde, klonk thans uit zijn mond als het bazuingeschal van hun verlovingsfeest.

En ja, het was een gunstig antwoord, waarin de baron, gelijk een echte driftkop, met dezelfde overijling als hij een ouden dienaar had verbannen, dien weder zonder onderzoek terugnam, nog voordat hij den tijd gehad had zich van de onschuld van Ignatius te overtuigen.

‘Wij keeren terug naar Bovegem!’ juichte Romuul.

Naar Bovegem terug! ‘O Romuul, o grootmoeder, grootmoeder!’ riep Lucie in hare vreugd, tot deze

[pagina 225]
[p. 225]

gaande en zij legde den arm op haar schouder: ‘Wij keeren alle weder naar huis!’

De oude vrouw zag verdwaasd en bevreemd op, zij had geen acht gegeven op de komst van den postbode. En nu traden Ignatius en Victorine en Bellemie binnen, maar het was niet zoo moeielijk om hun het heugelijk nieuws te doen begrijpen....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken