Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De twistappel (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De twistappel
Afbeelding van De twistappelToon afbeelding van titelpagina van De twistappel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De twistappel

(1904)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

XXXVIII

Thans hield de gedachte aan den dood Gaspard onophoudend bezig, verliet hem niet meer dag noch nacht. Waarom moest men sterven als men eenmaal het leven bezat?

De hemel met zijn onstoffelijke geneugten, welke zijn kinderlijk-materieële neigingen niet begrijpen konden, trok hem ondanks al het nooitvolprezene weinig aan. Het vagevuur vervulde hem met vrees. De hel deed hem ijzen. Indien het eens waar was, dat men eeuwig daarin brandde! Het inslapen voorgoed, de vernietiging van zich zelven, was dat niet ook ontzettend! O, niet meer bestaan noch hier noch elders! niet meer weten dat men heeft geleefd!....

In elk geval moest de mensch door de schrikwekkende poort van den dood. Welk een oogenblik van uitersten angst! een besef van vergaan als een bootje dat in 't water omslaat, een algeheele verdelging, als de spinnekop langs den weg, waarop de boer een klompstap stelt! En niets meer, niets dat overblijft! Of was het een ontwaken elders voor een rechter die de weegschaal houdt?

Indien hij zich met zekerheid of vertrouwende hoop aan iets had kunnen vastklampen, om 't even wat, hij zou misschien bevrediging hebben gevoeld; maar thans moest hij in 't onbekende ronddwalen.

Wat gaf 't hem ook, zei hij soms tot zichzelven, hij

[pagina 180]
[p. 180]

was niet beter dan de anderen, hij kon aan 't einde niet ontsnappen evenmin als zij. En op zijn vlagen van afgetrokkenheid, van zijn bespiegelingen, verre boven het begrip van zijn leeftijd, volgden behoeften aan wilde uitspatting. Hij zocht zijn verwaarloosde kameraden op: de jongens van den ontvanger, de zoon van den veearts, echte schavuiten, met welke hij straatschenderijen pleegde: het lossnijden van het koord, dat de geit eener afwezige weduw vasthield; het mikken met steentjes naar het eenzaam lievevrouwebeeldje in den lindeboom. Dat was een vreugd en een genot, te grooter daar het ongeoorloofd was, en gekruid door de zoo levendige, guitige vrees voor het bijna gewenscht verschijnen van den veldwachter aan den ommedraai van den korenweg!....

Eens schopten zij het linnen in de beek, dat op den boord te bleeken lag. Het zware zonk, de lichtere stukken spoelden mede met den stroom en zij liepen ze achterna als waren 't levende wezen, die aanwakkering behoefden:

‘Toe, toe!’ in de handen klappend.

Doch zij werden herkend. Klachten kwamen bij Fernande en zij, die zich eerst had verheugd, dat Gaspard met knapen van zijn jaren verkeerde, moest straffen thans:

Op zijne kamer gesloten heel den dag te water en te brood; niet mede om papa dien avond aan den trein!

Zij deed het noode en moest den teederen oproep

[pagina 181]
[p. 181]

van haar hart overwinnen; maar zij deed het voor zijn goed, uit plichtsgevoel.

Zij zelve trok den knaap, die weerstand bood, naar boven. Dit was reeds meer dan eens gebeurd. Nu stampte hij als een bezetene. Doch hare krachtdadigheid verliet haar niet. Zij was de sterkste en hij voelde het. Ineens liet hij zich leiden als een lam. Wederwraak voor wraak, hij wist een beter middel dan geweld om haar de baas te wezen. Gewillig trad hij door zijn open kamerdeur, en terwijl ze den sleutel langs den binnenkant aftrok om hem langs buiten te kunnen toedraaien, keerde hij zich om:

‘Dank u, tante-moeder!’ zei hij met kalmen grijnslach.

Tante-moeder! welk een lichtstraal voor Fernande. Hij wist dus alles – alles! hij verweet het haar. Bevend sloot ze de deur en stond als verslagen op 't portaal met de twee handen voor de oogen, de phantasie alleen wakker en de uitdrukking van zijn stouten blik er voor immer ingeprent....

Die toestand duurde niet: de roode kleur steeg naar haar aangezicht en plots vlamde in haar hart, zoo pijnlijk verwond, een groote gramschap op, onbeteugelbaar meesleepend, elke andere bespiegeling of betere voornemens vermeesterend; noch bedwang noch godsdienstvermaan meer in acht nemend, zoodat zij, bang voor zich zelve en 't mogelijke harer daden, maar weerstandloos tegen den stormloop van dien inwendigen vloed, die den lang ondermijnden dijk van

[pagina 182]
[p. 182]

wrok onvoorziens verbrak, slechts twee namen uitte:

‘Kathelijntje! Marie!’

Haar instinct of het bliksemsnelle licht der intuïtie had haar de waarheid veropenbaard. Het stuwde haar ook naar den tuin, met zekerheid en zonder aarzeling, tot op de plaats waar de beiden te vinden waren.

Marie zat rechtop aan een slabed met de houweel in de hand, waarmede zij voor 't oogenblik den opgeschoten senecio en de bloeiende purperen netels niet uitkrabde. Zij had te veel te praten tegen hare zuster Kathelijntje. Deze stond in een diepe vore aan 't aspergeland; het steekmes blonk tusschen haar vingeren in de zon, maar zij ook was werkeloos. Hol en volkomen onnoodig luid weerklonken hare stemmen.

Die aanblik van kalme vadsigheid en rust tegenover 't orkaan in haar binnenste brachten de woede van Fernande tot een soort razernij.

Driest stapte ze schuin over de groentebedden, waar de voet in de mulle aarde schoot en 't uitkomend moeszaad neerdrukte.

‘Wie uwer,’ vroeg ze met klanklooze, verkropte stem, ‘heeft Gaspard dingen verteld, die hij niet weten moest?’

Verschrikt keken de beiden haar aan: onherkenbaar schor reutelde de toon, onherkenbaar stond ze daar, ter prooi aan den klauw der zesde doodzonde: den toorn, eene vernederende uiting der menschelijke ellende.

Zij spraken niet, verbaasd of tè bevreesd.

‘Ge zult het mij zeggen,’ stiet ze uit, wie heeft

[pagina 183]
[p. 183]

het uitgebracht dat ik de tante van Gaspard ben?’

De betichting - zij besefte 't zelve diep verootmoedigd - verrechtvaardigde die groote gramschap niet.

De twee ook voelden het:

‘'t Sjoomenismenschen!’ spotte Marie, zelve kalm blijvend, ‘is dat kwaad nu zoo groot van iemand de waarheid te zeggen?’

‘Hieruit! zei Fernande, ‘hieruit op staanden voet, gij allebei!’ en zij deed een stap nader om Kathelijntje bij den bovenarm te grijpen, als ware zij dezelfde in stand, en eene worsteling iets gewoons geweest: de hartstocht tot zijn hoogsten climax gestegen, doet elk maatschappelijk verschil verdwijnen en is de groote, erbarmelijke voorvechter der gelijkheid.

‘Allè, allè,’ antwoordde Kathelijntje, ook schielijk ontvlamd, ‘ge moet daar al die complimenten niet aan maken. Wij zullen gaan en ‘seffens’ nog; wat! hier alzoo verdrukt worden van een schijnheilige, een leelijke kwezel, eene....’ en ongehoorde scheldwoorden kronkelden als serpenten uit haar mond.

‘Kom, zuster, kom!’

Marie had hare houweel weggeworpen en schudde 't zand van haar dik linnen voorschoot af. Zij bromde binnenmonds terwijl Kathelijntje uitviel.

Fernande volgde de oude meid niet op dit nieuw terrein; al hare eigenwaarde was teruggekeerd. Zij deinsde achteruit, terwijl Kathelijntje, steeds met het

[pagina 184]
[p. 184]

blinkend mes, dat zij voorzeker niet van plan was moorddadig te gebruiken, haar nazette.

‘Geen stap meer!’ gebood ze, pal blijvend met eene krachtige beweging van de hand en een gezagvoerenden blik.

Voor dien blik had Kathelijntje meer dan eens gezwicht. Hij stopte haar wel niet den mond maar deed haar zijds uitwijken.

Een uur later waren de beiden weg en Fernande bleef alleen, onwankelbaar in het voornemen ze nooit weder over den drempel te laten komen, maar diep ontsteld, met oprechte spijt over haar onbegrijpelijken aanval van verwoedheid, beschaamd tegenover Mathijs aan wie ze 't gebeurde vertellen moest; verlegen met hetgeen ze aan Gaspard voorwenden zou.... en zij boog het hoofd in schuldbewustzijn, diep berouwend op de borst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken