Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een revolverschot (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een revolverschot
Afbeelding van Een revolverschotToon afbeelding van titelpagina van Een revolverschot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een revolverschot

(1911)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XLIX.

Stasius hield den hamer nog in de hand, dien hij Marie bij den herhaalden aanval ontworsteld had. Hij kende dien hamer, hij zelf klopte dagelijks, ter ontlasting van Trientje, de kolen er mede stuk. Maar nu zag hij bij 't lamplicht hem zeer aandachtig aan, als ware er iets gansch bijzonders op te bespeuren geweest, terwijl een chaos van tegenstrijdige gewaarwordingen in zijn besluiteloos brein aan 't woelen was.

Marie zat in een hoekje gekropen, de groote, schuwe oogen alleen nog schijnbaar levend in dat klein, bleek gelaat, met vertrokken mond en paarse lippen, zat ze dáar, ineengedrongen, nietig als een insect, onbeweegelijk in doodsangst, zijn onontwijkbaren vijand afwachtend.

‘Wat hebt gij gedaan?’ vroeg hij gesmoord, een stap nader tredend.

‘Stasius,’ zei ze hijgend, ‘Stasius, Stasius,’ herhaalde zij immer, de gevouwen handen uitgestrekt naar hem, onmachtig om de magnetisch aangetrokken blikken van hem af te slaan.

Dáar stond hij tegenover de verbreekster, in zijn veldwachterspak, met zijn grijzen winterkraag en de glimmende

[pagina 200]
[p. 200]

shako, waarop de driekleurige kokarde als een groot, rond, zeldzaam oog - aan een emblema van onderzoek gelijk - rood en geel en zwart schitterde. Als handhaver der orde stond hij dáar, met een leven van eerlijkheid achter zich; met een gezworen eed van getrouwheid aan 't gerecht, wiens nederige, doch onberispelijke dienaar hij tot dusverre was geweest; met de verantwoordelijkheid van het aanklagen eener, op heeter daad betrapte grafontheiliging op het geweten, en den leiddraad tot het opsporen van een gruwelijken sluipmoord in de hand... dáar stond hij achter de rampzalige, door hartstocht verdwaalde, de dochter zijns weldoeners, zijn weldoenster zelve, in stomme schuldbekentenis meewarigheid en stilzwijgen afsmeekend.

Wat moest hij doen? Wat moest hij laten? Hoe moest hij handelen, wat was zijn plicht in dezen neteligen toestand?

Een luid rumoer ontstond op de straat: verwarde stemmen, dronkemansgezang en snel daarna als een twist, scheldwoorden, onverstaanbaar doch beduidenisvol door de betoning, werden wederkeerig met verbazende vaardigheid uitgeschreeuwd: een vechtpartij volgde. Vloeken kruisten elkaar als in een tweegevecht van woestaards. De strijders waren handgemeen en vielen in de worsteling, met een schielijken, galmenden dreun tegen de straatpoort van het huis aan...

‘Help mij, steek mij weg!’ kreet Marie, hem, die haar beschuldigen moest, als redder vastgrijpend, wellicht dat tempeest misduidend, en in haar verward hoofd met eene wederwraak voor hare euveldaad in verband brengend.

[pagina 201]
[p. 201]

Stasius had bij het eerst gerucht als een oude speurhond de ooren gespitst.

‘Verlaat mij niet!’ bezwoer hem jammerend Marie, bij het herhaald aanbeuken der worstelaren tegen de voorpoort.

Doch Stasius trok zich los uit de wringende handen der ellendelinge, en, overwonnen, bijna vaderlijk eene hand op haar schouder leggend:

‘Maar zwijg dan toch, 't zijn zatteriken, die Nieuwjaarsavond hebben gevierd.’

Dat suste eenigszins haar zenuwachtige ontroering van het oogenblik, doch tevens keerde weder de blijvende groote schroom:

‘Stasius, om Godswil, Stasius!’ smeekte zij op hartscheurende wijze, terug in het hoekje gekropen.

Hij zag haar aan met een stouten, stuurschen blik, die moed en plichtsbesef ter hulp scheen te roepen... maar de spieren van zijn tanig en rimpelig gelaat hielden de strengheid niet vol: een mildere uitdrukking ontspande ze:

‘Dat Onze Lieve Heer u vergeve,’ zei hij somber, ‘wat mij betreft... motus,’ en hij drukte den vinger op zijn saamgeknepen lippen, de misdadigster alleen latend om de ruststoorders te gaan tuchtigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken