Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madeleine (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madeleine
Afbeelding van MadeleineToon afbeelding van titelpagina van Madeleine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madeleine

(1897)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 218]
[p. 218]

VII.
De zwaluwen en de koe.

I.

De lente is daar! Een tooverwoord dat frischheids-beelden wekt in de phantasie van den stedeling, die niets dan donkere muren, grauwe en stofferige straten heeft om op te kijken...

De lente is daar! Hoe hoopvol klinkt het voor den akkerman, die groene velden dra in gouden rijpheid zal herschapen zien!...

De lente is daar! Voorbij de bals, gesloten de theaters; de zonne lokt naar buiten; het jonge hartje haakt naar rust, na zooveel vreugd-vermoeienis!

Mooi is de dag. Wit staat het landgoed in het midden van zijn ontkiemend groen, dat - vrijheid eerbiedigend - op behoorlijken afstand tiert. Onbeschaduwd staat het huis, aan alle kanten toegang verleenend aan koelte en zonneglans. De vijver blinkt als kwikzilver; de glooiende graszode is smaragd; zwaar staan de groote boomenkruinen, donker-dicht met hun nauw bottend gebladerte.....

De eerste zwaluwen schieten kwetterend voorbij, met open bekje zonder moeite onbezonnen vliegjes vangend. Schichtig zweven zij elkander na, laag de oppervlakte van den vijver scherend, in sierlijke kronkelingen naar omhoog, zwenkend elkander omdwar-

[pagina 219]
[p. 219]

relend, met liefkoozende kwinkeleering, welke zij alleen verstaan, onder den blauwen, met witte vlokjes gehamerden voorjaarshemel. Kinderen uit hooger sfeer, prachtvoortbrengsels der aarde, ver, ver verheven boven de zwoegende alledaagschheid van zoovele minder begunstigde schepselen daar beneden, waar de paarden ploegen, ginder, waar de koe graast. Bont staat zij er in al het groen, in de omtuinde, enge weide op een tapijt van gras en madeliefjes, met hunne starrenoogjes alle open, alle naar omhoog.

Zij ook kijkt op, moe van grazen, haar eenige plicht tegenover den mensch, dien ze voedt, een plicht dien ze natuurgetrouw, gedachteloos volbrengt, een plicht van melk en boter geven...

En zij loeit, met den muil vooruit, de groote, dwaze oogen puilend onder de kromme horens. De zwaluwen zijn weer omlaag gedaald, fijn en sierlijk, licht als vedertjes: witte borst, schalievleugels, bruin gekraagd, zoo snel bewegend, omdraaiend, en vooruitstuivend, dat de kleuren niets anders meer dan eene wemeling van harmonie voor het oog uitmaken. Zij dalen tot dicht bij den grond, tot dicht bij haar, maar zetten zich niet neder, sylphen doen dat niet... Weg zijn ze reeds, heel verre, verre... en de koe kijkt ze na, zij aan de vette weide geboeid; met hare oogen zonder leven kijkt ze. Is er eene bewustheid van verschil in haar? Grijpt er eene halve gepeinsvorming plaats in dat gesloten dierenbrein, dat

[pagina 220]
[p. 220]

haar, hoe onbepaald het ook moge wezen, contrast en zelfmiskenning van het haar bedeelde voelen laat?

II.

Aan de achterdeur van een bijgebouw van het landgoedje staat eene vrouw, zij krijgt toegang op het erf, zij is eene gewone bezoekster. Bedelen is haar bedrijf, zij oefent er geen ander uit, zij kent er geen ander, tot werken is ze onbekwaam: zij heeft eene misvormde hand en een paardenvoet. ‘Mina-Koe’ is haar bijnaam. Zij moet wel een anderen naam bezitten, maar niemand heeft hem ooit gehoord.

‘Onze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw naam,’ prevelt zij. Een vreemd verschijnsel, deze vrouw: het voorhoofd vlucht achteruit, het aangezicht, dubbel zoo groot schier als een gewoon aangezicht, hangt naar beneden met den diklippigen mond vooruit als de snuit van een dier.

‘Mina-Koe,’ voor dat aangezicht en dien mond heet ze Mina-Koe.

De warme lentezon schijnt op haar gevleesd, tanig gelaat; zij pinkt met de dikke oogschelen, alsof de klaarheid haar hinderde; ellendig steken de verschoten paarse kleuren van haar gelapten katoenen mantel af tegen den purpergloed der judaspenningen in bloei, hier en daar onder het groenend waas der heesterstruiken hunne glorie openbarend.

[pagina 221]
[p. 221]

‘Ons toekome uw rijk, uw wil geschiede op aarde als in den hemel,’ vervolgt murmelend Mina.

Is ze bij haar verstand, is ze 't niet? Geen sterveling kan het zeggen: ‘Geef ons heden ons dagelijksch brood,’ bidt ze, wat bewijst, dat ze behoeften heeft.

Alle weken krijgt ze dan ook een frank op het buitengoed.

De glazen achterdeur van het huis wordt opengeworpen op gevaar af de ruiten aan scherven te slaan. Twee vlugge gestalten stormen de stoep af: een jongeling en een meisje, terwijl een knecht, in zuiver blauw gestreept linnen, van achter den hoek verschijnt met twee velo's, die hij voorwaarts wielt; de fijne spakenstarren glimmen oogverblindend in het opgevangen licht.

Zij is een slanke lenteverschijning, wit en rozerood, volop in bloei zoowel als de bloemen ginds onder 't struikgewas, met ronden hoed, kort gerokt, laag geschoeid, hoog gehandschoend.

Hij draagt een blanke zomerpet, een grijs pak, wijde broek, bruine slopkousen.

Hun oog ontmoet elkanders oog onder vooruitstuivend gestoei; schertsend trachten zij malkander achteruit te stooten, wellicht om het genot alleen elkander aan te raken.

‘En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren,’ bidt Mina in afwachting van het krijgen der wekelijksche gift.

[pagina 222]
[p. 222]

De knecht, wel afgericht, staat pal, met de twee fietsen wachtend.

‘Ik het eerst en vooraan,’ schatert het meisje.

‘Neen, ik,’ schatert hij als een luider echo.

Haar wangen gloeien van de pret.

Zijn blikken schitteren van levenslust. En zij trekken en stooten elkander als wilde kinderen. Het is ook nog zoo onlangs, dat ze groote menschen zijn.

‘Welnu, beiden te gelijk?’ stelt hij voor.

En zij neemt de overeenkomst voor den wedren aan.

‘Ja, om het zeerst, en wachten naar het sein: één, twee, drie,’ telt ze. Zij zijn op hun licht voertuig gewipt en weg stuiven zij....

Maar de lakei heeft den tijd niet gehad om het groot ijzeren hek der oprijlaan te openen en, terwijl hij er naartoe ijlt, keeren zij op hun uitgangspunt weer, elkander in sierlijke bochten omdwarrelend. Mina-Koe, met haar paardenvoet, die nog altijd op hare aalmoes van de huismeid wacht, daarin omkringend, schoon ze haar niet eenmaal in hun uitgelatenheid bemerken.

Dra is de opening vrij en schieten zij er recht op toe en recht door de dreve onder de eeuwenoude boomen als twee zwaluwen heen.

‘En leid ons niet in bekoring maar verlos ons van den kwade, amen. In den naam des Vaders, des Zoons en des heiligen Geestes, amen,’ besluit Mina, met haar goede hand het teeken des kruises makend,

[pagina 223]
[p. 223]

de andere afgestompte, schier vingerlooze, beschuttend aan haar voorhoofd houdend.

En zij oogt de beiden, bevoorrechten van 't leven, na: al jeugd, al rijkdom, al bloesem, al vlugheid, al heil!...

Zij heeft haar aalmoes ingepalmd en ‘Godloon!’ gezeid.

Zij heft haar plompen paardenvoet met inspanning op en blijft de twee nastaren, met hare groote, ronde, uitpuilende oogen, mat als oogen van slachtvee: Is het de koe, 't bewustelooze dier, dat kijkt zonder zien en waarneemt zonder gevoelen, of de mensch die ontwaakt in haar bij dien aanblik, de veel eischende mensch, hoe nederig hij ook moge wezen, de mensch met zijn behoeften aan geluk, zijn opstand tegen 't noodlot en zijn bittere vergelijkingszucht?...


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken