Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De twistappel (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De twistappel
Afbeelding van De twistappelToon afbeelding van titelpagina van De twistappel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De twistappel

(1904)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XLIV

Nu volgde er een winter van rouw en treurnis voor Fernande: papa dood, mama in de stad gevestigd, Gaspard gestraft, heen, zij wist niet eenmaal waar, doch wat zij wist en wat haar kwelde was 't omvergeworpenzijn van het voor hem gedroomde levensplan. Zou hij in 't ongodsdienstig tegenwoordig midden trouw blijven aan de voorschriften die zij hem, zooveel hinderpalen trotsend, afmattend en volhardend steeds, had ingeplant? Zou zijne ziel verloren gaan als die zijns vaders? moesten was die eerste stap, afwijkend van het rechte pad, niet het noodlottig uitgangspunt van nederslibberen in den afgrond van het ongeloof?

Zij ijsde bij de enkele onderstelling reeds.

[pagina 205]
[p. 205]

Mathijs toonde haar de brieven niet die Gaspard schreef, of schreef de jongen niet? vroeg zij zich af in het begin, ja toch, want later zei hij soms, eens even door eene instinctmatige beweging de hand op den borstzak leggend, waar gewis een brief van zijn zoon stak:

‘Veel liefs van Gaspard, het gaat goed met hem.’

‘Dank u,’ zei zij, ‘en groet hem ook, wanneer ge wederschrijft.’

En zij begreep dat de berichten van hem naar de stad gezonden werden op 't bureel.

Diep kwetste 't haar doch zij was veel te fier om het te laten merken.

En Mathijs van zijn kant sloot zich thans op in zijn vertrapte eigenwaarde: hij had ootmoedig schuld bekend, zoo gansch zijn ziel, al zijne liefde voor haar uitgestort, en zij had geen stap gedaan tot de toenadering.

De groeve werd een klove tusschen hen.

Geen zoet verwijt meer, als hij laat verscheen, geen blik van onrust meer door 't vensterraam, het avondduister peilend, als het voorhek knarste, en geen haastig ijlen naar de trap, waarlangs hij vroeger, twee treden tegelijk overschrijdend - vol thuiskomstblijheid - naar haar opliep en die hij nu zoo loom en langzaam beklom.

‘Mathijs,’ zei zij.

‘Fernande,’ was zijn groet.

[pagina 206]
[p. 206]

Er bruiste iets op in haar binnenste, iets boos, iets slechts en zij dacht dat zij dien man haatte; zij dacht het elken avond, heel den avond dacht zij het.

Het was een pijnlijk samenzitten aan het maal. Meest werden de spijzen stilzwijgend genut, soms over een gemeenschappelijke beslommering van stoffelijken aard eenige woorden gerept, het hoognoodige, zonder die zet van scherts, zonder dien luimigen inval, die de eenvoudigste dingen leven toevoegt of 't onbeduidendste vertelsel van een dagelijksche gebeurtenis kruidt.

Zij bood hem de gerechten als aan een vreemdeling, haar plicht van gastvrouw waarnemend, hij schudde 't hoofd of dankte met de hand of met een beleefde weigering; ‘Neen.’

En de misnoegdheid sproot nog hooger op in haar gemoed waaruit zij altijd stroomde in onuitputbren loop.

Zij haatte hem. Zij wist dat zij hem haatte, en zij wilde 't anders niet, wat of haar godsdienst haar ook mocht voorhouden. Dat bewustzijn van zonde was nog eene zielsfoltering te meer, en elken avond knielde zij, berouwvol en vergevingsmeekend aan haar God, voor hare sponde neer.

Maar zoolang hij daar aanwezig was en voor haar aan de tafel zat, haatte en verfoeide zij hem. Zij haatte hem omdat hij na het maal haar niets meer had te zeggen, omdat hij onbekommerd met haar doen of opstaan, henengaan of wederkeeren in de zaal, het

[pagina 207]
[p. 207]

dagblad opnam en onachtzaam lezen bleef, geheel verdiept in 't buitenhuizig nieuws.

Zij verafschuwde het geruisch van het papier, wanneer hij, misschien om haar niet te storen in haar eigen lezing en geen wind op haar te wuiven, het blad beneden de tafel traag omvouwde.

Waarom deed hij dat beneden de tafel, waarom deed hij dat zoo omzichtig en zoo stil? was hij niet in zijn eigen woning en zag hij haar aan voor zulk een draak, dat hij zijne bewegingen moest regelen op haar slechte luim?

En indien hij het zelfbewust en onoplettend had gedaan, schaduw werpend op hare opvoedingsrevue, die zij nog immer las, zou ze 't even euvel hebben opgenomen.

O haar gemoed was ziek, zij voelde het doorwond met vele pijlen en haar eeuwig dubben over hare smart verhoogde ze. Al hare gedachten waren in beslag genomen door hem. Onophoudend hield zij zich voor dat hun overtuigingen regelrecht van elkaar verschilden, dat de eene nooit van die overtuigingen in 't voordeel van den ander zou afstand doen, dat hunne levenswegen uiteenliepen, onvereenigbaar....

Maar als niets hen samenbond, waarom bleef zij dan bij hem? Als hij zoo weinig medetelde en bijbracht tot haar heil, waarom dorvorschte zij dien toestand nog bestendig zonder rust noch duur? Zij wist dat immers wel, zij wist het al sinds vele, vele jaren, zij hadden niets verborgen voor malkaar.

[pagina 208]
[p. 208]

Waarom bleef zij bij hem?

Voor Gaspard was zij hier gekomen; Gaspard was weg, onttrokken aan haar zorg en aan haar invloed.... Hare roeping lag elders, zij hoorde aan de kranke menschheid toe. Zij had hier niets meer te verrichten....

En toch zij bleef, gekluisterd aan de plek, gekluisterd aan den grond.

Met haar gedachten trok zij aan haar hiergeplanten levensboom. Hij stond zoo vast, de wortelen moesten wel sterk zijn in de heimelijke donkerheden der omklemmende aarde, dat ze die met haar wil, met al de aangewende kracht van haar wil niet los kon krijgen!

Elken dag was hare lijdensgeschiedenis te herbeginnen: zijn tegenwoordigheid aan het ontbijt. Het naspeuren, hoe hij zijn mes hield, zijn broodjes smeerde, hoeveel hij er verorberde. Het natellen hoeveel woorden hij sprak tot haar, hoe menigmaal - veelmeer hoe zelden - hij haar aankeek. De krenkende verwondering, wanneer hij gedurende eene korte afwezigheid van haar, zonder afscheid nemen naar de stad was. Daarna een dag van eenzaamheid, een winterdag met grauwsel van den mist als stof tusschen en naakte boomen van den tuin. Geen zon te zien, de vroege avond als een rouwfloers nederzijgend over 't huis. De lange duisternis, de zwartheid van de kamer om haar heen, met de altijd wederkeerende gedachte aan hem en aan de immer wijder rete der vervreemdheid tusschen hen, voordat ze moed vatte om uit de verdooving op te staan

[pagina 209]
[p. 209]

en licht aan te steken. Dan zijn komst. Zijn koelheid, die zij wel wist dat wezen zou en die haar echter telkens als iets onverwachts zoo pijnlijk overviel. Het avondmaal dat geen vertrouwelijkheid wekken kon. Daarna de steeds verwenschte lezing van zijn blad en immer elken avond nog tot toppunt van haar ergernis: het zien, dat hij zijn uurwerk uittrok en het onderzocht, vergelijkend met het uur dat de pendule aanwees, met de gewone opmerking, dat de pendule verachterde en het later was - later, omdat hij haast had haar gezelschap te ontvluchten en slapen te gaan....

En boven op de trapzaal - hare Golgotha - de handdruk en de kus, waaraan ze niet ontsnappen kon, veel meer de handberoering zonder wederzijdschen druk, de kus, die nauw zijn lippen op haar voorhoofd voelen liet, de kus, niet der vereeniging maar der verwijdering.... en al de stemmen van hare harte riepen: ‘Wee, wee, weel’ wanneer zij hare kamerdeur ontsloot en zij hem zondig, Gods gebod vertredend, in den afgrond der hel verwenschte....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken