Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een revolverschot (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een revolverschot
Afbeelding van Een revolverschotToon afbeelding van titelpagina van Een revolverschot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een revolverschot

(1911)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

XL.

Des namiddags na vier uur zat Marie nog roerloos aan de sponde. Beurtelings had Trientje verwittigd, dat mevrouw Florisonne, Dolfine van den Rijken Boer en andere vrienden beneden waren en haar wenschten te zien.

Sprakeloos had ze het hoofd geschud, dat ze er niet bij gaan wilde.

Zij had in den namiddag, om drie uur, de begrafenis-plechtigheid van Luc Hancq gehoord en was niet eenmaal tot aan het venster getreden om er iets van te zien.

Zij bleef er volkomen onverschillig voor, maar de muziek-instrumenten, luid tot boven dreunend, trilden pijnlijk in haar oor; de zware bonzen op de groote trom gaven haar schokken, en onder de weeklachten van het serpent, aan menschengillen gelijk, kromp zij letterlijk ineen.

Zij hoorde het galmen der klok, dichtbij, kerkzangen op het doodenveld, een geronk als 't aflezen van toespraken.

Zij hield de handen over hare ooren en staarde voor zich uit...

Nadat alle gerucht uitgestorven was, kwam Trientje weder binnen, ditmaal meldend, dat mijnheer de notaris daar was en of ze dezen ook wegzenden moest.

‘Neen.’

Marie ging op de trap Trientje vooraf, door eene gril van haar gemoed of een grootere sympathie tot hem getrokken.

Hij stond in het deurgat der voorkamer, donker met de gesloten blinden.

[pagina 169]
[p. 169]

Marie leidde hem in de apotheek.

Hij was zeer bleek, zijn stem haperde en zijn lippen sidderden, toen hij haar zei, dat hij van de teraarde-bestelling van Luc Hancq kwam.

Hij stotterde ook iets van medegevoel, en toen bood hij zijn diensten aan, als ambtenaar, met het oog op het praktische, zelfbeheersching wederkrijgend.

Wist juffrouw Marie dan niet, had ze 't vergeten, dat er een verklaring van overlijden bij den Burgerlijken Stand moest afgelegd worden? met den pastoor onderhandeld voor de begrafenis? de kist doen maken? was bestellen bij den koster; de ‘weet laten’ in de buurt; draagsters bespreken, brieven doen drukken en ook - doch dit laatste slechts gedurende de eerste zes maanden na het overlijden - eene verklaring van erfenis indienen?

‘Was er een testament?’

Marie haalde de schouders op.

‘Waarschijnlijk niet op dien leeftijd.’

Marie luisterde als verdwaasd en knikte.

Na het verscheiden haars vaders was het Luc Hancq, die voor dat alles gezorgd had. Zij had thans aan niets gedacht, geheel verslonden in verstompende afmatting.

Gedwee haalde zij pen, papier en inkt.

Mussche nam plaats aan den kant der tafel, rechtover haar, en schreef de namen der te verwittigen familieleden neer. Vervolgens maakten zij de lijst op, dergenen, die een gedrukten rouwbrief moesten krijgen, nadat hij haar eerst gevraagd had, of zij de naamlijst niet meer bezat uit den tijd van haar vaders dood, waarop zij:

‘Neen,’ antwoordde.

[pagina 170]
[p. 170]

Zij gingen rustig en doelmatig te werk: stad voor stad, dorp voor dorp uitpluizend.

Met haastig gekrabbel stelde hij het ontwerp van rouwbericht op en las het haar voor, en zij vulde de overbodige voornamen van Georgine, en den datum harer geboorte in. Zij alleen, als eenige nauwe bloedverwante, gaf kennis van de treurmare.

Om zes uur luidde de klok, hiervoor had Stasius gezorgd.

De tonen helmden van dichtbij, indrukwekkend door het stil huis, dat reeds in de schaduwen van den najaars-avond lag.

Des morgens kwam Mussche terug.

Marie had geslapen als een steen, had werktuiglijk haar ontbijt genut.

Hij gaf bescheid over zijn onderhandelingen met den pastoor, meldend, hoe en wanneer de lijkdienst en de begrafenis plaats zouden hebben. De rouwbrieven had hij reeds in een pak onder den arm, hij zou dadelijk de adressen schrijven; maar eerst vroeg hij eene gunst, en weder beefde zijn mond en was zijn stemtoon onvast, of hij Georgine mocht zien?

‘Ja,’ zei Marie, en ging hem op de trappen na.

De reeuw kwam hem tegen, de eigenaardige, onvergetelijke doodenreuk, die den adem der omgevenden benauwt en de lippen brandig droog maakt.

Schoorvoetend trad hij in de door Marie geopende kamer. Hij naderde het bed, waarvan zij het laken aftrok.

De schoone Georgine was een afzichtelijke doode, met hare open, starende oogen en de blauwzwart geworden buil op haar voorhoofd. Daarbij was, door een vroege

[pagina 171]
[p. 171]

ontbinding der hersenen, het bloed in schuimende blazen uit neus en mond gevloeid, wat haar het voorkomen eener vermoorde gaf...

Instinctmatig deed Mussche een stap achteruit, toen vermande hij zich en trad tot dicht aan het ledikant...

Zijn gelaat was vertrokken; hij ademde, hoorbaar hijgend en, met de handen saamgedrukt, zei hij meermalen:

‘Och Heere toch, och Heere toch!’

Toen haalde hij zijn zakdoek uit, terwijl Marie met een spons het bloed van Georgine's kin en lippen wegveegde.

Hij beet in 't linnen. Blijkbaar deed hij bovenmenschelijk geweld om zijn voortdurende ontroering te overwinnen. Doch het gelukte niet: hij brak los in een aangrijpend geluid, half gekerm, half gegil; tranen liepen overvloedig van zijn wangen:

‘Ik heb ze zoo liefgehad, zoo lief, zoo lief!’ kreet hij, onverstaanbaar voor elk ander dan zich zelven, tusschen zijn gejammer. Heel zijn kleine gestalte schokte onder de foltering van zijn lijden.

Aldus had hij zijn moeder niet beweend.

Marie zag koud en tranenloos toe, traag het met bloed bezoedeld laken over het aangezicht van Georgine weder optrekkend.

En het was, of bij al die onverschilligheid de jonge vreemdeling tot een bewustzijn van welvoegelijkheid werd teruggeroepen; het was of hij zich schaamde over zijn aanmatigende uitbarsting van wee:

‘De reuk,’ zei hij ontschuldigend, ‘de slechte lucht, - dat is het, wat mij pakt, kom, juffrouw Marie, kom,’ en, nog naar adem happend, ging hij achter zijn gezellin de kamer uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken