Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
apocrief / de analphabetische naam (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van apocrief / de analphabetische naam
Afbeelding van apocrief / de analphabetische naamToon afbeelding van titelpagina van apocrief / de analphabetische naam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

apocrief / de analphabetische naam

(1952)– Lucebert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

exodus

fragment
 
er naderen de vlammende bergen
 
en o wat een zee zijn de bergen
 
ik ben begonnen geduldig
 
te zijn tussen haastige vlammen
 
want het licht dat gezien is ontstoken
 
tussen uw steile borsten
 
een kudde streng kijkende pijlen
 
wijst met de traagheid van pijn
 
nu alles is weggegaan
 
mij de weg aan
 
een stad gedood door een stoomboot
 
laagvarend als sluipende ziekten
 
verlaten heb ik met goudgeschilderde lippen
 
en dit gedaan heeft ook ulrich
 
schoon achter krakende maskers
 
want gade geslagen
 
 
 
de blonde orgels der wolken op de horizon
 
dof ontploffen en een volk
 
van padden is in de ruimte
 
zwaar en vergiftigend en ook
 
en ook naast mij kronkelen
 
de slimme de bedachte lichamen
 
van de rechtvaardige geesten
 
maar de ongezegelden
 
alleen waar is
 
dat wat in glinsterende gebouwen de dichters
 
zingende makend hebben aangeraakt
 
hare en zijne allerheiligste majesteit
 
zij van cyprus en die vermeld werd op patmos
 
zijn in koele zwarte takketorens een gloeiende appel
 
 
 
nog gaan de argonauten gaande
 
(want waar zijn zij nog) aan hun blauwe
 
donkerende ruggen schommelt het onschuldige water
 
en verdwijnend zijn zij als van middernachtelijke
 
torens gestrooide snippers
 
duizelende polydaukes witte hylos
 
hoe zijn zij gezien?
 
een hangende zee boven de bloedende ossen
[pagina 28]
[p. 28]
 
ofwel de plots zwevende zilverorige honden
 
die wij daaglijks been en vlees gaven
 
op ons gebeente en vlees
 
dat was het laatste
 
wetende
 
onder gevaren vergaat het niet blijvende
 
 
 
maar wie jaagt en waarom gaan
 
aan de boom boven de baaierd
 
knapen-meisjesachtige bladeren verward opwaarts
 
als kneedde een hand haastig
 
de op donkre gronden drijvende oogappel of ook
 
als huilden de prachtige lippen
 
van het paardmens in de grassen
 
die van her volk dat
 
afgenomen de kracht van een oude god
 
en heeft met zwarte handen verdeeld
 
over gewas en waterwerken ent gebergte en de vol
 
tallig draaiende vlammen?
 
althans door veelkleurige kennis zijn zij
 
gelijk aan de nog slapende dingen
 
maar rijper
 
voor gewelddadige dromen open
 
dat het driestaartige voorhoofd
 
van een steeds groeiende storm niet zal rusten
 
zich zal roeren
 
aan hun hoornen ertsachtige of hun stenen borsten
 
waarna zij in hun cellen verzadigd
 
kwellen de aziatische reiziger
 
alsof deze een prijs gaf voor die nietige vernietiging:
 
het hoofd verlaten onder de gordel
 
want heeft hij niet vertolkt de zeer bedaarde ruimte
 
in een lied waarop de buik insliep
 
en droomde van de gevleugelde benen van hermes
 
die uit salamanders ontlook
 
dat geschiedde nog
 
toen voorkeurloos was en verwarmd het weten
 
door gedachten zichtbaar
 
tussen van hemel en aarde al de geslachten
[pagina 29]
[p. 29]
 
in een verziend dwingende hitte huisde
 
ulrich die dit vlammen niet uitvond
 
gelijk alle zwijgende sprekers
 
hij wist van dit dooreen der waar- en gewaarwordingen
 
 
 
in de elmerstrasse daar gloeide hij
 
kortademend tussen gordijnen
 
starend naar haar herfsthand
 
die een lentelichaam opstak
 
als waren haar jurk haar rok een oven
 
waarin aardewerken brandden
 
maar haar hals werd een blauwgewelfde vlinder
 
en haar heup een glazen koetspoort
 
daardoorheen rinkelend reden de moren
 
met de nog vochtige hauri-brieven van de frisse ochtend
 
die daarachter over rivieren aanschoof
 
met negen donkre trappen in de borst
 
omdat dit ook gaat opwaarts
 
met de elbe opwaarts
 
voorbij griebo griebo voor de bergen
 
en in de verlaten bedding zijwaarts
 
als rood verdorde snoeken
 
oud sachsische schepen arund
 
een sterke visser van drenkelingen
 
arund van ada ada de slanke
 
die de nacht jammerend op de rug wierp
 
in een slagschaduw dromend naar de oevers voer
 
over blauwgroen vallende slangen
 
met grote sneeuw in de keel
 
naar ulrich die met kermende wolken worstelde
 
tussen van de gewonde fonteinen
 
gespartel radeloos
 
omdat zij onder heerschappij verboden geheimschrift hadden ontcijferd
 
zijn volk
 
met snachts zonaangebonden kattenogen
 
het tweemaal driftige ei verbrijzelden
 
want dit bedrijf en bedrog zij branden niet
 
het laat geen licht zien gelijk de inspanning
 
van het vluchtige lichaam van de wereld
[pagina 30]
[p. 30]
 
dat een oordeel is een omarming:
 
zo draait de grote allessmekende storm zijn kronkelende vaas
 
boven een omzichtig voortstrompelend huis
 
waarom is uw mond
 
uw mond die macht maakte als een onzichtbare hand
 
schitterend als officieren zich wassend in de omvergeworpen dorpen
 
bij barbizone
 
 
 
daar was moed en onwetendheid
 
hier nu ingetogen zuchtende schommel
 
tussen japans vluchtige bloemen
 
en moest hij zo geluidloos gaan ulrich
 
ulrich vol verliefde vruchten
 
naar waar huivert en blaast de naakte koude
 
 
 
murphew. gevangen was murphew
 
ondankbaar en gevangen was murphew
 
terwijl de wijze man gelijk numa pompilius
 
die slechts met de nymphen regeerde
 
zijn mond opat en met vreugde uitdeed de ogen
 
de in jakkergehulde schilddieren
 
vanuit een gebiedend paspoort toegefluisterd
 
daar waar gezichten groeien boog murphew de zweep van zijn achterhoofd
 
gelijk ezau
 
maar die kwam met manvolk vanuit de aarde
 
als een bron van doornen op de voorgrond
 
doch alleen luid grommen kon murphew
 
rechtopstaand was hij de waterval
 
die weergalmt voor de zieke
 
de zeer weggeteerde nadir
 
o zingen
 
zingen op russische waters
 
en over as rijden met wonden
 
en mensen grijpen in de afgrond
 
die spreken kunnen van de afgrond
 
ook uitermate lenig treurende vingers vouwen
 
rond een van het nest vrolijke vrouwenarm
 
en straten en bruggen bouwen
 
over vruchtbaarheid en vernietiging
[pagina 31]
[p. 31]
 
kijk dit gebeurde murphew
 
achter zijn koestkalme deuren
 
 
 
eveneens hij is verdwenen
 
maar met een zak vol kinderzakdoeken
 
en stuiters en kersen en takjes zeemos
 
in samos is hij gezien
 
wassend kijkend naar het oosten
 
nog vroeg
 
overal plantte hij de wijnstok
 
dronk met zijn zonen zingend
 
als was de verminkte maan hun moeder
 
was de volwassen zon hun voedster
 
maar op bliksems dreven veel autoos
 
met krankzinnige lampen door de bergen
 
en de motoren ontbladerden
 
het groene jubelen van het voorjaar
 
daarom ging christus
 
een grot bewonen met de bokken en dan
 
geheimzinnig
 
ontstonden de vrouwen

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken