Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een revolverschot (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een revolverschot
Afbeelding van Een revolverschotToon afbeelding van titelpagina van Een revolverschot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een revolverschot

(1911)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

XLII.

Alle morgenden kleedde Marie zich aan met de zelfde zorg als naar gewoonte, bood hulp en gaf daadzakelijken troost aan al wie zich tot haar wendde; maar zij deed het mechanisch zonder eén woord meer te zeggen dan noodig was. En wanneer iemand, hare afgetrokkenheid niet waarnemend, met eigen bekommernis of geleden smart bezig, haar de eene of andere geschiedenis verhaalde, keek zij den spreker of de spreekster aan, strak, en antwoordde niet, als er een antwoord vereischt werd: haar gedachten waren elders of haar brein was volkomen gedachteloos.

Mussche kwam een paar maal in de week.

Het gesprek vlotte niet. Hij bracht haar boeken, dat zou haar verzetten (opbeuren), meende hij.

En gedwee als een kind opende zij de bladen en staarde er in, op de canapé gezeten, geheel alleen, gedurende de morgenstonden, die nu zoo lang en zoo stil waren; want allengs werden de bezoeken der behoeftigen, die om remedies kwamen, zeldzamer: Marie had zich zelfs een paar malen vergist, en het eene heilmiddel voor 't ander medegegeven, wat, geweten, het vertrouwen in hare kundigheid verzwakte.

Zij zocht de eenzaamheid en wilde geene vrienden bij zich toelaten. Zij schudde het hoofd, als Trientje er aanmeldde. En wanneer deze van tijd tot tijd door eene spleet der deur kwam loeren om te zien, wat hare meesteres uitrichtte, vond zij deze in slaap, met het boek van de knieën gevallen, het hoofd op de borst of terzijde gezakt.

[pagina 176]
[p. 176]

De dagen werden zeer kort, het duister was daar vroeg en Marie bleef lang zonder licht zitten. Zij wilde er geen en deed het soms wegdragen, als Trientje het ongevraagd bracht.

Enkele keeren was het gebeurd, dat ze als een schim in de keuken verscheen, misschien onbewust aangelokt door het tot daar, waar ze zat, storend binnenbrommend geronk van een eentonig gesprek, eerder om het te verhinderen, dan er ook van te genieten.

Toen richtte Stasius het woord tot haar, in zijn mededeelingen of opmerkingen voortvarend, zich met een rechtstreeksche vraag op haar oordeel beroepend.

En, hem aanstarend, zonder hem wellicht te zien, antwoordde ze: ‘Ja,’ wanneer hij zei: ‘Niet waar?’ en ‘neen,’ wanneer de vorm van zijn gezegde iets ontkennends uitlokte.

Stasius was rad van tong en evenmin als het meerendeel der praatzuchtige menschen, een psycholoog: halve aandacht bij den toehoorder bevredigde hem, mits hij maar voort mocht babbelen.

Doch weldra ging Marie weder heen, in 't midden van een volzin, opnieuw tot hare levenlooze vereenzaming aangetrokken, ging in de donkere voorkamer zitten, met de voeten op de kachel, waarvan de doovende kolengloed haar strak gelaat van onder op roodachtig verlichtte.

Trientje was stout, zich als langblijvende dienstbode familierechten toeëigenend. Zij kwam zelve soms achterna op hare teenen met ongezochten en ontijdigen troost:

‘Eeffer Marie toch, hoe is het Gods mogelijk uw eigen hart aldus op te vreten! Scheiden is 't laatste, dat weten

[pagina 177]
[p. 177]

we wel, doch de dood spaart niemand en gij hebt Georgine toch zoo gaarne gezien! Gij moet u in niets bekwellen (geen wroeging hebben). Wat gebeurd is, stond geschreven, het moest alzoo komen, als het Gods wille was. Indien gij stokken in 't wiel gestoken hadt voor haar huwelijk met mijnheer Hancq, indien ge haar verdriet had aangedaan, ge zoudt het u nu mogen beklagen. Maar, och Heere, ik zeg het altijd aan al wie 't hooren wil, hij was hier kind ten huize; ge trokt hem op, hij kwam nooit te onpas, en dat allemaal uit pure liefde voor uw jonge zuster!’

Had Trientje het verleden vergeten of een andere verklaring voor Marie's opvallende indringerigheid, haar zonderlinge handelwijze, gevonden?

Maar al die drogredenen, al waren zij niet bij machte om kommer in Marie op te wekken, verveelden haar als een wanklinkend geluid aan haar oor:

‘Laat mij met rust,’ zei ze wrevelig, ‘doe uw werk, ik zal bellen, als ik u noodig heb.’ En haar toon beduidde daarenboven: ‘Wat spreekt gij van verdriet, ik heb er geen, ik verlang niets anders dan zonder gevoel, zonder gepeinzen aan mijn verdooving, aan mij zelve overgelaten te zijn...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken