Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fecunda ratis (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fecunda ratis
Afbeelding van Fecunda ratisToon afbeelding van titelpagina van Fecunda ratis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.72 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Ernst Voigt



Genre

proza

Subgenre

aforismen
anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fecunda ratis

(1889)–Egbert van Luik–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hic sensvs in dvobvs invenitvr versicvlis.

 
Sepe molam petiere canes: in tempore faustiGa naar voetnoot597
 
Ante alios, magis infelix ad dampna repertus.Ga naar voetnoot598
 
 
 
Hoc canit indiculus: uector dum desit equinus,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Ire pedes, si sic placeat, dignare, uiator.Ga naar voetnoot600
[pagina 118]
[p. 118]
 
In suris minuebat itis: poscendo ‘pusillusGa naar voetnoot601
 
Fundatur sanguis tenui de uulnere’ dixit.Ga naar voetnoot602
 
 
 
Hoc dicunt, uersuta opifex quod subdola uulpesGa naar voetnoot603
 
Astu rem tractat, dum roboris anxia nutat.Ga naar voetnoot604
 
 
605[regelnummer]
Cattulus inprimis stipulas imitatus oberrat,Ga naar voetnoot605
 
Ad quam uix ueterem sollers produxeris artem.Ga naar voetnoot606
 
 
 
Nam uicina quidem uulgatur ependima uestis,Ga naar voetnoot607
 
Interulę sed sunt propiora iuuamina carni.Ga naar voetnoot608
[pagina 119]
[p. 119]
 
Perfida quod uulpes in cauda continet ima,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Inde supercilium credis tibi, stulte, politum.Ga naar voetnoot610
 
 
 
Quę fuerant, canit Ada profundę carmina curę,Ga naar voetnoot611
 
Scilicet ut redeat, quem poscit ab hoste, maritus.Ga naar voetnoot612
 
 
 
Byrrum, si sapias, adhibebis sole sereno;Ga naar voetnoot613
 
Fac utrum libeat pluuia inpendente, uiator.Ga naar voetnoot614
 
 
615[regelnummer]
Non mirum, si forte diabolus est ocreatus,Ga naar voetnoot615
 
Qui fama uulgi solus dominatur in hedis.Ga naar voetnoot616
[pagina 120]
[p. 120]
 
Putrida quemque magis domino sua poma tueriGa naar voetnoot617
 
Quam comesta, mihi potior sententia uisa.Ga naar voetnoot618
 
 
 
Conueniunt quęcumque manubria sepe securiGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Non peiore loco quam condita fuste saligno.Ga naar voetnoot620
 
 
 
Ad caueas laris ostiolo ué muribus uno!Ga naar voetnoot621
 
Quo fugient, illud quando obturaueris unum?Ga naar voetnoot622
 
 
 
Nam calibem faber ardentem cum forcipe uersat,Ga naar voetnoot623
 
Ne scintilla manum uulcania comminus urat.Ga naar voetnoot624
[pagina 121]
[p. 121]
625[regelnummer]
Moribus effulgens non pulcrius obsitus ibit;Ga naar voetnoot625
 
Nudus ad opprobrium, cui pessima uita, pudendum.Ga naar voetnoot626
 
 
 
Credula uirgo proco quę se commiserit ultro,Ga naar voetnoot627
 
Irrita post pretium iactabit iurgia dandum.Ga naar voetnoot628
 
 
 
Spargit in autumno mulier quę prodiga fructum,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Viribus effetum dabit inproba uere maritum.Ga naar voetnoot630
 
 
 
Ante fames occidit herum quam forte ministrum;Ga naar voetnoot631
 
Quam cocus egrotet, dominus longe tumulatur.Ga naar voetnoot632
[pagina 122]
[p. 122]
 
Occupat indignata solum sine fragibus arbor,Ga naar voetnoot633
 
Hinc maledicta aret ficulnea stans sine ficis.Ga naar voetnoot634
 
 
635[regelnummer]
Ipse canis uenaticus indignando gemiscitGa naar voetnoot635
 
Longi seruitii suspendia dura rependi.Ga naar voetnoot636
 
 
 
Confuso labio tepuit Babylonia turris:Ga naar voetnoot637
 
Sic modo dissipat internum discordia templum.Ga naar voetnoot638
 
 
 
In uirgę sonipes terretur nobilis umbra;Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Pellere uix potes ignauum, dum calcibus urges.Ga naar voetnoot640
 
 
 
Quis poterit patulam prius euertisse patellam,Ga naar voetnoot641
 
Quam qui suscepit iuris ratione tenendam?Ga naar voetnoot642
[pagina 123]
[p. 123]
 
Billardum dolabra occidit comes atque securis,Ga naar voetnoot643
 
Quern facile exanimem uentris fultura abolebit.Ga naar voetnoot644
 
 
645[regelnummer]
Otius institui possunt comes atque magirus
 
Quam farris duo grana: deus hęc, non homo, format.
 
 
 
Emeritus de curte senex subeunte bacilloGa naar voetnoot647
 
Mendicus perreptabit castella casasque.Ga naar voetnoot648
 
 
 
Stercus et obprobrium poterit, sed nullus obambitGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
Interitum, simul omne caput mors et metet Orcus.Ga naar voetnoot650
 
 
 
Qui dominum capit, hunc firmis constringere lorisGa naar voetnoot651
 
Est opus: expendet, nodum si ruperit ilium.Ga naar voetnoot652
 
 
 
Haud facile emergit, quod primo in fune domandusGa naar voetnoot653
 
Discit equus tener in freno mollisque capistro.Ga naar voetnoot654
[pagina 124]
[p. 124]
655[regelnummer]
Quid poterit iactare suo de stamine Lide?Ga naar voetnoot655
 
Subtiles posuit casses simul et male fortes.Ga naar voetnoot656
 
 
 
Sibilus attollens animos instigat equinos,Ga naar voetnoot657
 
Ga naar margenoot+ Atque canes simul horridulos commitigat idem.Ga naar voetnoot658
 
 
 
Zelotipam curruca suam deuinctius ardet,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Suspectam excusat, prior offensacula donat.Ga naar voetnoot660
[pagina 125]
[p. 125]
 
Si poterit uulpes imitari facta leonis,Ga naar voetnoot661
 
Tum tu, quem falsó simulas, potes esse, quod ille.Ga naar voetnoot662
 
 
 
Butzo dedit domino puris solatia uerbis,Ga naar voetnoot663
 
Spes mera cui fuit in sola confidere lingua.Ga naar voetnoot664
 
 
665[regelnummer]
Somnia quem terrent, uigilans terrore carebit,Ga naar voetnoot665
 
Vanescunt experrectis aduersa quietis.Ga naar voetnoot666
 
 
 
Iste ut pluma uolatilis et stipulę leuitatis,Ga naar voetnoot667
 
Actibus instabilis tamquam circumuagus amnis.Ga naar voetnoot668
[pagina 126]
[p. 126]
 
Dissipat hic sacros malesuada Pecunia mores;Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Rerum corruptrix, regina Pecunia uincit.Ga naar voetnoot670
 
 
 
Hic puer induuiis et pelle leonis amictus,Ga naar voetnoot671
 
Pró pudor!, ante uiros inmunda cynomia creuit.Ga naar voetnoot672
 
 
 
Pollinis et fumi sunt plena tuguria stulti,Ga naar voetnoot673
 
Qualis erat Coridon et plurimus usque fatoclus.Ga naar voetnoot674
 
 
675[regelnummer]
Letamur nummo plaudentes munere magno,Ga naar voetnoot675
 
Tristamurque obulo pretio leuiore gementes.Ga naar voetnoot676
[pagina 127]
[p. 127]
 
Ad cęlum minus assurgunt animalia uentris,Ga naar voetnoot677
 
Ga naar margenoot+ Libera nobilitant animas ieiunia carnis.Ga naar voetnoot678
 
 
 
Desipiunt hi, quos inhonestant sauia mechi,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Ultro qui tolerant maculati scandala stratus.Ga naar voetnoot680
 
 
 
Egregium dominum lauti decorant laterales,Ga naar voetnoot681
 
Atque alium quendam latus indecorat sceleratum.Ga naar voetnoot682
 
 
 
Nulla quidem plerique solent nisi credere uisa,Ga naar voetnoot683
 
Illud habet carnalis homo atque hebitudo profunda.Ga naar voetnoot684
 
 
685[regelnummer]
En quid habent, qui trituras odere scolares,
 
De quibus aufugiunt multi sudare sophistę?
 
 
 
Inprobus ad sua uana trahit documenta magisterGa naar voetnoot687
 
Electum iuuenem placidis in rebus adultum.Ga naar voetnoot688
[pagina 128]
[p. 128]
 
Perspicuum satis est fatuas accrescere barbas,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Non omnes in pube genas prudentia condit.Ga naar voetnoot690
 
 
 
Pultes exsorbet, non pulmentaria, pauper:Ga naar voetnoot691
 
Utitur liis habitis, non illis, forte quod absint.Ga naar voetnoot692
 
 
 
Er sonat in lingua, quę littera ualde canina:Ga naar voetnoot693
 
Rumperis inuidia rodentum, ianitor imus.Ga naar voetnoot694
 
 
695[regelnummer]
Urbem uenalem corrupit in ęre Jugurta;Ga naar voetnoot695
 
Ut nunc sunt multi, cecantur munere tali.Ga naar voetnoot696
[pagina 129]
[p. 129]
 
Venter ut inpletur, non uerbis lingua domatur,Ga naar voetnoot697
 
Ga naar margenoot+ Diffluit inde loquax luxu dominante cyborum.Ga naar voetnoot698
 
 
 
Qui solis, periture, minis ignauus obibis,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Condignum meritis in stercore stercus olebis.Ga naar voetnoot700
 
 
 
Linque, marite, nuces, quoniam nunc competit uxor:Ga naar voetnoot701
 
Est ultra uires, quamuis agitaueris, hie flos.Ga naar voetnoot702
[pagina 130]
[p. 130]
 
Hic fugit ecclesiam, trahitur nidore culinęGa naar voetnoot703
 
Plus quam sophię, ueneratur furta coquinę.Ga naar voetnoot704
 
 
705[regelnummer]
Concurrunt in carne modis fastidia miris,Ga naar voetnoot705
 
Sola salus placet et columen de corpore sano.Ga naar voetnoot706
 
 
 
Callidus et sapiens motum bene temperat irę,Ga naar voetnoot707
 
Nauiter iste modum uitę decorabit honestę.Ga naar voetnoot708
 
 
 
Rem ludo, si quando fuit mirabile dictu:Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Mures haud fatiunt nidos in uertice catti.Ga naar voetnoot710
 
 
 
Quicquid habet fidei lupus, in siluis latet omne;Ga naar voetnoot711
 
Cognatę parcit, caueat sed cętera pellis!Ga naar voetnoot712
 
 
 
Dixit anus delira suo patuisse palato,Ga naar voetnoot713
 
Quid sapiant caules, ebulum dum coxit in olla.Ga naar voetnoot714
[pagina 131]
[p. 131]
715[regelnummer]
Ut non respitiat, qui sic discurrere temptat,Ga naar voetnoot715
 
Forte cadet, quo non surgendi copia detur.Ga naar voetnoot716
 
 
 
Hic fidei, quot rana pilis est edita, tantę,Ga naar voetnoot717
 
Ga naar margenoot+ Aut medię palmę uola quot consueuit habere.Ga naar voetnoot718
 
 
 
Vitricus ut plorat priuigni funera tristisGa naar voetnoot719
720[regelnummer]
Et pater econtra cantat, cukerella uocatur.Ga naar voetnoot720
 
 
 
Has epulas lupus inreuerens sine fronte petiuit,Ga naar voetnoot721
 
Cum faties inuisa uenit, quam nemo uocauit.Ga naar voetnoot722
[pagina 132]
[p. 132]
 
Sese commendat, quem non uicinia palpat,Ga naar voetnoot723
 
Vicinosque sui inmemores inglorius odit.Ga naar voetnoot724
 
 
725[regelnummer]
Herba nec antidotum poterit depellere loetum;Ga naar voetnoot725
 
Quod te liberet a fato, non nascitur horto.Ga naar voetnoot726
 
 
 
Herpica ut horridulam triuisset forte rubetam,Ga naar voetnoot727
 
‘Tot colaphos, quot’, ait, ‘dominos, contingit habere!’Ga naar voetnoot728
 
 
 
Vas commune uel inmundum, quod operculum omisit,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Est os stulta loquens, cuius custodia nulla.Ga naar voetnoot730
[pagina 133]
[p. 133]
 
Sepe minus salsus plus iusto rem colit unam:Ga naar voetnoot731
 
Arguitur fatuus sua tintinnabula amare.Ga naar voetnoot732
 
 
 
Nullo decipitur uisu raptoque columba;Ga naar voetnoot733
 
Ut predam rapiat, consuete miluus hanelat.Ga naar voetnoot734
[pagina 134]
[p. 134]
735[regelnummer]
Martius insuda fatie, madefactus AprilisGa naar voetnoot735
 
Frigidus et Maius contundent horrea messe.Ga naar voetnoot736
 
 
 
Oblitum causas ne te mirere querendo:Ga naar voetnoot737
 
Ga naar margenoot+ Sepe ea, quę posuit, fiscedula perdidit oua;Ga naar voetnoot738
 
Diua in natura memoratur strutio meneeps,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Isti, doctor, aui stultum compone clientem.Ga naar voetnoot740
[pagina 135]
[p. 135]
 
Cingitur ob signum uirtutis ferrea uirgaGa naar voetnoot741
 
Regibus, ut culpas simul amputet atque recidat.Ga naar voetnoot742
 
Dispice, rex portat gladium, sed non sine causa:Ga naar voetnoot743
 
Ut delicta premat uel poena sequens timeatur.Ga naar voetnoot744
 
 
745[regelnummer]
Semper erit murmur stulti, sicut rota carri,Ga naar voetnoot745
 
Foenum dum portat, numquam de murmure cessat.Ga naar voetnoot746
 
 
 
Nulla fouere potest mortalia lucidus ether;Ga naar voetnoot747
 
Quę spirant mortaliter, omnia continet aer.Ga naar voetnoot747
 
 
 
Spiritibus pax summa uiget sine lite supernis;Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
Si iurgant homines, properando reconcilientur;Ga naar voetnoot750
 
Demonibus lis seua, reconciliatio nulla,Ga naar voetnoot751
 
Quorum conditio perpes discordia princeps.Ga naar voetnoot752
[pagina 136]
[p. 136]
 
Hinnulus et lepus est timidus, leo fortis et ursus:Ga naar voetnoot753
 
Sic puer et pauper, rigidi sunt quique potentes.Ga naar voetnoot754
 
 
755[regelnummer]
Olim rebus adhuc rudibus nouiterque creatisGa naar voetnoot755
 
Ad siluas feritas, pietas ad tecta cucurrit.Ga naar voetnoot756
 
 
 
Eximie princeps qui cenat, lautus habetur;Ga naar voetnoot757
 
Ga naar margenoot+ Qui parce, lutulentus, ineptus, funere dignus.Ga naar voetnoot758
 
 
 
Otius inuoluunt nos dampna priora secundis;Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Largior aduersis, iocundis est minor usus.Ga naar voetnoot760
[pagina 137]
[p. 137]
 
Tendit ad occasum, quicquid precessit ad ortum,Ga naar voetnoot761
 
Dico creaturam substratam legibus istis.Ga naar voetnoot762
 
 
 
Nuntius iste uolat tot flatibus otior Euri;Ga naar voetnoot763
 
Quam celer in pedibus, non tantum flumina possunt.Ga naar voetnoot764
 
 
765[regelnummer]
Fabrica concusso fundamine tota uacillat,Ga naar voetnoot765
 
Et capite infirmo tabescunt cętera menbra.Ga naar voetnoot766
[pagina 138]
[p. 138]
 
Cuculus altorem iniusta mercede cruentat,Ga naar voetnoot767
 
Nam curruca suam fouet oua uorantia carnem.Ga naar voetnoot768
 
 
 
Non mulier prudens emat a meretrice maritum,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
In pretio quod non uincet, cum distrahit illum.Ga naar voetnoot770
 
 
 
Diuitis ingenii naturam extinguere uita;Ga naar voetnoot771
 
Vera prophetarum preconia spernere noli.Ga naar voetnoot772, 772
 
 
 
Laudant artifices baculum, quem flectere possunt,
 
Et puerum parere minis seruilibus ultro.Ga naar voetnoot774
 
 
775[regelnummer]
Vir fugitans lites extinguit seditiones;Ga naar voetnoot775
 
Et semper furiosus amat committere rixas.Ga naar voetnoot776
[pagina 139]
[p. 139]
 
Non liquide cantabit aquis infusus et herbis,Ga naar voetnoot777
 
Ga naar margenoot+ Pocula nec fatient uoces mellita sonoras.Ga naar voetnoot778
 
 
 
Multa decent communia, sed non congruit uxor:Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Si communis erit, letalis fabula, mechis.Ga naar voetnoot780
 
 
 
Perfidus instructor, qui lumbum tollit ab ouo;Ga naar voetnoot781
 
Commodior, qui grana legit tria lentis in orbe.Ga naar voetnoot782
 
 
 
Acres potores a conuiuis metuuntur;Ga naar voetnoot783
 
Tanta in sumendis epulis non dampna queruntur.Ga naar voetnoot784
 
 
785[regelnummer]
Nemo tam ferus est, qui non mitescere possit,Ga naar voetnoot785
 
Tam sanę mentis, qui se nequeat furiare.Ga naar voetnoot786
[pagina 140]
[p. 140]
 
Non idem sensus potoris aquę atque Falerni:Ga naar voetnoot787
 
Vinum sepe facit, quod non ualet haustus aquarum.Ga naar voetnoot788
 
 
 
Urgeat in multa te clade Canopica pestis,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Qui premis Israel luteo laterumque labore!Ga naar voetnoot790
 
 
 
Omnibus ira modis ad lapsum frena remittit,Ga naar voetnoot791
 
Omne suo fas iustitię de cardine uellit.Ga naar voetnoot792
 
 
 
Perfida corda pauent ad iudicis ire tribunal;Ga naar voetnoot793
 
Iustus securo poterit pertendere gressu.Ga naar voetnoot794
[pagina 141]
[p. 141]
795[regelnummer]
Inuidię rubigo faces succendit in ipsumGa naar voetnoot795
 
Vel merito auctorem, qui gestat liuida corda.Ga naar voetnoot796
 
Inuide, tabescis, torqueris et igne cremaris,Ga naar voetnoot797
 
Ga naar margenoot+ In te nempe prior decurrit riuulus irę.Ga naar voetnoot798
 
 
 
Alta serena uidet mundana uolutabra calcans;Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Et nimis infelix, qui figitur in lutulentis.Ga naar voetnoot800
[pagina 142]
[p. 142]
 
Debilitas, magna est quoque somnolentia mentis,Ga naar voetnoot801
 
Offitio dignas quę multas transilit horas.Ga naar voetnoot802
 
 
 
Non habet alma fides meritum sperare supernum,Ga naar voetnoot803
 
Quę uisu carnis desiderat experimentum.Ga naar voetnoot804
 
 
805[regelnummer]
Unus ad assiduos adhibetur spiritus ater,Ga naar voetnoot805
 
Plures desidibus sotiantur, ad otia pronis.Ga naar voetnoot806
 
 
 
Assurgens sermone humili compescitur ira;Ga naar voetnoot807
 
Concitat hausterus nimio clamore furorem.Ga naar voetnoot808
[pagina 143]
[p. 143]
 
Coruus querebat polluta cadauera in undis;Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Eheu, clade noua nunc carpit olentia in agris!Ga naar voetnoot810
 
 
 
Non uidi faleras asini gestare leonem,Ga naar voetnoot811
 
Hic potius legitur redimitus pelle leonis.Ga naar voetnoot812
 
 
 
Mendicans, qui dat, quod habet, sequitur Peregrinum;Ga naar voetnoot813
 
In uanum tribuit, quem penitet ante dedisse.Ga naar voetnoot814
 
 
815[regelnummer]
Gliscit stultorum laxo uiolentia freno;Ga naar voetnoot815
 
Quo placas magis, instigas adolere meracam.Ga naar voetnoot816
[pagina 144]
[p. 144]
 
Viuit apes bene congestis et fruge benigna,
 
Ga naar margenoot+ Crabrones auidis predonum more rapinis.Ga naar voetnoot818
 
 
 
Fratrum census ab ungue fero penaliter exit,Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
Ut tabes prodire solet de tergore sano.Ga naar voetnoot820
 
 
 
Post epulas tarde in mensis mensalia sternis;Ga naar voetnoot821
 
Hęc series prepostera, dum fit prima secunda.Ga naar voetnoot822
 
 
 
Ni mechus foret, uxor adhuc tua uirgo maneret:Ga naar voetnoot823
 
Cuculus hinc multis currucis nascitur heres.Ga naar voetnoot824
 
 
825[regelnummer]
Vermiculi cutis incultę nos acrius urunt,
 
Quos alienus alit luuionis sudor olacis.
 
 
 
Vix ab anu pressum lac extorquetur auara,Ga naar voetnoot827
 
Duriter et durum canibus dispensat edendum.Ga naar voetnoot828
[pagina 145]
[p. 145]
 
Ramus apud Stigias sis aureus - esto - paludes,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Ultro me numquam post te sperabis iturum.Ga naar voetnoot830
 
 
 
Nebris quę nunc est lenis, fuit hispida pellis:Ga naar voetnoot831
 
Exemplo hoc teritur factus de diuite pauper.Ga naar voetnoot832
 
 
 
‘Oscula iam figes media inter cornua caprę’Ga naar voetnoot833
 
Ista solent prouerbia proponi macilentis.Ga naar voetnoot834
 
 
835[regelnummer]
In siluis onager uenatio parta leoni:Ga naar voetnoot835
 
Pascua maiorum sunt semper et esca minores.Ga naar voetnoot836
 
 
 
Uncinus in siluis oritur siluę spoliator,Ga naar voetnoot837
 
Pomorum arguitur frugumque et predo parentum.Ga naar voetnoot838
 
 
 
Raro omnes remeant, quot eunt ad pascua porci,Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
Et neque de castris aties ad prelia missa.Ga naar voetnoot840
[pagina 146]
[p. 146]
 
Tempestiuius ad sulcum solet ire bubulcus,Ga naar voetnoot841
 
Quam fratres matutinos cogantur ad ymnos.Ga naar voetnoot842
 
 
 
Hoc mihi crede - uale bene! - me te uelle ualere:Ga naar voetnoot843
 
Dum spiras, ego me iam spero posse ualere.Ga naar voetnoot844
 
 
845[regelnummer]
Gratis equo oblato ne contempleris in ore,Ga naar voetnoot845
 
Ut numeres dentes, matris quibus ubera suxit.Ga naar voetnoot846
 
 
 
Hinc puer exiuit, qui tectum commaculauit;Ga naar voetnoot847
 
Circus adhuc olet, is sua quo uestigia flexit.Ga naar voetnoot848
 
Unde putas? habet a porcis documenta subulcus,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Addidicit siliquas, non exercere palestras.Ga naar voetnoot850
 
 
 
Coruus et accipiter rapuere cadauera, frater,Ga naar voetnoot851
 
Et pica, cum miluo cornix - nec mica remansit.Ga naar voetnoot852
[pagina 147]
[p. 147]
 
Porcorum siliquas contempsimus utpote inanes,Ga naar voetnoot853
 
Ventis inflatos, sine fructu et semine folles.Ga naar voetnoot854
 
 
855[regelnummer]
Diues uerba tonat rigidissima, plena minarum;Ga naar voetnoot855
 
Obsecrat econtra supplex per humillima pauper.Ga naar voetnoot856
 
 
 
Erue ab his, deus, et ueniat uindicta ministris,Ga naar voetnoot857
 
Qui bona nostra secant partemque legunt meliorem!Ga naar voetnoot858
 
 
 
Huc omnes ueniunt uacuis ad festa sacellis,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Qui nostris inhiant, cum nemo diaria portet.Ga naar voetnoot860
 
 
 
Malo mori ignotus, quam sit mihi gloria dampnis;
 
Quam presim dampnose, malo inglorius esse.
[pagina 148]
[p. 148]
 
Debet episcopus, ut prosit, non querere, presit:Ga naar voetnoot863
 
Omnis in offitio hoc curet prelatus et auctor.Ga naar voetnoot864
 
 
865[regelnummer]
Annus abit, nostrę breuiantur tempora uitae:Ga naar voetnoot865
 
Et quę debuerant minui, peccamina crescunt.Ga naar voetnoot866
 
 
 
Quisquis diuinos non uult consistere ad ymnos,Ga naar voetnoot867
 
Sepe foras trahit hunc tinctus carbone catellus.Ga naar voetnoot868
 
 
 
Albus equus pellem celare nequit lutulentam:Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Ga naar margenoot+a. Albatis nusquam sordes indignius herent.Ga naar voetnoot870
 
 
 
Magnus Alexander de se fidenter aibat:Ga naar voetnoot871
 
‘Malo mori quam me regnandi iura precari!’Ga naar voetnoot872
[pagina 149]
[p. 149]
 
Ó terrę uermis, memorare nouissima carnis;Ga naar voetnoot873
 
Si semper memor incedis, peccare timebis.Ga naar voetnoot874
 
 
875[regelnummer]
Non surrexit Aquis anno domus alma sub uno;Ga naar voetnoot875
 
Propter aquas calidas ibi structa est regia sedes.Ga naar voetnoot876
 
 
 
Suadelas surdo cantabis in aure salubres:Ga naar voetnoot877
 
Dum castigat amor, corruptior inde fit osor.Ga naar voetnoot878
 
 
 
Nos, genus humanum, dampnat caligo futuri;Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Quę pateat meritis nescitur ianua nostris.Ga naar voetnoot880
 
 
 
Hoc pastore lupus, quicquid sibi uellet, haberet,Ga naar voetnoot881
 
Qui neque se plane neque scit commissa tueri.Ga naar voetnoot882
 
 
 
Dulces sunt lacrimę scelerum commissa gementum,Ga naar voetnoot883
 
Quę celebres ludos teathrorum et gaudia uincunt.Ga naar voetnoot884
 
 
885[regelnummer]
Drances in sola lepidus confidere lingua,Ga naar voetnoot885
 
Militię arguitur timidus, sermone profusus.Ga naar voetnoot886
[pagina 150]
[p. 150]
 
Vulpinat Herodes Christi a presepibus agnos,Ga naar voetnoot887
 
Dum mactat pueros insonti morte trucidans.Ga naar voetnoot888
 
 
 
Ultima quam multis mala cladibus anticipantur!Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Crebra notant preconia, quod grauiora sequantur.Ga naar voetnoot890
 
 
 
Gens Iudea liquat culicem sorbetque camelum,Ga naar voetnoot891
 
Dum Christum dampnat nequam mittendo Baraban.Ga naar voetnoot892
 
 
 
Angelus artifici bonus et malus ipse ministrat:Ga naar voetnoot893
 
Ut sit in auxilio bonus, et probet alter, habetur.Ga naar voetnoot894
 
 
895[regelnummer]
Plantari nemus in templo domini prohibetur,Ga naar voetnoot895
 
Ne doctrina grauis fuerit rudibusque profunda.Ga naar voetnoot896
[pagina 151]
[p. 151]
 
Haec tria nostrarum solatia sint animarum:Ga naar voetnoot897
 
Sancta elemosina, sintque preces, ieiunia digna.Ga naar voetnoot898
 
 
 
Quicquid agas, semper uigila pro morte secunda:Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Prima pauenda satis, magis est tamen illa secunda.Ga naar voetnoot900
 
 
 
Spuria in ęde dei crescunt uitulamina et error,Ga naar voetnoot901
 
Discordes ubi currunt quidam ad limina fratres.Ga naar voetnoot902
 
 
 
Omnis auaritię studet et rex atque sacerdos,Ga naar voetnoot903
 
A maiore usque ad minimum desistere nolunt.Ga naar voetnoot904
[pagina 152]
[p. 152]
905[regelnummer]
Non possunt mea te, deus, inperfecta latere,Ga naar voetnoot905
 
Sunt oculis peraperta tuis simul omnia nuda.Ga naar voetnoot906
 
 
 
Intentant animę interitum solatia carnis,Ga naar voetnoot907
 
Veque animę misera querenti a carne salutem!Ga naar voetnoot908
 
 
 
Perspicuum decus est regis secreta tueri;Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Archanum proferre dei sanctissima uirtus.Ga naar voetnoot910
 
 
 
Dum tonat, interea domini sum seruus ad oram;Ga naar voetnoot911
 
Sublato terrore iterum me adscisco priorem.Ga naar voetnoot912
 
 
 
Quindenis gradibus cęlestes itur ad arces,Ga naar voetnoot913
 
Et totidem fuerant Solimiti ad limina templi.Ga naar voetnoot914
[pagina 153]
[p. 153]
915[regelnummer]
Tota mente deum flagres, mediteris amesque,Ga naar voetnoot915
 
Esurias hunc et sitias, quia iugis aquę fons.Ga naar voetnoot916
 
 
 
Christe, salutarem fratrum fatias itionem,Ga naar voetnoot917
 
Legati ut nobis sua nuntia fausta reportent!Ga naar voetnoot918
 
 
 
Femina pauca bona est; si forte inueneris ullam,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
De cęlo cecidit, tessella caractere miro.Ga naar voetnoot920
[pagina 154]
[p. 154]
 
Plangit Adonidis interitum Venus algida, dudumGa naar voetnoot921
 
Quem percussit aper; quatit hinc nos frigidus aer.Ga naar voetnoot922
 
 
 
Qui sine commento rimaris scripta Maronis,Ga naar voetnoot923
 
Inmunis nuclei solo de cortice rodis.Ga naar voetnoot924
 
 
925[regelnummer]
Grammatici ‘similis’ dicunt ‘illius et illi:Ga naar voetnoot925
 
Moribus illius distare et uultibus illi.’Ga naar voetnoot926
[pagina 155]
[p. 155]
 
Si qua tuam mentem delectat spes meritorum,Ga naar voetnoot927
 
At non te deterreat anxia cura laborum.Ga naar voetnoot928
 
 
 
Laudatur Moyses mitissimus esse uirorum,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Qui uixere suis domino testante diebus.Ga naar voetnoot930
 
 
 
Non alius nisi uentriculus deus esse putaturGa naar voetnoot931
 
His, qui spem totam curanda in carne relegant.Ga naar voetnoot932
 
 
 
Longior a domino, qui mundo proximior, sis;Ga naar voetnoot933
 
Si te suscipiat, quam felix!, regia caeli.Ga naar voetnoot934
 
 
935[regelnummer]
Non dominum risisse legis; quod fleuerit, audis:Ga naar voetnoot935
 
Vir sapiens ait errorem conducere risu.Ga naar voetnoot936
[pagina 156]
[p. 156]
 
Inpatiens Heliu furibundo eructuat utreGa naar voetnoot937
 
Fecundos flatus quasi mustum in uentre tonantes.Ga naar voetnoot938
 
 
 
Perdunt suaue quidem unguentum muscę morientes,Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Hoc est, peruersi sancti spiraminis unguen.Ga naar voetnoot940
 
 
 
Iudei dominum sic percussere maligniGa naar voetnoot941
 
In gladio linguę, gladio non materiali.Ga naar voetnoot942
 
 
 
Auxiliante deo, ueniunt qui, celsa merentur;Ga naar voetnoot943
 
Et qui non ueniunt, sua se peccata recludunt.Ga naar voetnoot944
[pagina 157]
[p. 157]
945[regelnummer]
Ó crucis inuentrix, mea perdita quęso ministra:Ga naar voetnoot945
 
Ga naar margenoot+ Det deus inuentę, det opem inuentricis Helenę.Ga naar voetnoot946
 
 
 
Rex in iuditio cum carne uidebitur ista:Ga naar voetnoot947
 
Hunc omnes uenturum, et qui pupugere, uidebunt.Ga naar voetnoot948
 
 
 
Orcestram ęcclesięque gradus ascendere quosdamGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
Non meritis, immo dampnata per ęra pauesco.Ga naar voetnoot950
 
 
 
Soliuagus gemit errando per deuia turtur,Ga naar voetnoot951
 
Signat auis contemplatiua preces heremitę;Ga naar voetnoot952
 
Aerem item liquidum secat ipsa columba gregatim,Ga naar voetnoot953
 
Dans specimen regum comitumque in terga sequentum.Ga naar voetnoot954
[pagina 158]
[p. 158]
955[regelnummer]
Sicubi non persona potens attenditur in ius,Ga naar voetnoot955
 
Veris iuditiis ibi lex agitabitur ipsa.Ga naar voetnoot956
 
 
 
Sunt tria sancta, quibus non sunt maiora per orbem:Ga naar voetnoot957
 
Omnipotens deus est, homo iustus, regna polorum;Ga naar voetnoot958
 
Econtra totidem tristissima monstra malorum:Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Ipse diabolus, auditorque homo, torridus ignis.Ga naar voetnoot960
 
 
 
Mendosi sermonis amans conchilia princepsGa naar voetnoot961
 
Effitiet similes sese sectando ministros.Ga naar voetnoot962
 
 
 
Festinata manu substantia diminuetur;Ga naar voetnoot963
 
Paulatim collecta suum spectabit aceruum.Ga naar voetnoot964
 
 
965[regelnummer]
Dicere quis poterit tam sanctus et integer ęui:Ga naar voetnoot965
 
Ga naar margenoot+ ‘Non scelus est mecum, mundusque ab sordibus assum’?Ga naar voetnoot966
[pagina 159]
[p. 159]
 
Emptor ait rerum ‘non sunt hęc munera tanti’,Ga naar voetnoot967
 
Cum quibus auersus pulsanti corde triumphat.Ga naar voetnoot968
 
 
 
Ve tibi terra, puer rex cui diademata prefert,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Et cuius proceres indulgent mane Falerno!Ga naar voetnoot970
 
 
 
Sepe piros ataui soboles uidet omine tristi;Ga naar voetnoot971
 
Prodessent aliena magis quam rura paterna.Ga naar voetnoot972
 
 
 
Excelsus iudex micam non sustinet auri,Ga naar voetnoot973
 
In magna palea dum purgat, in igne perire.Ga naar voetnoot974
 
 
975[regelnummer]
Nescius intonsusque iacet cur carcere Ioseph?Ga naar voetnoot975
 
Quod necdum ingenii patuit bona uena beati.Ga naar voetnoot976
[pagina 160]
[p. 160]
 
Huius lectoris debemus radere linguam,Ga naar voetnoot977
 
Qui, quotiens legit, excedit de tramite proso.Ga naar voetnoot978
 
 
 
Sedulitas inuita relinquit ad otia pronos:Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Dediscunt apices, quos turpis inertia uexat.Ga naar voetnoot980
 
 
 
Hic pariter cocus et focus excessere culinam;Ga naar voetnoot981
 
Ne nimis esurias, hodierna diaria queras.Ga naar voetnoot982
 
 
 
HęC pariter mundana uia est et lubrica uita,Ga naar voetnoot983
 
Calcabit sine labe sua laqueos humilis mens.Ga naar voetnoot984
 
 
985[regelnummer]
Ante uidere libet, quod habere in tempore debes:Ga naar voetnoot985
 
Ga naar margenoot+ Serus eris partis conferre paranda et agenda.Ga naar voetnoot986
 
 
 
Phaltiel hinc plorat, quod pristina redditur olimGa naar voetnoot987
 
Dauid sponsa Michol armis illustribus empta.Ga naar voetnoot988
[pagina 161]
[p. 161]
 
Vestimur caligis ex omni parte sinistris,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Aduersis quotiens includimur undique fatis.Ga naar voetnoot990
 
 
 
Ludus init trepidum eertamen et excitat iram,Ga naar voetnoot991
 
Ira truces inimicitias et funebre bellum.Ga naar voetnoot992
 
 
 
Uno te regnante die breuis imperii lausGa naar voetnoot993
 
Tam modico consumpta situ quam gloria fallax.Ga naar voetnoot994
 
 
995[regelnummer]
Totam nemo uides hiemem consumere uulpes:Ga naar voetnoot995
 
Sepe sequi post molle caput solet algor acerbus.Ga naar voetnoot996
 
 
 
Ungo manus, si feceris hoc, quod poscit amicus:Ga naar voetnoot997
 
Delicti maculas sine, frater, xenia purgent.Ga naar voetnoot998
[pagina 162]
[p. 162]
 
Spes nummi solet iratum placare ministrumGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Nobiliumque thoros ascendere trudit inertes.Ga naar voetnoot1000
 
 
 
Qualis erat nuper, ueniat mihi caseus alter:
 
Hoc inpetrato sine fuco me utere amico.
 
 
 
Ante tuam domites, qui carnis deseris esum:Ga naar voetnoot1003
 
Carne carere quid est, dum carnis amore calescas?Ga naar voetnoot1004
 
 
1005[regelnummer]
Laus domino soli, qui condidit omnia solus!Ga naar voetnoot1005
 
Omnia fundantur tam forti preside fulta.Ga naar voetnoot1006
 
Cautius in terris uos exercete, fideles:Ga naar voetnoot1007
 
Desuper intentans oculatus prospicit Argus.Ga naar voetnoot1008
[tekstkritische noot]597 Hinter Sepe ist ca ausradiert. -

voetnoot597
Doch wohl das alte Rechtssprichwort Qui preuenit in tempore, preuenit in iure (Clm. 7977, 150b, 2), in bildlicher Wandelung Qui premier engrène premier doit moudre (L II 403, vgl. II 146, 176), Die ierst ter molen comt, sal ierst malen. Ante molam primo ueniens molet hic prius imo (C 240), auch SE 183, D 1068; ähnlich Zacher 174, Vil. 4, 7 Qui ainz nest ainz pest. Nirgends aber wird sonst der Hund als Uberbringer des zu mahlenden Korns genannt. -
voetnoot598
Doch wohl das alte Rechtssprichwort Qui preuenit in tempore, preuenit in iure (Clm. 7977, 150b, 2), in bildlicher Wandelung Qui premier engrène premier doit moudre (L II 403, vgl. II 146, 176), Die ierst ter molen comt, sal ierst malen. Ante molam primo ueniens molet hic prius imo (C 240), auch SE 183, D 1068; ähnlich Zacher 174, Vil. 4, 7 Qui ainz nest ainz pest. Nirgends aber wird sonst der Hund als Uberbringer des zu mahlenden Korns genannt. -
voetnoot599
Beruhen auf Ovid De arte am. II 230 Si rota defuerit, tu pede carpe uiam, sind aber schwerlich unmittelbar daher entlehnt, sondem durch die Markolfdichtung übermittelt, denn die kleine formelle Abweichung ‘Pferd’ statt ‘Wagen’, wie der seltsame und sonst nirgends bei E. nachweisbare Eingang Hoc canit indiculus stimmt auffällig mit Salomon et Marcolfus überein: S. Non omnes omnia possunt, M. Scriptum est in breui (so die besten Hss. M1B, dafür enim M2, in casibus der Druck:) qui non habet caballum, uadat cum pedibus (pedester Cgm. 3974), mögen wir den cöllig zusammenfallenden Begriffen indiculus und breue den spätlat. Sinn ‘kurzes Verzeichniss’ oder die mlat, Bedeutung ‘Brief’ unterlegen; vgl. ferner L I 163 (s. XIII) Qui n'a cheval si voist à piet und F 340 Qi ne ad cheval ayle au pié. -
voetnoot600
Beruhen auf Ovid De arte am. II 230 Si rota defuerit, tu pede carpe uiam, sind aber schwerlich unmittelbar daher entlehnt, sondem durch die Markolfdichtung übermittelt, denn die kleine formelle Abweichung ‘Pferd’ statt ‘Wagen’, wie der seltsame und sonst nirgends bei E. nachweisbare Eingang Hoc canit indiculus stimmt auffällig mit Salomon et Marcolfus überein: S. Non omnes omnia possunt, M. Scriptum est in breui (so die besten Hss. M1B, dafür enim M2, in casibus der Druck:) qui non habet caballum, uadat cum pedibus (pedester Cgm. 3974), mögen wir den cöllig zusammenfallenden Begriffen indiculus und breue den spätlat. Sinn ‘kurzes Verzeichniss’ oder die mlat, Bedeutung ‘Brief’ unterlegen; vgl. ferner L I 163 (s. XIII) Qui n'a cheval si voist à piet und F 340 Qi ne ad cheval ayle au pié. -
voetnoot601
Über itis schreibt e auicula rupia - itis ist ebensowenig nachweisbar wie rupia; gemeint ist jedenfalls damit Itys. als Sohn der Schwalbe = hirundo, womit die Glosse auicula stimmte, dieses aber steht wieder in nahcliegender Verwechslung für hirudo, und so gelangen wir zu der Vermuthung, dass diese Verse eine scherzhafte Umbildung des im MA häufig citierten Spruches Horaz AP. 476 Non missura cutem, nisi plena cruoris, hirudo darstellen. -
voetnoot602
Über itis schreibt e auicula rupia - itis ist ebensowenig nachweisbar wie rupia; gemeint ist jedenfalls damit Itys. als Sohn der Schwalbe = hirundo, womit die Glosse auicula stimmte, dieses aber steht wieder in nahcliegender Verwechslung für hirudo, und so gelangen wir zu der Vermuthung, dass diese Verse eine scherzhafte Umbildung des im MA häufig citierten Spruches Horaz AP. 476 Non missura cutem, nisi plena cruoris, hirudo darstellen. -
voetnoot603
Über dicunt schreibt e scilicet homines - Formell lehnt sich der Dichter an Prudent. Psych. 260 Fallendi uersuta opifex und Terenz Eun. V 4, 2 Astu rem tractauit an; sachlich steht er auf dem Boden sehr alter Überlieferung, wenn er (auch I 71, 661) den Fuchs als den sprichwörtlichen Typus für ein ebenso körperlich schwaches wie geistig starkes Wesen, als Knirps und Erzschelm hinstellt, vgl. Petr. Chrysol, Serm. 19 Vulpes uiribus infirma, calliditate potens, inuentrix doli, fraudis artifex, simulations magistra, Symphosius Aen, de uulpe (Riese Anth lat. 286, 34) Exiguum corpus sed cor mihi corpore maius, Sum uersuta dolis, arguto callida sensu. Hrab. Maur. zu Matth. III 8 Vulpes nihil cum uirtute, sed omnia cum astutia agit, Ecbasis 374, wo der Wolf vom Fuchse sagt Si desunt uires, regnabunt undique fraudes, Gallus et Vulpes 3, 1 Haec tarditatis conscia Dolo parat insidias, Y I 177 f, VI 136; für die Vereinigung beider Eigenschaften auch in andern Thieren und in Menschen vgl. zu I 887, Stat. Theb. I 417, Greg. M. Epist. II 32, Ecb. 701-705, Bezz. zu Freidank 80, 26 und besonders Lambert Annal. ad a. 1071 Ruotbertus, quo uiribus erat impar, eo magis ut rem astu tractaret intentus. -
voetnoot604
Über dicunt schreibt e scilicet homines - Formell lehnt sich der Dichter an Prudent. Psych. 260 Fallendi uersuta opifex und Terenz Eun. V 4, 2 Astu rem tractauit an; sachlich steht er auf dem Boden sehr alter Überlieferung, wenn er (auch I 71, 661) den Fuchs als den sprichwörtlichen Typus für ein ebenso körperlich schwaches wie geistig starkes Wesen, als Knirps und Erzschelm hinstellt, vgl. Petr. Chrysol, Serm. 19 Vulpes uiribus infirma, calliditate potens, inuentrix doli, fraudis artifex, simulations magistra, Symphosius Aen, de uulpe (Riese Anth lat. 286, 34) Exiguum corpus sed cor mihi corpore maius, Sum uersuta dolis, arguto callida sensu. Hrab. Maur. zu Matth. III 8 Vulpes nihil cum uirtute, sed omnia cum astutia agit, Ecbasis 374, wo der Wolf vom Fuchse sagt Si desunt uires, regnabunt undique fraudes, Gallus et Vulpes 3, 1 Haec tarditatis conscia Dolo parat insidias, Y I 177 f, VI 136; für die Vereinigung beider Eigenschaften auch in andern Thieren und in Menschen vgl. zu I 887, Stat. Theb. I 417, Greg. M. Epist. II 32, Ecb. 701-705, Bezz. zu Freidank 80, 26 und besonders Lambert Annal. ad a. 1071 Ruotbertus, quo uiribus erat impar, eo magis ut rem astu tractaret intentus. -
voetnoot605
Beruhen wohl auf derselben Quelle wie I 338. Über das Bild stipulas imitatus vgl. zu I 667, ferner Hieron, Epist. 119, 5 Quomodo leuis pluma uel stipula... uento flatuque raptatur et de terra ad sublime transfertur, Greg. Mor. XVII 8 Aurarum flatu in altum stipula rapitur, sed casu concito ad ima reuocatur. -
voetnoot606
Beruhen wohl auf derselben Quelle wie I 338. Über das Bild stipulas imitatus vgl. zu I 667, ferner Hieron, Epist. 119, 5 Quomodo leuis pluma uel stipula... uento flatuque raptatur et de terra ad sublime transfertur, Greg. Mor. XVII 8 Aurarum flatu in altum stipula rapitur, sed casu concito ad ima reuocatur. -
voetnoot607
e glossiert ependima durch sarroch, Interulę durch camisia - Plautus Trin. V 2, 30 Tunica propior pallio est, auch L II 163 (s. XV) Près est ma coste, plus près est ma chemise, C 522 Mijn roc is mi nae, mer dat hemde nare. Est prope sed propior mea lanea linea uestis, D 322.
voetnoot608
e glossiert ependima durch sarroch, Interulę durch camisia - Plautus Trin. V 2, 30 Tunica propior pallio est, auch L II 163 (s. XV) Près est ma coste, plus près est ma chemise, C 522 Mijn roc is mi nae, mer dat hemde nare. Est prope sed propior mea lanea linea uestis, D 322.
voetnoot609
Über politum schreibt l ornatum. - Man unterscheidet Roth- und Brandfüchse, jene haben weisse (vgl. Vulpis cauda bei Grimm RF. 418), diese schwarze Schwanzspitze; hier sind natürlich die letzteren gemeint und es wird auf die Sitte hingewiesen, die Augeribrauen sehwarz zu färben, wofür Georges s.u. stibium Beispiele aus der Bibel und den Kirchenvätern sammelt, vgl. ferner Juvenal II 93 ff., Cyprian. De lapsis XXX Quae nigri pulueris ductu oculorum liniamenta depingis, uel nunc lacrymis oculos tuos ablue, Carm. Bur. 118, 3, 12. Dem Dichter sehwebte bei diesen Versen doch wohl Persius V 116 Fronte politus Astutam uapido seruas sub pectore uulpem vor. -
margenoot+
f. 17a.
voetnoot610
Über politum schreibt l ornatum. - Man unterscheidet Roth- und Brandfüchse, jene haben weisse (vgl. Vulpis cauda bei Grimm RF. 418), diese schwarze Schwanzspitze; hier sind natürlich die letzteren gemeint und es wird auf die Sitte hingewiesen, die Augeribrauen sehwarz zu färben, wofür Georges s.u. stibium Beispiele aus der Bibel und den Kirchenvätern sammelt, vgl. ferner Juvenal II 93 ff., Cyprian. De lapsis XXX Quae nigri pulueris ductu oculorum liniamenta depingis, uel nunc lacrymis oculos tuos ablue, Carm. Bur. 118, 3, 12. Dem Dichter sehwebte bei diesen Versen doch wohl Persius V 116 Fronte politus Astutam uapido seruas sub pectore uulpem vor. -
voetnoot611
Über ada schreibt e proprium nomen - ‘Über das Vergangene singt Ada Lieder voll bitteren Grams und voll sehnsüchtigen Verlangens, dass ihr der vom Feind entrissene Gatte wiederkehre.’ Zum Ausdruck in 612 vgl. I 1594, 1597. Ada ist selbstverständlich nicht die Frau Esaus (Gen. XXXVI 2), sondern die von Pixodaros 339 entthronte, von Alexander d. Gr. 333 wieder eingesetzte Königin von Karien. Sie war mit ihrem Bruder Hidrieus vermählt, der 343 starb und sie zur Nachfolgerin ernannte (Arrian. I 23 Ίδϱιεὐς τελευτϖυ ταύτη ἐπέτϱεψε τà πϱάγματα). Dass Hidrieus in die Gewalt seiner Feinde gerathen und nun entweder an unbekanntem Orte in lebenslänglicher Gefangenschaft gehalten oder aber getödtet worden sei, davon wissen unsere Quellen nichts, und wenn der Dichter trotzdem Ada derartiges aussprechen lässt, so kann er das nur aus dem verlorengegangenen II. Bache seines Lieblingsschriftstellers Curtius geschöpft haben, dessen romanhafter Stil einen solchen Zug nicht ausschlösse, am wenigsten bei der Schwester der durch die Erbauung des Mausoleums berühmten Artemisia. -
voetnoot612
Über ada schreibt e proprium nomen - ‘Über das Vergangene singt Ada Lieder voll bitteren Grams und voll sehnsüchtigen Verlangens, dass ihr der vom Feind entrissene Gatte wiederkehre.’ Zum Ausdruck in 612 vgl. I 1594, 1597. Ada ist selbstverständlich nicht die Frau Esaus (Gen. XXXVI 2), sondern die von Pixodaros 339 entthronte, von Alexander d. Gr. 333 wieder eingesetzte Königin von Karien. Sie war mit ihrem Bruder Hidrieus vermählt, der 343 starb und sie zur Nachfolgerin ernannte (Arrian. I 23 Ίδϱιεὐς τελευτϖυ ταύτη ἐπέτϱεψε τà πϱάγματα). Dass Hidrieus in die Gewalt seiner Feinde gerathen und nun entweder an unbekanntem Orte in lebenslänglicher Gefangenschaft gehalten oder aber getödtet worden sei, davon wissen unsere Quellen nichts, und wenn der Dichter trotzdem Ada derartiges aussprechen lässt, so kann er das nur aus dem verlorengegangenen II. Bache seines Lieblingsschriftstellers Curtius geschöpft haben, dessen romanhafter Stil einen solchen Zug nicht ausschlösse, am wenigsten bei der Schwester der durch die Erbauung des Mausoleums berühmten Artemisia. -
voetnoot613
H a 6, c 4, e 1 Byrrum sole feras; licet, est si nimbus, omittas, Vil. 67, 7 E par pluie e par bel deit l'em porter sa chape, Z 99 Swann dir diu sunne schînet, lege den mantel an, L II 174 (s. XVI) Fy de manteau quand il fait beau. Der Versschluss von 614 beruht auf Verg. Georg. IV 191 pluuia inpendente recedunt. -
voetnoot614
H a 6, c 4, e 1 Byrrum sole feras; licet, est si nimbus, omittas, Vil. 67, 7 E par pluie e par bel deit l'em porter sa chape, Z 99 Swann dir diu sunne schînet, lege den mantel an, L II 174 (s. XVI) Fy de manteau quand il fait beau. Der Versschluss von 614 beruht auf Verg. Georg. IV 191 pluuia inpendente recedunt. -
voetnoot615
Wenn dem Teufel hier Beine beigelegt werden so lang, dürr und steif, wie die des Ziegenbocks, von dem ja auch andere Attribute wie die Hörner und der Bart auf ihn übergegangen sind, und des bockheinigen Schneiders (zu I 833), wie die des ausgerüsteten Kriegers im eng anschliessenden, Bewegung hemmenden Beinharnisch, wie das Rohr (S 44 Quid miruin, tibiam si gestat harundine factam Demon, harundineis solitus consistere siluis?), so ist er der Erbe der Satyri capripedes (Hor. Carm. II 19, 4) vgl. Isidor. Etym. XI 3, 21 Satyri .. cornua in frontibus habent, et caprarum pedibus similes, qualem in solitudine Antonius sanctus uidit (Hieron. Vita S.. Pauli erem. cap. 8) und überhaupt Myth. I 153 f., II 831; und diese aus dem Alterthum ihm überkommene Bocksgestalt stand ihm um so natürlicher und angemessener, als ja der Bock nach der christlichen Symbolik im Gegensatz zu dem unschuldigen Schaf oder Lamm das Sinnbild des schuldbeladenen Sünders ist, vgl. zu I 590 und Hieron. Epist. 36, 16 In omnibus scripturis haedi pro peccatoribus accipiuntur. -
voetnoot616
Wenn dem Teufel hier Beine beigelegt werden so lang, dürr und steif, wie die des Ziegenbocks, von dem ja auch andere Attribute wie die Hörner und der Bart auf ihn übergegangen sind, und des bockheinigen Schneiders (zu I 833), wie die des ausgerüsteten Kriegers im eng anschliessenden, Bewegung hemmenden Beinharnisch, wie das Rohr (S 44 Quid miruin, tibiam si gestat harundine factam Demon, harundineis solitus consistere siluis?), so ist er der Erbe der Satyri capripedes (Hor. Carm. II 19, 4) vgl. Isidor. Etym. XI 3, 21 Satyri .. cornua in frontibus habent, et caprarum pedibus similes, qualem in solitudine Antonius sanctus uidit (Hieron. Vita S.. Pauli erem. cap. 8) und überhaupt Myth. I 153 f., II 831; und diese aus dem Alterthum ihm überkommene Bocksgestalt stand ihm um so natürlicher und angemessener, als ja der Bock nach der christlichen Symbolik im Gegensatz zu dem unschuldigen Schaf oder Lamm das Sinnbild des schuldbeladenen Sünders ist, vgl. zu I 590 und Hieron. Epist. 36, 16 In omnibus scripturis haedi pro peccatoribus accipiuntur. -
[tekstkritische noot]620 e streicht condita und setzt folgende Variation darüber: illustratie. -
voetnoot617
Sonst nur noch in Y VI 298 Nescis, quid uulgi mystica dicta notent: Frania putrescunt melius quam poma uorentur. -
voetnoot618
Sonst nur noch in Y VI 298 Nescis, quid uulgi mystica dicta notent: Frania putrescunt melius quam poma uorentur. -
voetnoot619
Stehen in der Gnomik des MA vereinzelt da und gehen wohl, ebenso wie Freidank 126, 13 Waz touc der slegel âne stil, Dâ man blöcher spalten wil?, auf den Eingangssatz von Romulus Burn. III 14, Wiss. IV 10 (Hervieux II 168, 211, 242, 271, 303, 324, 352, 378, 411, 782) Securi facta homo postulabat ab arboribus, ut illi manubrium darent de ligno, quod esset firmum zurück. -
voetnoot620
Stehen in der Gnomik des MA vereinzelt da und gehen wohl, ebenso wie Freidank 126, 13 Waz touc der slegel âne stil, Dâ man blöcher spalten wil?, auf den Eingangssatz von Romulus Burn. III 14, Wiss. IV 10 (Hervieux II 168, 211, 242, 271, 303, 324, 352, 378, 411, 782) Securi facta homo postulabat ab arboribus, ut illi manubrium darent de ligno, quod esset firmum zurück. -
voetnoot621
Plautus Truc. IV 4, 15 Cogitato, mus pusillus quam sit sapiens bestia, Aetatem qui non cubili uni umquam committit suam, Quia, si unum obdit obsidiator, aliud perfugium tegit (V II 147), daher F 191 La surriz est abaïe qi n' ad que un pertuz, FV 63 Infelix mus est, cui non uno lare plus est, ferner Zacher 252, L I 202, Z 100, SE 127, D 1822. Auch Ind. 265 Zukünftige Gefahr vor Augen habend, machte die in den Büchern der Lebensklugheit erfahrene Maus sich dort eine Höhle mit hundert Eingängen und wohnte darin. -
voetnoot622
Plautus Truc. IV 4, 15 Cogitato, mus pusillus quam sit sapiens bestia, Aetatem qui non cubili uni umquam committit suam, Quia, si unum obdit obsidiator, aliud perfugium tegit (V II 147), daher F 191 La surriz est abaïe qi n' ad que un pertuz, FV 63 Infelix mus est, cui non uno lare plus est, ferner Zacher 252, L I 202, Z 100, SE 127, D 1822. Auch Ind. 265 Zukünftige Gefahr vor Augen habend, machte die in den Büchern der Lebensklugheit erfahrene Maus sich dort eine Höhle mit hundert Eingängen und wohnte darin. -
voetnoot623
Als Sprichwort im MA sonst nicht zu belegen; vgl. Verg. Aen. VIII 453, Isaias VI 6 f. -
voetnoot624
Als Sprichwort im MA sonst nicht zu belegen; vgl. Verg. Aen. VIII 453, Isaias VI 6 f. -
[tekstkritische noot]Die Verse 631-638, 819-830, 911-926 sind am Rande von 17b, 22a, 24a gruppenweise ohne jede Andeutung ihrer ursprüngliehen Stelle nachgetragen und von Bartsch hinter 630, 818, 910, also jedesmal nach der zweiten Zeile des Eingangs - Distichons in den Text eingereiht worden; da jeder äussere und innere Anhalt zur Aufspürung des ihnen vom Dichter selbst zugewiesenen Ortes fehlt, so erscheint es gerathen, diese Einschaltungsstelle beizubehalten, trotzdem sie sowohl an sich wie im Hinblick auf die verschiedenen Hände der Ergänzungen von 17b und 22a willkürlich ist - 632 egcotet: egrotet - 635 cauis: canis rad. -
voetnoot625
Zweifellos patristisch und wahrscheinlich auf Gregor zurückzuführen, vgl. Mor. XVI 50, 63 Sicut uestimenta corpus, sic bona opera protegunt animam, XVI 53, 66 Qui mala agit, nudus incedit, quia sine uelamine boni operis per iter prauitatis pergit, XIX 21 Ille iustitia sicut uestimento uestitur, qui se undique bono opere protegit, ferner Maximus Taurin. Hom. hiem. de temp., serm. 4, Beda bei M. 94, 301 ueste nuptiali uestitus, hoc est: uirtutum fulgore coruscus und zu 1 Petr. III 4 Mirum est apud Pythagoram hanc sententiam inueniri ‘uera ornamenta matronarum pudicitiam, non uestes, esse’; daher Z 152 Die alten frommen hânt geseit, Daz tugent ist ein êrencleit. -
voetnoot626
Zweifellos patristisch und wahrscheinlich auf Gregor zurückzuführen, vgl. Mor. XVI 50, 63 Sicut uestimenta corpus, sic bona opera protegunt animam, XVI 53, 66 Qui mala agit, nudus incedit, quia sine uelamine boni operis per iter prauitatis pergit, XIX 21 Ille iustitia sicut uestimento uestitur, qui se undique bono opere protegit, ferner Maximus Taurin. Hom. hiem. de temp., serm. 4, Beda bei M. 94, 301 ueste nuptiali uestitus, hoc est: uirtutum fulgore coruscus und zu 1 Petr. III 4 Mirum est apud Pythagoram hanc sententiam inueniri ‘uera ornamenta matronarum pudicitiam, non uestes, esse’; daher Z 152 Die alten frommen hânt geseit, Daz tugent ist ein êrencleit. -
voetnoot627
Über proco schreibt l petitori - Ovid Ars am. III 805 Gaudia post Veneris quae poscet munus amantem, Ipsa suas nolet pondus habere preces, vgl. Diogenian. V 74 Καϰὴ πϱόδοσις· ἐπὶ τῶν μετὰ τὴν μίξιν τὸν συγϰείμενον μισϑὸν ϰομιζομένων. iurgia hier = lusus, Liebesspiel, vgl. I 1416 bellum luctatum. -
voetnoot628
Über proco schreibt l petitori - Ovid Ars am. III 805 Gaudia post Veneris quae poscet munus amantem, Ipsa suas nolet pondus habere preces, vgl. Diogenian. V 74 Καϰὴ πϱόδοσις· ἐπὶ τῶν μετὰ τὴν μίξιν τὸν συγϰείμενον μισϑὸν ϰομιζομένων. iurgia hier = lusus, Liebesspiel, vgl. I 1416 bellum luctatum. -
voetnoot629
Juvenal sagt in einer Schilderung der weiblichen Verschwmdungssucht VI 359 Utile quid sit, Prospiciunt aliquando uiri, frigusque famemque Formica tandem quidam expauere magistra: Prodiga non sentit pereuntem femina censum etc. -
margenoot+
f. 17b.
voetnoot630
Juvenal sagt in einer Schilderung der weiblichen Verschwmdungssucht VI 359 Utile quid sit, Prospiciunt aliquando uiri, frigusque famemque Formica tandem quidam expauere magistra: Prodiga non sentit pereuntem femina censum etc. -
voetnoot631
Für die diebischen Köche, die ihrem Herrn das Beste vorwegstehlen, vgl. Plautus Pseud. III 2, 62 An tu inuenire postulas quemquam coquom nisi miluinis aut aquilinis ungulis?, Aulul. II 5, 20 Avian n. 30, Y V 671-676. -
voetnoot632
Für die diebischen Köche, die ihrem Herrn das Beste vorwegstehlen, vgl. Plautus Pseud. III 2, 62 An tu inuenire postulas quemquam coquom nisi miluinis aut aquilinis ungulis?, Aulul. II 5, 20 Avian n. 30, Y V 671-676. -
voetnoot633
Der erste Vers stammt aus Lucas XIII 7 Ecce, anni tres sunt, ex quo uenio quaerens fructum in ficulnea hac et non inuenio; succide ergo illam, utquid etiam terram occupat?, der zweite aus Matth. XXI 19, Marc. XI 13 f., 20 f.: die beiden lelzteren machen bekanntlich aus dem ursprünglichen Gleichniss ein Naturwunder: der Feigenbaum verdorrt infolge des Fluches. -
voetnoot634
Der erste Vers stammt aus Lucas XIII 7 Ecce, anni tres sunt, ex quo uenio quaerens fructum in ficulnea hac et non inuenio; succide ergo illam, utquid etiam terram occupat?, der zweite aus Matth. XXI 19, Marc. XI 13 f., 20 f.: die beiden lelzteren machen bekanntlich aus dem ursprünglichen Gleichniss ein Naturwunder: der Feigenbaum verdorrt infolge des Fluches. -
voetnoot635
Zu longi seruitii ist mercedem zu ergänzen, wenn man nicht lieber darin eine sonst nicht nachweisbare, wohl aber für diese Zeit mögliche Fortbildung des Gen, pretii zu einem Gen. der Waare erblicken will. - Der Spruch stammt aus Phaedrus V 5, Romulus II 7, nur dass am Schluss die Strafe erheblich verschärft ist: der einst so wackere und zuverlässige Jagdhund, der im Alter den Hasen einst mehr mil seinen Zähnen festhalten kann, wird da für von seinem Herrn in der ursprünglichen Fassung (Hervieux II 59, 143, 171, 192, 259, 294, 314, 560) ausgescholten, beim Anon. Nevel. (a.a. O. II 397 Delusum domini uerberat ira canem, ebenso 433) vielleicht sogar geschlagen und hier vollends aufgehängt. Vgl. auch I 297. -
voetnoot636
Zu longi seruitii ist mercedem zu ergänzen, wenn man nicht lieber darin eine sonst nicht nachweisbare, wohl aber für diese Zeit mögliche Fortbildung des Gen, pretii zu einem Gen. der Waare erblicken will. - Der Spruch stammt aus Phaedrus V 5, Romulus II 7, nur dass am Schluss die Strafe erheblich verschärft ist: der einst so wackere und zuverlässige Jagdhund, der im Alter den Hasen einst mehr mil seinen Zähnen festhalten kann, wird da für von seinem Herrn in der ursprünglichen Fassung (Hervieux II 59, 143, 171, 192, 259, 294, 314, 560) ausgescholten, beim Anon. Nevel. (a.a. O. II 397 Delusum domini uerberat ira canem, ebenso 433) vielleicht sogar geschlagen und hier vollends aufgehängt. Vgl. auch I 297. -
voetnoot637
Genesis XI 7 Confundamus ibi linguam eorum, ut non audiat unusquisque uocem proximi sui. Atque ita diuisit eos dominus ex illo loco in uniuersas terras, et cessauerunt aedificare ciuitatem. 638 erinnert an Hrab. Maur. zu Matth. X 34, wo er, Hieronymus folgend, sagt Nunc infert, quid post praedicationem sequatur. Ad fidem Christi totus orbis contra se diuisus est. Unaquaeque domus et infideles habuit et credentes, et propterea bellum missum est bonum, ut rumperetur pax mala. Tale quid et in Genesi aduersum rebelles homines, qui admoti fuerant de Oriente et turrim exstruere festinabant, per quam coeli alta penetrarent, fecisse scribitur deus, ut diuideret linguas eorum. Zu tepuit vgl. I 508 f.-
voetnoot638
Genesis XI 7 Confundamus ibi linguam eorum, ut non audiat unusquisque uocem proximi sui. Atque ita diuisit eos dominus ex illo loco in uniuersas terras, et cessauerunt aedificare ciuitatem. 638 erinnert an Hrab. Maur. zu Matth. X 34, wo er, Hieronymus folgend, sagt Nunc infert, quid post praedicationem sequatur. Ad fidem Christi totus orbis contra se diuisus est. Unaquaeque domus et infideles habuit et credentes, et propterea bellum missum est bonum, ut rumperetur pax mala. Tale quid et in Genesi aduersum rebelles homines, qui admoti fuerant de Oriente et turrim exstruere festinabant, per quam coeli alta penetrarent, fecisse scribitur deus, ut diuideret linguas eorum. Zu tepuit vgl. I 508 f.-
voetnoot639
Curtius VII 16, 18 Nobilis equus umbra quoque uirgae regitur, ignauus ne calcari quidem concitari potest. -
voetnoot640
Curtius VII 16, 18 Nobilis equus umbra quoque uirgae regitur, ignauus ne calcari quidem concitari potest. -
voetnoot641
F 368 Qi tient la pael par la coue si la tourne où il voet, L II 213 (s. XV) Qui tient la poisle par la queue, il la tourne par où il luy plaist. -
voetnoot642
F 368 Qi tient la pael par la coue si la tourne où il voet, L II 213 (s. XV) Qui tient la poisle par la queue, il la tourne par où il luy plaist. -
voetnoot643
Über Billardum schreibt l proprium nomen - uentris fultura nach Hor. Serm. II 3, 154. -
voetnoot644
Über Billardum schreibt l proprium nomen - uentris fultura nach Hor. Serm. II 3, 154. -
voetnoot647
Beziehen sich wie I 297 auf den bei Juvenal III aus Bom scheidenden Umbricius, vgl. III 27 Dum superest Lachesi, quod torqueat, et pedibus me Porto meis nullo dextram subeunte bacillo. Cedamus patria und 209 Ultimus autem Aerumnae est cumulus, quod nudum et frusta rogantem Nemo cibo, nemo hospitio tectoque iuuabit. -
voetnoot648
Beziehen sich wie I 297 auf den bei Juvenal III aus Bom scheidenden Umbricius, vgl. III 27 Dum superest Lachesi, quod torqueat, et pedibus me Porto meis nullo dextram subeunte bacillo. Cedamus patria und 209 Ultimus autem Aerumnae est cumulus, quod nudum et frusta rogantem Nemo cibo, nemo hospitio tectoque iuuabit. -
voetnoot649
Der zweite Vers beruht wie I 561 auf Horaz Epist. II 2, 178, der erste ist eine Reminiscenz an Serm. I 6, 82 ff. Pudicum seruauit ab omni Non solum facto, uerum opprobrio quoque turpi. -
voetnoot650
Der zweite Vers beruht wie I 561 auf Horaz Epist. II 2, 178, der erste ist eine Reminiscenz an Serm. I 6, 82 ff. Pudicum seruauit ab omni Non solum facto, uerum opprobrio quoque turpi. -
voetnoot651
Vgl. Matth. XII 29 Quomodo potest quisquam intrare in domum fortis et uasa eius diripere, nisi prius alligauerit fortem?, Cyprian. De sing. cler. Quodsi aliquis dicit ‘Captiuum teneo aduersarium meum, cui semper insultem’, uideat ne forte aduersus eum captiuus incipiat praeualere, Ecbasis 1125-35 (1179-89) Quid tardat sapiens, forsan si ceperit hostes, Ni liget ac cruciet, obstruso carcere damnet etc., H a 13 Des manicis dominum, si forte ligaueris ilium. -
voetnoot652
Vgl. Matth. XII 29 Quomodo potest quisquam intrare in domum fortis et uasa eius diripere, nisi prius alligauerit fortem?, Cyprian. De sing. cler. Quodsi aliquis dicit ‘Captiuum teneo aduersarium meum, cui semper insultem’, uideat ne forte aduersus eum captiuus incipiat praeualere, Ecbasis 1125-35 (1179-89) Quid tardat sapiens, forsan si ceperit hostes, Ni liget ac cruciet, obstruso carcere damnet etc., H a 13 Des manicis dominum, si forte ligaueris ilium. -
voetnoot653
Nach Horaz Epist. I 2, 64 Fingit equum tenera docilem ceruice magister Ire uiam, qua monstret eques (vgl. Verg. Georg. III 74, 187 ff.) mit formeller Anlehnung an Juvenal III 164 Haut facile emergunt, quorum etc. Vgl. L I 194 (s. XIII) Qu' apprend poulain en dentéure Tenir le veult tant com il dure, Zacher 88 Quaprent... Quod pullus discit, quando primo domitatur, Hoc retinet semper, donec senio moriatur, R 71 Quo tener aptatur equus, illo more fruatur, Freno letatur, quod sibi ferre datur. -
voetnoot654
Nach Horaz Epist. I 2, 64 Fingit equum tenera docilem ceruice magister Ire uiam, qua monstret eques (vgl. Verg. Georg. III 74, 187 ff.) mit formeller Anlehnung an Juvenal III 164 Haut facile emergunt, quorum etc. Vgl. L I 194 (s. XIII) Qu' apprend poulain en dentéure Tenir le veult tant com il dure, Zacher 88 Quaprent... Quod pullus discit, quando primo domitatur, Hoc retinet semper, donec senio moriatur, R 71 Quo tener aptatur equus, illo more fruatur, Freno letatur, quod sibi ferre datur. -
[tekstkritische noot]658 omitigat: commitigat e. - 659 currara: curruca. -
voetnoot655
l glossiert Lide durch nomen araneę, casses durch telas - Beziehen sich auf Ovids Erzählung von dem Wettstreit der Arachne mit Minerva (Met. VI 1 ff.); über die sprichwörtliche Hinfälligkeit der Spinngewebe vgl. zu I 363, ferner Iudic. XVI 12, Psalm. LXXXIX 9, Isaias LIX 5 f., Ambrosius De officiis min. I 49, 244, Greg. Mor. VIII 11, 26, XV 15, 19.
voetnoot656
l glossiert Lide durch nomen araneę, casses durch telas - Beziehen sich auf Ovids Erzählung von dem Wettstreit der Arachne mit Minerva (Met. VI 1 ff.); über die sprichwörtliche Hinfälligkeit der Spinngewebe vgl. zu I 363, ferner Iudic. XVI 12, Psalm. LXXXIX 9, Isaias LIX 5 f., Ambrosius De officiis min. I 49, 244, Greg. Mor. VIII 11, 26, XV 15, 19.
voetnoot657
Stammen mit Vertauschung der Prädicate aus Gregor. Reg. Past. III prol. (auch Mor. XXX 3, 12) Saepe namquo aliis officiunt, quae aliis prosunt. Quia et plerumque herbae, quae haec animalia nutriunt, alia occidunt; et lenis sibilus equos mitigat, catulos instigat, daher auch bei Hrab. Maur. De cler. instit. III 37, Haymo in Paulus Diac. Homiliarius hom. de sanctis 79 (vgl. zu I 420). -
margenoot+
f. 18a.
voetnoot658
Stammen mit Vertauschung der Prädicate aus Gregor. Reg. Past. III prol. (auch Mor. XXX 3, 12) Saepe namquo aliis officiunt, quae aliis prosunt. Quia et plerumque herbae, quae haec animalia nutriunt, alia occidunt; et lenis sibilus equos mitigat, catulos instigat, daher auch bei Hrab. Maur. De cler. instit. III 37, Haymo in Paulus Diac. Homiliarius hom. de sanctis 79 (vgl. zu I 420). -
voetnoot659
Der Versschluss von 660 stammt aus Prudent. Psychom. 781 Numquam laesa dolet, contra offensacula donat; zelotipa ist, wie 660 lehrt, hier wie öfter im Mlat. = moecha. Dass nun der betrogene Ehemann seine in den Künsten der Buhlerei erfahrene ehebrecherische Gattin um so glühender liebe, das ist wohl möglich und wird wenn auch nicht durch Sprüche, so doch durch Erzählungen des MA bestätigt (vgl. Oesterley Romulus App. 23, Wright Latin Stories nr. 18 und 91), kann sogar direkt aus einer vielbenutzten Hauptquelle unserer Dichtung geschöpft sein: Juvenal schildert eine derartige Frau und redet dann ihren bethörten Gatten mit den Worten (VI 276-8) an Tu tibi tum, curruca, places, fletumque labellis Exorbes, quae scripta et quot lecture tabellas, Si tibi zelotypae retegantur scrinia moechae! Anderseits darf nicht übersehen werden, dass die Gnomik des MA einen äusserlich recht anklingenden Spruch kennt: Hieron. zu Ezech. XVIII 5 Pulchre in Xysti Pythagorici sententiolis dicitur ‘Adulter est uxoris propriae amator ardentior’ und Aduersus Jouin. I 49 Xystus in sententiis ‘Adulter est’, inquit, 'in suam uxorem amator ardentior (nach Sexti Sent. ed. Gildem. 231 Adulter etiam propriae uxoris omnis impudicus), der freilich nach Seneca De constantia sap. VII 4 Si quis cum uxore sua tamquam aliena concumbat, adulter erit, quamuis illa adultera non sit (vgl. Publil. Syr. ed. Friedrich p. 96) gedeutet werden muss, immerhin aber auch von unserem Dichter bei der bald activen bald passiven Bedeutung der ehebrecherischen termini techn. (vgl. cuculus, zelotipa, so auch curruca = adulter?) auf Grund irrthümlicher, durch die Stellung der Satzglieder veranlasster Conversion in dem Sinne aufgefasst sein kann, dass der Ehebrecher seine (wenn auch gleichfalls nicht unverdächtige) Gattin mit um so zärtlicherer Liebe umfange. -
voetnoot660
Der Versschluss von 660 stammt aus Prudent. Psychom. 781 Numquam laesa dolet, contra offensacula donat; zelotipa ist, wie 660 lehrt, hier wie öfter im Mlat. = moecha. Dass nun der betrogene Ehemann seine in den Künsten der Buhlerei erfahrene ehebrecherische Gattin um so glühender liebe, das ist wohl möglich und wird wenn auch nicht durch Sprüche, so doch durch Erzählungen des MA bestätigt (vgl. Oesterley Romulus App. 23, Wright Latin Stories nr. 18 und 91), kann sogar direkt aus einer vielbenutzten Hauptquelle unserer Dichtung geschöpft sein: Juvenal schildert eine derartige Frau und redet dann ihren bethörten Gatten mit den Worten (VI 276-8) an Tu tibi tum, curruca, places, fletumque labellis Exorbes, quae scripta et quot lecture tabellas, Si tibi zelotypae retegantur scrinia moechae! Anderseits darf nicht übersehen werden, dass die Gnomik des MA einen äusserlich recht anklingenden Spruch kennt: Hieron. zu Ezech. XVIII 5 Pulchre in Xysti Pythagorici sententiolis dicitur ‘Adulter est uxoris propriae amator ardentior’ und Aduersus Jouin. I 49 Xystus in sententiis ‘Adulter est’, inquit, 'in suam uxorem amator ardentior (nach Sexti Sent. ed. Gildem. 231 Adulter etiam propriae uxoris omnis impudicus), der freilich nach Seneca De constantia sap. VII 4 Si quis cum uxore sua tamquam aliena concumbat, adulter erit, quamuis illa adultera non sit (vgl. Publil. Syr. ed. Friedrich p. 96) gedeutet werden muss, immerhin aber auch von unserem Dichter bei der bald activen bald passiven Bedeutung der ehebrecherischen termini techn. (vgl. cuculus, zelotipa, so auch curruca = adulter?) auf Grund irrthümlicher, durch die Stellung der Satzglieder veranlasster Conversion in dem Sinne aufgefasst sein kann, dass der Ehebrecher seine (wenn auch gleichfalls nicht unverdächtige) Gattin mit um so zärtlicherer Liebe umfange. -
[tekstkritische noot]667 stupilę: stipulę rad. -
voetnoot661
Das Epigramm beruht auf dem alten Gegensatz von Fuchs und Löwe (vgl. 171) und schliesst sich am engsten an Horaz Serm. II 3, 186 Astuta ingenuum uulpes imitata leonem (vgl. I 340) an; Otto (Archiv III 392) führt dafür ferner an Cic. Off. I 13, 41 Fraus quasi uulpeculae, uis leonis uidetur und Martial. X 100, 3 Quid congregare cum leonibus uulpes... quaeris? Formell vgl. Serm. II 7, 56 Non es, quod simulas. -
voetnoot662
Das Epigramm beruht auf dem alten Gegensatz von Fuchs und Löwe (vgl. 171) und schliesst sich am engsten an Horaz Serm. II 3, 186 Astuta ingenuum uulpes imitata leonem (vgl. I 340) an; Otto (Archiv III 392) führt dafür ferner an Cic. Off. I 13, 41 Fraus quasi uulpeculae, uis leonis uidetur und Martial. X 100, 3 Quid congregare cum leonibus uulpes... quaeris? Formell vgl. Serm. II 7, 56 Non es, quod simulas. -
voetnoot663
Über Butzo schreibt e proprium nomen - Zu 664 vgl. I 885. -
voetnoot664
Über Butzo schreibt e proprium nomen - Zu 664 vgl. I 885. -
voetnoot665
Vgl. zu I 145, ferner Joa. Chrysostomus (Loci communes, Antwerpen 1553, p. 494) Qui indecora et turpia gesserit eademque illa obuersari sibi per uisum conspexerit, mox somno expergefactus turpi et indecoro aspectu liberatur et poena, quam pro scelere meruisset und Isidor. Sent. III 6, 4 Nonnumquam electorum mentes horrendis imaginibus somniorum spiritus immundi terrificare conantur; et quos uigilantes uitiis tentant nec superant, acriter dormientes impugnant. Sancti autem, etsi ad momentum huiusmodi uisionibus commoueantur, mox tamen euigilantes illusionum uanitates despiciunt intentionemque suam protinus ad deum conuertunt, auch Eccli XL 6f. -
voetnoot666
Vgl. zu I 145, ferner Joa. Chrysostomus (Loci communes, Antwerpen 1553, p. 494) Qui indecora et turpia gesserit eademque illa obuersari sibi per uisum conspexerit, mox somno expergefactus turpi et indecoro aspectu liberatur et poena, quam pro scelere meruisset und Isidor. Sent. III 6, 4 Nonnumquam electorum mentes horrendis imaginibus somniorum spiritus immundi terrificare conantur; et quos uigilantes uitiis tentant nec superant, acriter dormientes impugnant. Sancti autem, etsi ad momentum huiusmodi uisionibus commoueantur, mox tamen euigilantes illusionum uanitates despiciunt intentionemque suam protinus ad deum conuertunt, auch Eccli XL 6f. -
voetnoot667
Formelhafte Gleichnisse, die dem Dichter aus der hebräischen und lateinischen Litt. überkommen sind. Für die Feder vgl. Plautus Poen. III 6, 17 Leuior pluma est gratia, Cic. ad Att. VIII 15, 2 Pluma aut folio facilius mouentur, Greg. Mor. XXVI 17 Qui extollitur inente, more uolucrum quasi leuitatis penna subleuatur; für den Halm I 605, 1214, Iob XIII 25 Contra folium, quod uento rapitur, ostendis potentiam tuam, et stipulam siccam persequeris, XXI 18 Erunt sicut paleae ante faciem uenti (vgl. Psalm. LXXXII 14), Isaias XLI 2 Sicut stipulam uento raptam, Jerem. XIII 24 Disseminabo eos quasi stipulam, quae uento raptatur in deserto, Pachom. Epist. bei Hieron. ed. Vall. II 90 Sicuti stipulae leues, quae hue atque illuc aura celeri deferuntur, auch Ovid Met. I 492 leues stipulae und Verg. Georg. I 368 die Zeichen des herannahenden Sturmes Saepe leuem paleam et frondes uolitare caducas; für den Strom zu I 764. -
voetnoot668
Formelhafte Gleichnisse, die dem Dichter aus der hebräischen und lateinischen Litt. überkommen sind. Für die Feder vgl. Plautus Poen. III 6, 17 Leuior pluma est gratia, Cic. ad Att. VIII 15, 2 Pluma aut folio facilius mouentur, Greg. Mor. XXVI 17 Qui extollitur inente, more uolucrum quasi leuitatis penna subleuatur; für den Halm I 605, 1214, Iob XIII 25 Contra folium, quod uento rapitur, ostendis potentiam tuam, et stipulam siccam persequeris, XXI 18 Erunt sicut paleae ante faciem uenti (vgl. Psalm. LXXXII 14), Isaias XLI 2 Sicut stipulam uento raptam, Jerem. XIII 24 Disseminabo eos quasi stipulam, quae uento raptatur in deserto, Pachom. Epist. bei Hieron. ed. Vall. II 90 Sicuti stipulae leues, quae hue atque illuc aura celeri deferuntur, auch Ovid Met. I 492 leues stipulae und Verg. Georg. I 368 die Zeichen des herannahenden Sturmes Saepe leuem paleam et frondes uolitare caducas; für den Strom zu I 764. -
[tekstkritische noot]669 male suada. - 671 per: puer. - 673 efumi: et fumi e. -
voetnoot669
Solche Klagen hört man zu allen Orten und Zeiten, vgl. Eccles. X 19, Hor. Serm. II 3, 94 ff., Phaedrus IV 12, Juvenal VI 298 ff., V II 89, SE 168, sie kehren in ausgeführter Allegorie unten I 1599-1611 wieder. 670b nach Hor. Epist. I 6, 37 regina Pecunia donat. -
voetnoot670
Solche Klagen hört man zu allen Orten und Zeiten, vgl. Eccles. X 19, Hor. Serm. II 3, 94 ff., Phaedrus IV 12, Juvenal VI 298 ff., V II 89, SE 168, sie kehren in ausgeführter Allegorie unten I 1599-1611 wieder. 670b nach Hor. Epist. I 6, 37 regina Pecunia donat. -
voetnoot671
Der erste Vers des Sinngedichts bezieht sich natürlich auf die Fabel rom Esel in der Löwenhaut (I 811), der zweite, in dem ante wie I 1571 ‘über.. hinaus’ bedeutet, entspringt und erklärt sich aus Augustin. Sermo supp. 21, 5, wo in einer Parallele der 10 Aegyptischen Plagen und der 10 Gebote die vierte Plage dem vierten Gebote gegenübergestellt wird: Cynomyia, parentum contemptor. Sequitur quartum praeceptum ‘Honora patrem tuum et matrem tuam.’ Huic contraria est quarta plaga Aegyptiorum ϰυνομυῖα id est musca canina. Qui enim parentes honorare dissimulat, musca eum canina id est nequitia diaboli spiritualiter affligit et cruciat: caninum est enim parentes non cognoscere, nihil tam caninum, quam cum illi, qui genuerunt, non agnoscuntur. -
voetnoot672
Der erste Vers des Sinngedichts bezieht sich natürlich auf die Fabel rom Esel in der Löwenhaut (I 811), der zweite, in dem ante wie I 1571 ‘über.. hinaus’ bedeutet, entspringt und erklärt sich aus Augustin. Sermo supp. 21, 5, wo in einer Parallele der 10 Aegyptischen Plagen und der 10 Gebote die vierte Plage dem vierten Gebote gegenübergestellt wird: Cynomyia, parentum contemptor. Sequitur quartum praeceptum ‘Honora patrem tuum et matrem tuam.’ Huic contraria est quarta plaga Aegyptiorum ϰυνομυῖα id est musca canina. Qui enim parentes honorare dissimulat, musca eum canina id est nequitia diaboli spiritualiter affligit et cruciat: caninum est enim parentes non cognoscere, nihil tam caninum, quam cum illi, qui genuerunt, non agnoscuntur. -
voetnoot673
Über Pollinis schreibt l puluis exiens de fornace - Stammen aus Terenz Adelph. V 7, 60. Demea, der Landmann von Beruf und Neigung, und somit der Verbindung seines Sohnes mit einer Citherspielerin der nahen Stadt abhold, entschliesst sich, diese mit aufs Land zu nehmen: Ego istuc uidero, Atque ibi fauillae plena, fumi ac pollinis Coquendo sit faxo et molendo; praeter haec Meridie ipso faciam ut stipulam colligat, Tam excoctam reddam atque atram, quam carbo est. Coridon ist hier wie I 1526 nach Verg. Ecl: II 65, 69, Juvenal IX 102 der typische Name des (dummen) Bauern, der auch durch fatoclus (vgl. Glossar) bezeichnet wird. -
voetnoot674
Über Pollinis schreibt l puluis exiens de fornace - Stammen aus Terenz Adelph. V 7, 60. Demea, der Landmann von Beruf und Neigung, und somit der Verbindung seines Sohnes mit einer Citherspielerin der nahen Stadt abhold, entschliesst sich, diese mit aufs Land zu nehmen: Ego istuc uidero, Atque ibi fauillae plena, fumi ac pollinis Coquendo sit faxo et molendo; praeter haec Meridie ipso faciam ut stipulam colligat, Tam excoctam reddam atque atram, quam carbo est. Coridon ist hier wie I 1526 nach Verg. Ecl: II 65, 69, Juvenal IX 102 der typische Name des (dummen) Bauern, der auch durch fatoclus (vgl. Glossar) bezeichnet wird. -
voetnoot675
Hieronymus Epist. XLIII 2 schildert den von weltlichen Sorgen gequälten Menschen: Si damnum, ut saepe in re familiari accidere solet, fuerit nuntiatum, uultus moerore deprimitur. Laetamur ad nummum, obolo contristamur. -
voetnoot676
Hieronymus Epist. XLIII 2 schildert den von weltlichen Sorgen gequälten Menschen: Si damnum, ut saepe in re familiari accidere solet, fuerit nuntiatum, uultus moerore deprimitur. Laetamur ad nummum, obolo contristamur. -
[tekstkritische noot]677 asurgunt. - 679 suauia: sauia rad., wohl von e, der oscula darüberschrieb. - 687 domenta: documenta. -
voetnoot677
Quelle nicht gefunden. Hieron. bezeichnet in seinen Briefen oft die Menschen nach der Seite des Fleisches als uentris animalia. -
margenoot+
f. 18b.
voetnoot678
Quelle nicht gefunden. Hieron. bezeichnet in seinen Briefen oft die Menschen nach der Seite des Fleisches als uentris animalia. -
voetnoot679
Beziehen sich wie S 2 Somate dilecti sunt Romę scemate (= ornatu monachi) tecti auf die Päderastie. -
voetnoot680
Beziehen sich wie S2 Somate dilecti sunt Romę scemate (= ornatu monachi) tecti auf die Päderastie. -
voetnoot681
Ausführlicher I 1549 ff. Stammen aus Augustinus in Psalm. CXXVII 11 Non sine causa et in sermone quotidiano dicimus de aliquo, qui forte male agit ex malorum consiliis amicorum: de illo dicimus ‘Mala latera habet.’ Quid est ‘mala latera habet’? Mali illi inhaerent. Ergo et de alio ‘Bona latera habet’: bonis consiliis uiuit, vgl. in Psalm. XLVII 3 Quicumque alicui cohaerent, latera ipsius dicuntur. Nam et de aliquibus hominibus solemus ita loqui ‘Bonus homo est, sed mala latera habet’ i.e. ipse quidem probitate praestat, sed maligni sunt, qui ei coniuncti sunt; letztere Stelle hatte der h. Bernhard in seinem bekannten Brief an Eugen III (De consid. XLI) im Sinne. -
voetnoot682
Ausführlicher I 1549 ff. Stammen aus Augustinus in Psalm. CXXVII 11 Non sine causa et in sermone quotidiano dicimus de aliquo, qui forte male agit ex malorum consiliis amicorum: de illo dicimus ‘Mala latera habet.’ Quid est ‘mala latera habet’? Mali illi inhaerent. Ergo et de alio ‘Bona latera habet’: bonis consiliis uiuit, vgl. in Psalm. XLVII 3 Quicumque alicui cohaerent, latera ipsius dicuntur. Nam et de aliquibus hominibus solemus ita loqui ‘Bonus homo est, sed mala latera habet’ i.e. ipse quidem probitate praestat, sed maligni sunt, qui ei coniuncti sunt; letztere Stelle hatte der h. Bernhard in seinem bekannten Brief an Eugen III (De consid. XLI) im Sinne. -
voetnoot683
Gregor. Mor. XVI 8, 12 (= Pseudo - Hieron. zu Lament. Jerem. III 35) Sunt plerique ita hebetes, ut formidare nesciant nisi quod corporaliter uident. Unde fit, ut deum non metuant, quem uidere non possunt. -
voetnoot684
Gregor. Mor. XVI 8, 12 (= Pseudo - Hieron. zu Lament. Jerem. III 35) Sunt plerique ita hebetes, ut formidare nesciant nisi quod corporaliter uident. Unde fit, ut deum non metuant, quem uidere non possunt. -
voetnoot687
Vielleicht eine Betrachtung über Curtius VIII 21-25: der magister ist Callisthenes, der electus iuuenis Hermolaus. Vgl. auch Freidank 49, 17 Swâ schalke magezogen sint, Dâ verderbent edeliu kint.-
voetnoot688
Vielleicht eine Betrachtung über Curtius VIII 21-25: der magister ist Callisthenes, der electus iuuenis Hermolaus. Vgl. auch Freidank 49, 17 Swâ schalke magezogen sint, Dâ verderbent edeliu kint.-
[tekstkritische noot]689 acccescere: accrescere rad. - 694 imus] unus. - 695 corrumpit: corrupit rad. -
voetnoot689
Vgl. überhaupt Iob XXXII 7-9. Der Magister des Alterthums liess den Bart lang wachsen (Hor. Serm. II 3, 35) und erhielt infolge dessen das Beiwort barbatus, welches dann auch allein im Sinne des Weisen gesetzt wurde (Joa. de Janua: Barbatus et pro sapiente dicitur. Nam et olim philosophi in signum sapientie solebant pascere barbam). Dagegen protestierten schon früh Spott (Hor. Serm. II 3, 247 ff., Gellius IX 3 Video barbam et pallium: philosophum nondum uideo) und Spruch: Barba non facit philosophum (VII 209), Eugen. Tolet. Sent. 3 (M. 87, 394) Si barbae sanctum faciunt, nil sanctius hirco, daher Odo de Ciringtonia Parab. 52 Si quem barbatuni faceret sua barba beatum, In mundi circo non esset sanctior hirco (LI 151 s. XIII Se barbe le sens encusent Bouc et chevres moult sage fusent, SB App. I 10), LI 210 s. XIII En la grant barbe ne gist pas li savoir, C 472. -
voetnoot690
Vgl. überhaupt Iob XXXII 7-9. Der Magister des Alterthums liess den Bart lang wachsen (Hor. Serm. II 3, 35) und erhielt infolge dessen das Beiwort barbatus, welches dann auch allein im Sinne des Weisen gesetzt wurde (Joa. de Janua: Barbatus et pro sapiente dicitur. Nam et olim philosophi in signum sapientie solebant pascere barbam). Dagegen protestierten schon früh Spott (Hor. Serm. II 3, 247 ff., Gellius IX 3 Video barbam et pallium: philosophum nondum uideo) und Spruch: Barba non facit philosophum (VII 209), Eugen. Tolet. Sent. 3 (M. 87, 394) Si barbae sanctum faciunt, nil sanctius hirco, daher Odo de Ciringtonia Parab. 52 Si quem barbatum faceret sua barba beatum, In mundi circo non esset sanctior hirco (LI 151 s. XIII Se barbe le sens encusent Bouc et chevres moult sage fusent, SB App. I 10), LI 210 s. XIII En la grant barbe ne gist pas li savoir, C 472. -
voetnoot691
Vgl. den Spruch des Marcolfus Lacticinia sunt pauperi retinenda (so der Druck; die Hss. bieten Vacca lactina - oder lactiua - est pauperi retinenda) und C 75 Arme lude coken dunnen bri. Pauperis est gentis tenuis puis farre carentis. -
voetnoot692
Vgl. den Spruch des Marcolfus Lacticinia sunt pauperi retinenda (so der Druck; die Hss. bieten Vacca lactina - oder lactiua - est pauperi retinenda) und C 75 Arme lude coken dunnen bri. Pauperis est gentis tenuis puis farre carentis. -
voetnoot693
R ist die littera canina nach Persius I 109, wozu das Scholion sagt Canes lacessiti conantur r litteram minitabundi exprimere. Der Hundeneid ist sprichwörtlich (vgl. zu I 65), Hieronymus gebraucht für den Begriff des neidischen Behrittelns und Herabsetzens gern das Bild canino dente rodere (so Epist. 50, 1, Contra Rufin. II 27, Praef. ad Paralip. - auch hier 11675 - und bezeichnet in diesem Sinne seine Gegner als Hunde (Praef. zu Samuel, zu Iob), ianitor imus ist der Höllenpförtner Cerberus, vgl. über ihn Joa. de Janua: Cerberus... dicitur carnes uorare, sed ossa reseruare et eis incubare, quod nichil est aliud nisi quod Cerberus est terra, que carnes mortuorum consumit sed ossa consumere non potest. -
voetnoot694
R ist die littera canina nach Persius I 109, wozu das Scholion sagt Canes lacessiti conantur r litteram minitabundi exprimere. Der Hundeneid ist sprichwörtlich (vgl. zu I 65), Hieronymus gebraucht für den Begriff des neidischen Behrittelns und Herabsetzens gern das Bild canino dente rodere (so Epist. 50, 1, Contra Rufin. II 27, Praef. ad Paralip. - auch hier 11675 - und bezeichnet in diesem Sinne seine Gegner als Hunde (Praef. zu Samuel, zu Iob), ianitor imus ist der Höllenpförtner Cerberus, vgl. über ihn Joa. de Janua: Cerberus... dicitur carnes uorare, sed ossa reseruare et eis incubare, quod nichil est aliud nisi quod Cerberus est terra, que carnes mortuorum consumit sed ossa consumere non potest. -
voetnoot695
Vgl. zu I 551; Jugurthas Bestechungen erzählt Sallust VIII 1, XXVIII 1 und sonst. Dass Juvenals (III 183) Wort Omnia Romae cum pretio das ganze MA hindurch gilt und von den Schriftstellern dieser Zeit in allen Tonarten wiederholt worden ist, bedarf keines Nachweises. -
voetnoot696
Vgl. zu I 551; Jugurthas Bestechungen erzählt Sallust VIII 1, XXVIII 1 und sonst. Dass Juvenals (III 183) Wort Omnia Romae cum pretio das ganze MA hindurch gilt und von den Schriftstellern dieser Zeit in allen Tonarten wiederholt worden ist, bedarf keines Nachweises. -
[tekstkritische noot]701 nunc] non, vgl. Anm. -
voetnoot697
Erinnern an Exod. XXXII 6 (1 Cor. X 7) Sedit populus manducare et bibere, et surrexerunt ludere, Prouerb. XXX 21 Mouetur terra... per stultum, cum saturatus fuerit cibo (A 460), stammen aber unmittelbar aus Gregor. Mor. I 8 Pene semper epulas loquacitas sequitur: cumque uenter reficitur, lingua diffrenatur, Homil. in Euang. II 40 5 Abundare in conuiuiis loquacitas solet... Prima male conuiuantibus famulatur culpa loquacitatis, post loquacitatem uero ludendi etiam leuitas sequitur, weiter ausgeführt von Haymo, Hom. de temp. 110 In conuiuiis superflua et inanis loquacitas abundare solet: quoniam, ubi uenter diuersis cibis et potibus distentus fuerit, statim lingua ad cachinnos, ioca, maledictiones, detractiones et caetera his similia resoluitur, vgl. C5. -
margenoot+
f. 19a.
voetnoot698
Erinnern an Exod. XXXII 6 (1 Cor. X 7) Sedit populus manducare et bibere, et surrexerunt ludere, Prouerb. XXX 21 Mouetur terra... per stultum, cum saturatus fuerit cibo (A 460), stammen aber unmittelbar aus Gregor. Mor. I 8 Pene semper epulas loquacitas sequitur: cumque uenter reficitur, lingua diffrenatur, Homil. in Euang. II 40 5 Abundare in conuiuiis loquacitas solet... Prima male conuiuantibus famulatur culpa loquacitatis, post loquacitatem uero ludendi etiam leuitas sequitur, weiter ausgeführt von Haymo, Hom. de temp. 110 In conuiuiis superflua et inanis loquacitas abundare solet: quoniam, ubi uenter diuersis cibis et potibus distentus fuerit, statim lingua ad cachinnos, ioca, maledictiones, detractiones et caetera his similia resoluitur, vgl. C5. -
voetnoot699
C 236 De van druwen sterft, den sal men mit dreten overluden. Dum minis quis obit, pulsans campana cuius sit. Qui moritur minis, compulsabitur sibi bombis. - periture nach Hor. Carm. II 3, 4 moriture Delli. -
voetnoot700
C 236 De van druwen sterft, den sal men mit dreten overluden. Dum minis quis obit, pulsans campana cuius sit. Qui moritur minis, compulsabitur sibi bombis. - periture nach Hor. Carm. II 3, 4 moriture Delli. -
voetnoot701
Die handschriftliche Lesart quoniam non competit uxor ist entweder durch Interpunction vor uxor zu retten, in welchem Falle uxor ein zweiter Vocativ wäre und das Gebot an Bräutigam und Braut gerichtet würde, oder in quoniam nunc competit uxor zu bessern (der Versschluss ist aus I 85 wiederholt). Gegen die erstere Annahme spricht die Quelle, Vergil. Ecl, VIII 29 Mopse, nouas incide faces: tibi ducitur uxor, Sparge, marite, nuces, tibi deserit Hesperus Oetam (in einen Vers zusammengezogen auch im Horribilicribrifax V 6 Sparge, marite, nuces hilaris, tibi ducitur uxor). Das Nüsscspiel der römischen Kinder (für das deutsche MA nur bezeugt bei Freidank 127, 2, Zingerle, Kinderspiel p. 4) war sprichwörtlich (Jahn zu Persius I 10, Hor. Serm. II 3, 171, Phaedrus III 14): mit dem Eintritt in die Ehe gab der Gatte nicht bloss das kindliche Spiel auf (nuces relinquere), sondern er warf auch während des Hochzeitsschmauses unter die auf der Strasse versammelte Jugend Nüsse aus (nuces spargere), zu dem Zwecke, wie Seruius sagt, ut rapientibus pueris fiat strepitus, ne puellae uox uirginitatem deponentis possit audiri - 702 bezieht sich entweder auf das Aufknacken der Nüsse (D 758 Diner des geies, qwand on n'les sét pus crohî) oder besser darauf, dass der Erwachsene der unermüdlichen Beweglichkeit der Kinder ermangelt und darum beim Spiel mit ihnen sehr bald, abgehetzt wird. -
voetnoot702
Die handschriftliche Lesart quoniam non competit uxor ist entweder durch Interpunction vor uxor zu retten, in welchem Falle uxor ein zweiter Vocativ wäre und das Gebot an Bräutigam und Braut gerichtet würde, oder in quoniam nunc competit uxor zu bessern (der Versschluss ist aus I 85 wiederholt). Gegen die erstere Annahme spricht die Quelle, Vergil. Ecl, VIII 29 Mopse, nouas incide faces: tibi ducitur uxor, Sparge, marite, nuces, tibi deserit Hesperus Oetam (in einen Vers zusammengezogen auch im Horribilicribrifax V 6 Sparge, marite, nuces hilaris, tibi ducitur uxor). Das Nüsscspiel der römischen Kinder (für das deutsche MA nur bezeugt bei Freidank 127, 2, Zingerle, Kinderspiel p. 4) war sprichwörtlich (Jahn zu Persius I 10, Hor. Serm. II 3, 171, Phaedrus III 14): mit dem Eintritt in die Ehe gab der Gatte nicht bloss das kindliche Spiel auf (nuces relinquere), sondern er warf auch während des Hochzeitsschmauses unter die auf der Strasse versammelte Jugend Nüsse aus (nuces spargere), zu dem Zwecke, wie Seruius sagt, ut rapientibus pueris fiat strepitus, ne puellae uox uirginitatem deponentis possit audiri - 702 bezieht sich entweder auf das Aufknacken der Nüsse (D 758 Diner des geies, qwand on n'les sét pus crohî) oder besser darauf, dass der Erwachsene der unermüdlichen Beweglichkeit der Kinder ermangelt und darum beim Spiel mit ihnen sehr bald, abgehetzt wird. -
[tekstkritische noot]703 traitur: trahitur e. - 707 tempera: temperat e. -
voetnoot703
Wieder einmal ein schulmeisterlicher Stossseufzer, bei dessen Formulierung dem Dichter Horaz Serm. II 5, 80 Nec tantum Veneris quantum studiosa culinae (iuuentus), II 4, 79 furta ligurrit und Juvenal V 162 Captum te nidore suae putat ille culinae vorschwebte. -
voetnoot704
Wieder einmal ein schulmeisterlicher Stossseufzer, bei dessen Formulierung dem Dichter Horaz Serm. II 5, 80 Nec tantum Veneris quantum studiosa culinae (iuuentus), II 4, 79 furta ligurrit und Juvenal V 162 Captum te nidore suae putat ille culinae vorschwebte. -
voetnoot705
Stammen wie das Stück II 396-401 und zumal die entsprechenden Verse 398 f. aus Gregor. Hom. in Euang. I 3, 3 Cum gaudium quaerimus salutis, amarum poculum sumimus purgationis. Amaritudo quidem in poculo displicet, sed restituenda per amaritudinem salus placet. - Der Versschluss corpore sano nach Juvenal X 356. -
voetnoot706
Stammen wie das Stück II 396-401 und zumal die entsprechenden Verse 398 f. aus Gregor. Hom. in Euang. I 3, 3 Cum gaudium quaerimus salutis, amarum poculum sumimus purgationis. Amaritudo quidem in poculo displicet, sed restituenda per amaritudinem salus placet. - Der Versschluss corpore sano nach Juvenal X 356. -
voetnoot707
Können auf den zu I 504 angezogenen Stellen der Prouerb. beruhen, zumal XXIX 11 von Arnulf 108 fast wortgenau übereinstimmend versificiert wird Temperat internum sapiens in tempore motum; aber freilich finden sich ähnliche Sentenzen oft, wie Hor. Epist. I 2, 59 ff., Juvenal VIII 88, Lactanz Inst. VI 18 In quo sapiens ac bonus uir a malis et insipientibus differt, nisi quod.. regere se ac mitigare iram suam nouit? -
voetnoot708
Können auf den zu I 504 angezogenen Stellen der Prouerb. beruhen, zumal XXIX 11 von Arnulf 108 fast wortgenau übereinstimmend versificiert wird Temperat internum sapiens in tempore motum; aber freilich finden sich ähnliche Sentenzen oft, wie Hor. Epist. I 2, 59 ff., Juvenal VIII 88, Lactanz Inst. VI 18 In quo sapiens ac bonus uir a malis et insipientibus differt, nisi quod.. regere se ac mitigare iram suam nouit? -
voetnoot709
L I 203 (s. XVI) Jamais ne fut ny sera qu'une souris fasse son nid en l'oreille d'un chat - Ähnlich ist Parabel 54a Odos (Hervieux II 633, vgl. Oesterley zu Pauli 634, zu Kirchhof VII 105), in der die Mäuse der Katze eine Schelle anzuhängen beschliessen. -
voetnoot710
L I 203 (s. XVI) Jamais ne fut ny sera qu'une souris fasse son nid en l'oreille d'un chat - Ähnlich ist Parabel 54a Odos (Hervieux II 633, vgl. Oesterley zu Pauli 634, zu Kirchhof VII 105), in der die Mäuse der Katze eine Schelle anzuhängen beschliessen. -
voetnoot711
Vgl. zu I 116, ferner Juvenal XV 159 Parcit Cognatis maculis similis fera etc., Augustin. Sermo supp. 62, 6 Si diligitis eos, qui uos diligunt, quam mercedem habebitis? (Matth. V 46) Filios et parentes amat latro, amat et leo, amat et draco, amant et ursi, amant et lupi. -
voetnoot712
Vgl. zu I 116, ferner Juvenal XV 159 Parcit Cognatis maculis similis fera etc., Augustin. Sermo supp. 62, 6 Si diligitis eos, qui uos diligunt, quam mercedem habebitis? (Matth. V 46) Filios et parentes amat latro, amat et leo, amat et draco, amant et ursi, amant et lupi. -
voetnoot713
Über ebulum schreibt l amara herba. - Sonst nirgends bezeugt; vergleichbar ist das von Hieronymus Epist. VII 5 überlieferte Sprichwort Similem habent labra lactucam, asino carduos comedente, versificiert von Eugen. Tolet. Prouerb. VII Carduus et spina cum pastum praebet asello, Lactuca labris compar est. -
voetnoot714
Über ebulum schreibt l amara herba. - Sonst nirgends bezeugt; vergleichbar ist das von Hieronymus Epist. VII 5 überlieferte Sprichwort Similem habent labra lactucam, asino carduos comedente, versificiert von Eugen. Tolet. Prouerb. VII Carduus et spina cum pastum praebet asello, Lactuca labris compar est. -
voetnoot715
Prouerb. XIX 2 Qui festinus est pedibus, offendet mit formeller Anlehnung an Juvenal III 185a Ut te respiciat, vgl. auch XV 77 Labitur hinc quidam nimia formidine cursum Praecipitans. Aus der Proverbienstelle fliessen ferner Ha 24, b 5, c 21, e 5, f 3 Incaute cecidit, temere (propere e 5) quicumque cucurrit, O 146 Nemo nimis propere didicit nocitura cauere, F 372 Qi trop se haste se empesche, Z 86, D 1810. Vgl. unten II 223 ff. -
voetnoot716
Prouerb. XIX 2 Qui festinus est pedibus, offendet mit formeller Anlehnung an Juvenal III 185a Ut te respiciat, vgl. auch XV 77 Labitur hinc quidam nimia formidine cursum Praecipitans. Aus der Proverbienstelle fliessen ferner Ha 24, b 5, c 21, e 5, f 3 Incaute cecidit, temere (propere e 5) quicumque cucurrit, O 146 Nemo nimis propere didicit nocitura cauere, F 372 Qi trop se haste se empesche, Z 86, D 1810. Vgl. unten II 223 ff. -
voetnoot717
LI 174 aus Rabelais Au reguard des lettres... ils en estoyent chargés comme crapault de plumes und aus s. XVII Chargé d'argent comme un crapaud de plumes (= D 83), E. Hoefer Wd Vs.8 1900 Dat môt doch Woll afgewe, segt de Diewel on schêrt de Pogg. Zu 718 vgl. SE 32 Hodie quoque uulgus, ubi significat nihil esse, quod adimatur, uolam manus ostendens, iubet inde uelli quippiam, quod ea corporis pars nemini non sit calua und L I 260. -
margenoot+
f. 19b.
voetnoot718
LI 174 aus Rabelais Au reguard des lettres... ils en estoyent chargés comme crapault de plumes und aus s. XVII Chargé d'argent comme un crapaud de plumes (= D 83), E. Hoefer Wd Vs.8 1900 Dat môt doch Woll afgewe, segt de Diewel on schêrt de Pogg. Zu 718 vgl. SE 32 Hodie quoque uulgus, ubi significat nihil esse, quod adimatur, uolam manus ostendens, iubet inde uelli quippiam, quod ea corporis pars nemini non sit calua und L I 260. -
voetnoot719
Pater ist der geschiedens Gatte der ehebrecherischen Frau, die sich dann mit ihrem bisherigen Buhlen, dem wirklichen Vater und nunmehrigen uitricus ihres Sohnes, vermählt hat; wenn nun am Grabe des letzteren der pater schadenfroh lacht, der uitricus weint, so ruft alle Welt ‘Bastard!’ -
voetnoot720
Pater ist der geschiedens Gatte der ehebrecherischen Frau, die sich dann mit ihrem bisherigen Buhlen, dem wirklichen Vater und nunmehrigen uitricus ihres Sohnes, vermählt hat; wenn nun am Grabe des letzteren der pater schadenfroh lacht, der uitricus weint, so ruft alle Welt ‘Bastard!’ -
voetnoot721
So spricht gewiss eine Mutter zu ihrem kleinen Kinde, dem sie Kuchen, Naschwerk oder sonstige Leckerbissen, an denen es sich krank essen würde, unbemerkt weggenommen hat: bei dem Gedanken ‘der böse Wolf hat's geraubt’ (wir: das hat die Katze gefressen) beruhigt sich das Kind; vgl. Zingerle Kinderspiel p. 54, zu Ysengrimus II 412, für den Wolf als Typus unersättlicher Gier Otto Archiv III 392 - sine fronte = effrons, vgl. Augustin. in Psalm. CXLI 9 Quid est ‘Frontem non habet’? Impudens est, Schol. ad Pers. V 102 (Isid. Etym. XI 1) Templum pudoris est frons, Brunellus 14 Sum sine fronte latro - faties inuisa nach Verg. Aen. II 601, IX 734, auch im Yseng. abbr. 231 wird der Wolf genannt facies dampnosa. -
voetnoot722
So spricht gewiss eine Mutter zu ihrem kleinen Kinde, dem sie Kuchen, Naschwerk oder sonstige Leckerbissen, an denen es sich krank essen würde, unbemerkt weggenommen hat: bei dem Gedanken ‘der böse Wolf hat's geraubt’ (wir: das hat die Katze gefressen) beruhigt sich das Kind; vgl. Zingerle Kinderspiel p. 54, zu Ysengrimus II 412, für den Wolf als Typus unersättlicher Gier Otto Archiv III 392 - sine fronte = effrons, vgl. Augustin. in Psalm. CXLI 9 Quid est ‘Frontem non habet’? Impudens est, Schol. ad Pers. V 102 (Isid. Etym. XI 1) Templum pudoris est frons, Brunellus 14 Sum sine fronte latro - faties inuisa nach Verg. Aen. II 601, IX 734, auch im Yseng. abbr. 231 wird der Wolf genannt facies dampnosa. -
[tekstkritische noot]727 fortem: forte rad. - 728 Quot. -
voetnoot723
SM, S. Dominus dedit scientiam in ore meo, ut nullus sit similis mei in cunctis finibus terre, M. Qui malos uicinos habet, ipse se laudat, Z 94 (Welscher Gast 1667) Swer sich selben loben wil, Den lobent danne niht zo vil Sin nâchgebûrn und 105 Welh man vil pôser nachpauren hât, Der lob sich selbs; das ist mein rât, C 221 Die hem selven prijst, heeft quade gheburen. Sese uicinos iactans habet undique prauos, vgl. V I 270, SE 222, SB 267 und die Fabel Aesopus et scriptor bei Phaedrus App. 9, Riese Anth. lat. 806. -
voetnoot724
SM, S. Dominus dedit scientiam in ore meo, ut nullus sit similis mei in cunctis finibus terre, M. Qui malos uicinos habet, ipse se laudat, Z 94 (Welscher Gast 1667) Swer sich selben loben wil, Den lobent danne niht zo vil Sin nâchgebûrn und 105 Welh man vil pôser nachpauren hât, Der lob sich selbs; das ist mein rât, C 221 Die hem selven prijst, heeft quade gheburen. Sese uicinos iactans habet undique prauos, vgl. V I 270, SE 222, SB 267 und die Fabel Aesopus et scriptor bei Phaedrus App. 9, Riese Anth. lat. 806. -
voetnoot725
Vgl. überhaupt zu I 561, 587, als vorbildlich für die besondere Einkleidung Augustin. in Psalm. XLVII 13 Mors quando uenit, resisti ei non potest, quibuslibet medicamentis occurras und vor allem Lucan. VI 768 Nec uerba nec herbae Audebunt longao somnum tibi rumpere Lethes, A me morte data und Regimen scholae Salem. 178 Cur moriatur homo, cui saluia crescit in horto? Contra uim mortis non est medicamen in hortis. Saluia confortat neruos manuumque tremorem Tollit, et eius ope febris acuta fugit... Saluia saluatrix, naturae conciliatrix. -
voetnoot726
Vgl. überhaupt zu I 561, 587, als vorbildlich für die besondere Einkleidung Augustin. in Psalm. XLVII 13 Mors quando uenit, resisti ei non potest, quibuslibet medicamentis occurras und vor allem Lucan. VI 768 Nec uerba nec herbae Audebunt longao somnum tibi rumpere Lethes, A me morte data und Regimen scholae Salem. 178 Cur moriatur homo, cui saluia crescit in horto? Contra uim mortis non est medicamen in hortis. Saluia confortat neruos manuumque tremorem Tollit, et eius ope febris acuta fugit... Saluia saluatrix, naturae conciliatrix. -
voetnoot727
Odo de Ciringtonia Parab. 53 (Hervieux II 640) Traha semel transmit super bufonem, et unus dens percussit eum in capite, alius in corde, alius in renibus. Et ait bulb ‘Deus confundat tot dominos!’ Nun schildert er, wie die geistlichen und weltlichen Oberen den armen Pfaffen und Bürger aussaugen, welcher tunc potest dicere ‘Deus confundat tot dominos!’ Unde uersus 'Bufo trahe dixit “Maledictio tot dominis sit!” (daher auch Iohannes de Schepeya Fab. 26 bei Hervieux II 764 Traha semel transmit super bufonem: unus dens fregit sibi capud, alius dorsum, tertius tibiam, ita quod miser totus confringeretur, et ait ‘Maledicti tot domini!’), FV 120 Dixit bufo crati ‘Maledicti tot dominati!’ L I 174 (s. XIII) ‘A deables tant de maistres’, dist li crapos à la herse, Helbling VIII 530 ‘Allez herren!’ sprach der vrosch, Gie diu eido über in, ‘Wie ich mit in bekumbert bin! Islîcher minen schaden mêrt Der mir den bûch ûf kêrt,’ E. Hoefer, WdVS.8 1580 ‘Hier sünd so vêl Herren tô naschen,’ säd' do Pogg, dâr glitscht de Adder oewer êr Lîw. -
voetnoot728
Odo de Ciringtonia Parab. 53 (Hervieux II 640) Traha semel transmit super bufonem, et unus dens percussit eum in capite, alius in corde, alius in renibus. Et ait bulb ‘Deus confundat tot dominos!’ Nun schildert er, wie die geistlichen und weltlichen Oberen den armen Pfaffen und Bürger aussaugen, welcher tunc potest dicere ‘Deus confundat tot dominos!’ Unde uersus 'Bufo trahe dixit “Maledictio tot dominis sit!” (daher auch Iohannes de Schepeya Fab. 26 bei Hervieux II 764 Traha semel transmit super bufonem: unus dens fregit sibi capud, alius dorsum, tertius tibiam, ita quod miser totus confringeretur, et ait ‘Maledicti tot domini!’), FV 120 Dixit bufo crati ‘Maledicti tot dominati!’ L I 174 (s. XIII) ‘A deables tant de maistres’, dist li crapos à la herse, Helbling VIII 530 ‘Allez herren!’ sprach der vrosch, Gie diu eido über in, ‘Wie ich mit in bekumbert bin! Islîcher minen schaden mêrt Der mir den bûch ûf kêrt,’ E. Hoefer, WdVS.8 1580 ‘Hier sünd so vêl Herren tô naschen,’ säd' do Pogg, dâr glitscht de Adder oewer êr Lîw. -
voetnoot729
Beruhen auf einer Combination von Numeri XIX 15 Vas, quod non habuerit operculum nec ligaturam desuper, immundum erit mit Iob XXXII 17-20, und diese Combination stammt aus Gregor. Mor. XXIII 10, 17 zu Iob XXXII 17. Hier, wo die drei Freunde Hiobs zum Schweigen gebracht sind und nun der jugendliche Eliu (vgl. unten I 937), der als Vertreter geschwätzigen Hochmuths in den Mor. gegeisselt wird, in die Handlung eingreift, sagt Gregor Omnes elati seientiam non habere appetunt sed ostendere. Quocirca bene per Moysen dicitur ‘Vas, quod non habuerit operculum nec ligaturam desuper, immundum erit.’ Tegmen quippe operculi uel ligatura est censura disciplinae, qua quisquis non premitur, quasi uas immundum pollutumque reprobatur... Quasi enim uas sine operculo uel ligatura polluitur, qui, per studium ostentationis patens, nullo uelamine tacitumitatis operitur. Ihm folgt Haymo Hom. de temp. XIV Nostra uita quodammodo per linguam commaculatur, nisi sub taciturnitatis custodia teneatur, quia, sicut ait apostolus, ‘corrumpunt bonos mores colloquia mala’ (1 Cor. XV 33). Nam sicut Iacobus apostolus ait ‘Qui se putat religiosum esse, non refraenans linguam suam, sed seducens cor suum, huius uana est religio’ (I 26) Et in lege uas, quod operculum non habet, inter immunda uasa computatur, Alex. Neckam De nat. rer. II 191 p. 347, auch Bonauentura Diet. Sal. III 7 Qui secreta reuelat, est sicut uas sine opertorio - Die Verbindung commune aut (et) immundum, auch in Beziehung auf ein uas, findet sich Acta Apost. X 14, 28, XI 8. -
voetnoot730
Beruhen auf einer Combination von Numeri XIX 15 Vas, quod non habuerit operculum nec ligaturam desuper, immundum erit mit Iob XXXII 17-20, und diese Combination stammt aus Gregor. Mor. XXIII 10, 17 zu Iob XXXII 17. Hier, wo die drei Freunde Hiobs zum Schweigen gebracht sind und nun der jugendliche Eliu (vgl. unten I 937), der als Vertreter geschwätzigen Hochmuths in den Mor. gegeisselt wird, in die Handlung eingreift, sagt Gregor Omnes elati seientiam non habere appetunt sed ostendere. Quocirca bene per Moysen dicitur ‘Vas, quod non habuerit operculum nec ligaturam desuper, immundum erit.’ Tegmen quippe operculi uel ligatura est censura disciplinae, qua quisquis non premitur, quasi uas immundum pollutumque reprobatur... Quasi enim uas sine operculo uel ligatura polluitur, qui, per studium ostentationis patens, nullo uelamine tacitumitatis operitur. Ihm folgt Haymo Hom. de temp. XIV Nostra uita quodammodo per linguam commaculatur, nisi sub taciturnitatis custodia teneatur, quia, sicut ait apostolus, ‘corrumpunt bonos mores colloquia mala’ (1 Cor. XV 33). Nam sicut Iacobus apostolus ait ‘Qui se putat religiosum esse, non refraenans linguam suam, sed seducens cor suum, huius uana est religio’ (I 26) Et in lege uas, quod operculum non habet, inter immunda uasa computatur, Alex. Neckam De nat. rer. II 191 p. 347, auch Bonauentura Diet. Sal. III 7 Qui secreta reuelat, est sicut uas sine opertorio - Die Verbindung commune aut (et) immundum, auch in Beziehung auf ein uas, findet sich Acta Apost. X 14, 28, XI 8. -
[tekstkritische noot]734 consuetę - nur zu retten, wenn wir hanelare c. gen. (vgl. I 1754, II 322) oder c. dat. construieren und demnach erklären solitae (praedae) inhiat; warum dann nicht einfach consuetam? -
voetnoot731
Y III 844 Claua uelut stulto, pellis amata tibi est, Trost in Verzweiflung 52 (Zs. f.d. A. XX 348) Im ist als dem tòron: den dunchet nihtes guot, Wan daz er mit sînem cholbon tuot, Boner I 25 Dis bîschaft sî geseit Dem tòren, der sîn kolben treit, Der im ist lieber denn ein rîch, Narrenschiff 54, 9 Keyn guot dem narren jn der welt Bass dan syn kolb und pfiff gefelt, vgl. ferner Vinc. Bell. Sp. mor. III 8, 2 p. 1022, Oesterley zu Pauli 45 p. 477. -
voetnoot732
Y III 844 Claua uelut stulto, pellis amata tibi est, Trost in Verzweiflung 52 (Zs. f.d. A. XX 348) Im ist als dem tòron: den dunchet nihtes guot, Wan daz er mit sînem cholbon tuot, Boner I 25 Dis bîschaft sî geseit Dem tòren, der sîn kolben treit, Der im ist lieber denn ein rîch, Narrenschiff 54, 9 Keyn guot dem narren jn der welt Bass dan syn kolb und pfiff gefelt, vgl. ferner Vinc. Bell. Sp. mor. III 8, 2 p. 1022, Oesterley zu Pauli 45 p. 477. -
voetnoot733
Unter den sieben Tugenden, welche die Kirchenväter (vgl. zu I 1248) der Taube nachrühmen, wird namentlich die hervorgehoben, dass sie keinem. Thiere wehe thut, so sagt Beda bei M. XCIV 62 Haec a malitia fellis prorsus aliena est... Ita nullum ore uel unguibus laedit nec minimas quidem musculas uel uermiculos, quibus minores pene omnes auiculae se suosque pullos nutriunt, requirit; über uisu raptoque vgl. zu I 456 - Der Taubenfalke anderseits ist als gierig und räuberisch verrufen (Otto im Archiv III 394), und speciell ist seine Jagd auf Tauhen so sprichwörtlich, wie der Gegensatz von Wolf und Schaf, Hund und Katze, vgl. Verg. Aen. XI 721 ff., Hor. Epod. XVI 32, Ovid Ars II 147 ff., 363 f., Met. V 606, Trist. I 1, 75, Phaedrus I 31 (Romulus II 2) Ambros. De parad. V 29, Hieron. zu Zachar. V 9 (= Isidor. Etym. XII 7, 58), Petr. Chrysol. Sermo 171. Ist unser Spruch somit sachlich durch Thierbeobachtung und Symbolik ausreichend vorbereitet, so ist er in seiner Fassung nichts als eine Versification von Gregor. Homil. in Euang. I 5, 4 Columba simplex est animal atque a malitia fellis alienum. Quasi columbae ergo ad fenestras suas (Isaias LX 8) sunt, qui nihil in hoc mundo concupiscunt, qui omnia simpliciter aspiciunt et in his, quae uident, rapacitatis studio non trahuntur. At contra miluus, et non columba, ad fenestras suas est, qui ad ea, quae oculis considerat, rapinae dosiderio anhelat. -
voetnoot734
Unter den sieben Tugenden, welche die Kirchenväter (vgl. zu I 1248) der Taube nachrühmen, wird namentlich die hervorgehoben, dass sie keinem. Thiere wehe thut, so sagt Beda bei M. XCIV 62 Haec a malitia fellis prorsus aliena est... Ita nullum ore uel unguibus laedit nec minimas quidem musculas uel uermiculos, quibus minores pene omnes auiculae se suosque pullos nutriunt, requirit; über uisu raptoque vgl. zu I 456 - Der Taubenfalke anderseits ist als gierig und räuberisch verrufen (Otto im Archiv III 394), und speciell ist seine Jagd auf Tauhen so sprichwörtlich, wie der Gegensatz von Wolf und Schaf, Hund und Katze, vgl. Verg. Aen. XI 721 ff., Hor. Epod. XVI 32, Ovid Ars II 147 ff., 363 f., Met. V 606, Trist. I 1, 75, Phaedrus I 31 (Romulus II 2) Ambros. De parad. V 29, Hieron. zu Zachar. V 9 (= Isidor. Etym. XII 7, 58), Petr. Chrysol. Sermo 171. Ist unser Spruch somit sachlich durch Thierbeobachtung und Symbolik ausreichend vorbereitet, so ist er in seiner Fassung nichts als eine Versification von Gregor. Homil. in Euang. I 5, 4 Columba simplex est animal atque a malitia fellis alienum. Quasi columbae ergo ad fenestras suas (Isaias LX 8) sunt, qui nihil in hoc mundo concupiscunt, qui omnia simpliciter aspiciunt et in his, quae uident, rapacitatis studio non trahuntur. At contra miluus, et non columba, ad fenestras suas est, qui ad ea, quae oculis considerat, rapinae dosiderio anhelat. -
[tekstkritische noot]736 contendent: contundent - mense: messe rad. o. - 739 Diui: Diua rad. e. - 740 docto: doctor e. -
voetnoot735
FV 123 Dum Mars arescit et mensis Aprilis aquescit, Maius frigescit, tunc frugibus area tumescit, vgl. L I 90, 93, 108 ff., D 951 und oben I 227. -
voetnoot736
FV 123 Dum Mars arescit et mensis Aprilis aquescit, Maius frigescit, tunc frugibus area tumescit, vgl. L I 90, 93, 108 ff., D 951 und oben I 227. -
voetnoot737
Über fiscedula schreibt l auis quę uocatur sceppa (lies sneppa, vgl. Carm. Bur. 97, 7 ficedula, sneph), über meneeps derselbe sine mente - Nicht der Strausse mira stoliditas, cum colla frutice occultauerunt, latere se existimantium (Plin. X 1) hat der Dichter 739 im Sinne, denn dieser Zug des Strausses wird weder in der Bibel noch im Physiologus, auf welche beide doch der Ausdruck diua natura zu beziehen ist, erwähnt; auch in den Kirchenvätern ist er mir nur bei Tertullian De uirg. uelandis cap. 17 vorgekommen, wo aber der Strauss nicht genannt, nur mit bestia quaedam magis quam auis, licet pennata angedeutet wird. Die Thorheit des Strausses begründet die Bibel aus einem andern Zuge: Iob XXXIX 13-18, wo es vom struthio heisst Quando derelinquit oua sua in terra, tu forsitan in puluere calefacies ea? Obliuiscitur, quod pes conculcet ea aut bestia agri conterat.... Priuauit enim eam deus sapientia nec dedit illi intelligentiam, ausführlicher im Physiologus cap. 24 (Archiv f. K. österr. Gesch. III 2, 578, vgl. Cahier et Martin, Mélanges III 259) Item est animal, quod assida dicitur quodque Greci strucionem nominant... Hoc ergo animal ita facit, ut, quando tempus uenerit, ut oua pariat, eleuans oculos suos in celum intendat diligenter stellas illas, que dicuntur uigilie, uidensque eas ascendentes sic ponit oua sua... Tunc fodit in terram et abscondit oua sua sub sabulo illius heremi. Cum uero secesserit a loco illo, obliuiscitur et non redit ad oua sua. Est enim hoc animal naturaliter obliuiosum et ideo tempore estatis generat oua et obruit ea arenis, ut, quod ilia facere debuerat id est sedere super oua sua et flatu proprio pullos coram producere, hoc tempus tranquilli aeris prestare uideatur, uidelicet ut ab estu calefacta harena excoquat oua et excludat pullos. Man sieht, dass 737 f. mit 739 f. sachlich zusammenfallen und dass fiscedula nicht genau zu nehmen, sondern allgemein = Vogel zu verstehen ist. -
margenoot+
f. 20a.
voetnoot738
Über fiscedula schreibt l auis quę uocatur sceppa (lies sneppa, vgl. Carm. Bur. 97, 7 ficedula, sneph), über meneeps derselbe sine mente - Nicht der Strausse mira stoliditas, cum colla frutice occultauerunt, latere se existimantium (Plin. X 1) hat der Dichter 739 im Sinne, denn dieser Zug des Strausses wird weder in der Bibel noch im Physiologus, auf welche beide doch der Ausdruck diua natura zu beziehen ist, erwähnt; auch in den Kirchenvätern ist er mir nur bei Tertullian De uirg. uelandis cap. 17 vorgekommen, wo aber der Strauss nicht genannt, nur mit bestia quaedam magis quam auis, licet pennata angedeutet wird. Die Thorheit des Strausses begründet die Bibel aus einem andern Zuge: Iob XXXIX 13-18, wo es vom struthio heisst Quando derelinquit oua sua in terra, tu forsitan in puluere calefacies ea? Obliuiscitur, quod pes conculcet ea aut bestia agri conterat.... Priuauit enim eam deus sapientia nec dedit illi intelligentiam, ausführlicher im Physiologus cap. 24 (Archiv f. K. österr. Gesch. III 2, 578, vgl. Cahier et Martin, Mélanges III 259) Item est animal, quod assida dicitur quodque Greci strucionem nominant... Hoc ergo animal ita facit, ut, quando tempus uenerit, ut oua pariat, eleuans oculos suos in celum intendat diligenter stellas illas, que dicuntur uigilie, uidensque eas ascendentes sic ponit oua sua... Tunc fodit in terram et abscondit oua sua sub sabulo illius heremi. Cum uero secesserit a loco illo, obliuiscitur et non redit ad oua sua. Est enim hoc animal naturaliter obliuiosum et ideo tempore estatis generat oua et obruit ea arenis, ut, quod ilia facere debuerat id est sedere super oua sua et flatu proprio pullos coram producere, hoc tempus tranquilli aeris prestare uideatur, uidelicet ut ab estu calefacta harena excoquat oua et excludat pullos. Man sieht, dass 737 f. mit 739 f. sachlich zusammenfallen und dass fiscedula nicht genau zu nehmen, sondern allgemein = Vogel zu verstehen ist. -
voetnoot739
Über fiscedula schreibt l auis quę uocatur sceppa (lies sneppa, vgl. Carm. Bur. 97, 7 ficedula, sneph), über meneeps derselbe sine mente - Nicht der Strausse mira stoliditas, cum colla frutice occultauerunt, latere se existimantium (Plin. X 1) hat der Dichter 739 im Sinne, denn dieser Zug des Strausses wird weder in der Bibel noch im Physiologus, auf welche beide doch der Ausdruck diua natura zu beziehen ist, erwähnt; auch in den Kirchenvätern ist er mir nur bei Tertullian De uirg. uelandis cap. 17 vorgekommen, wo aber der Strauss nicht genannt, nur mit bestia quaedam magis quam auis, licet pennata angedeutet wird. Die Thorheit des Strausses begründet die Bibel aus einem andern Zuge: Iob XXXIX 13-18, wo es vom struthio heisst Quando derelinquit oua sua in terra, tu forsitan in puluere calefacies ea? Obliuiscitur, quod pes conculcet ea aut bestia agri conterat.... Priuauit enim eam deus sapientia nec dedit illi intelligentiam, ausführlicher im Physiologus cap. 24 (Archiv f. K. österr. Gesch. III 2, 578, vgl. Cahier et Martin, Mélanges III 259) Item est animal, quod assida dicitur quodque Greci strucionem nominant... Hoc ergo animal ita facit, ut, quando tempus uenerit, ut oua pariat, eleuans oculos suos in celum intendat diligenter stellas illas, que dicuntur uigilie, uidensque eas ascendentes sic ponit oua sua... Tunc fodit in terram et abscondit oua sua sub sabulo illius heremi. Cum uero secesserit a loco illo, obliuiscitur et non redit ad oua sua. Est enim hoc animal naturaliter obliuiosum et ideo tempore estatis generat oua et obruit ea arenis, ut, quod ilia facere debuerat id est sedere super oua sua et flatu proprio pullos coram producere, hoc tempus tranquilli aeris prestare uideatur, uidelicet ut ab estu calefacta harena excoquat oua et excludat pullos. Man sieht, dass 737 f. mit 739 f. sachlich zusammenfallen und dass fiscedula nicht genau zu nehmen, sondern allgemein = Vogel zu verstehen ist. -
voetnoot740
Über fiscedula schreibt l auis quę uocatur sceppa (lies sneppa, vgl. Carm. Bur. 97, 7 ficedula, sneph), über meneeps derselbe sine mente - Nicht der Strausse mira stoliditas, cum colla frutice occultauerunt, latere se existimantium (Plin. X 1) hat der Dichter 739 im Sinne, denn dieser Zug des Strausses wird weder in der Bibel noch im Physiologus, auf welche beide doch der Ausdruck diua natura zu beziehen ist, erwähnt; auch in den Kirchenvätern ist er mir nur bei Tertullian De uirg. uelandis cap. 17 vorgekommen, wo aber der Strauss nicht genannt, nur mit bestia quaedam magis quam auis, licet pennata angedeutet wird. Die Thorheit des Strausses begründet die Bibel aus einem andern Zuge: Iob XXXIX 13-18, wo es vom struthio heisst Quando derelinquit oua sua in terra, tu forsitan in puluere calefacies ea? Obliuiscitur, quod pes conculcet ea aut bestia agri conterat.... Priuauit enim eam deus sapientia nec dedit illi intelligentiam, ausführlicher im Physiologus cap. 24 (Archiv f. K. österr. Gesch. III 2, 578, vgl. Cahier et Martin, Mélanges III 259) Item est animal, quod assida dicitur quodque Greci strucionem nominant... Hoc ergo animal ita facit, ut, quando tempus uenerit, ut oua pariat, eleuans oculos suos in celum intendat diligenter stellas illas, que dicuntur uigilie, uidensque eas ascendentes sic ponit oua sua... Tunc fodit in terram et abscondit oua sua sub sabulo illius heremi. Cum uero secesserit a loco illo, obliuiscitur et non redit ad oua sua. Est enim hoc animal naturaliter obliuiosum et ideo tempore estatis generat oua et obruit ea arenis, ut, quod ilia facere debuerat id est sedere super oua sua et flatu proprio pullos coram producere, hoc tempus tranquilli aeris prestare uideatur, uidelicet ut ab estu calefacta harena excoquat oua et excludat pullos. Man sieht, dass 737 f. mit 739 f. sachlich zusammenfallen und dass fiscedula nicht genau zu nehmen, sondern allgemein = Vogel zu verstehen ist. -
[tekstkritische noot]742 cupas: culpas - recedat: recidat. - 750 re concilientur: reconcilientur. -
voetnoot741
Beide Distichen sind nur verschiedene Versificationsformen von Rom. XIII 4, wo von der Obrigkeit gesagt wird Dei enim minister est tibi in bonum. Si autem malum feceris, time; non enim sine causa gladium portat. Dei enim minister est, uindex in iram ei, qui malum egit. -
voetnoot742
Beide Distichen sind nur verschiedene Versificationsformen von Rom. XIII 4, wo von der Obrigkeit gesagt wird Dei enim minister est tibi in bonum. Si autem malum feceris, time; non enim sine causa gladium portat. Dei enim minister est, uindex in iram ei, qui malum egit. -
voetnoot743
Beide Distichen sind nur verschiedene Versificationsformen von Rom. XIII 4, wo von der Obrigkeit gesagt wird Dei enim minister est tibi in bonum. Si autem malum feceris, time; non enim sine causa gladium portat. Dei enim minister est, uindex in iram ei, qui malum egit. -
voetnoot744
Beide Distichen sind nur verschiedene Versificationsformen von Rom. XIII 4, wo von der Obrigkeit gesagt wird Dei enim minister est tibi in bonum. Si autem malum feceris, time; non enim sine causa gladium portat. Dei enim minister est, uindex in iram ei, qui malum egit. -
voetnoot745
Augustinus in Psalm. CXXXII 12 Murmuratores omnes magnifice descripti sunt quodam loco Scripturarum: ‘Praecordia fatui sicut rota carri’ (Eccli XXXIII 5). Quid est ‘P. f.s.r.c.’? Fenum portat et murmurat: non enim potest rota carri quiescere a murmure. Vgl. Amos II 13. Ähnlich H a 95 Fit strepitus plane uox plura loquentis inane. -
voetnoot746
Augustinus in Psalm. CXXXII 12 Murmuratores omnes magnifice descripti sunt quodam loco Scripturarum: ‘Praecordia fatui sicut rota carri’ (Eccli XXXIII 5). Quid est ‘P. f.s.r.c.’? Fenum portat et murmurat: non enim potest rota carri quiescere a murmure. Vgl. Amos II 13. Ähnlich H a 95 Fit strepitus plane uox plura loquentis inane. -
voetnoot747
Den Unterschied von aer und aether, Erdenluft und Himmelsluft heben ebenso die Alten (Ovid Met. I 22-28, Seruius zu Aen. I 394 Aether altior est aere, uicinus coelo, zu Aen. V 695 Cum aer inferior sit, aether i.e. ignis sit superior, vgl. Gramm. lat. VIII 220, 9-15) wie die Kirchenväter hervor, diese trennen den aer, ubi uenti et nubes et procellae et turbines, ubi aues et mala daomonia, von dem aether, ubi sol et luna (Augustin. De agone cap. 3, vgl. Gregor. Hom. in Euang. II 29, 5) - Der Versschluss von 747 nach Aen. III 585. -
voetnoot747
Den Unterschied von aer und aether, Erdenluft und Himmelsluft heben ebenso die Alten (Ovid Met. I 22-28, Seruius zu Aen. I 394 Aether altior est aere, uicinus coelo, zu Aen. V 695 Cum aer inferior sit, aether i.e. ignis sit superior, vgl. Gramm. lat. VIII 220, 9-15) wie die Kirchenväter hervor, diese trennen den aer, ubi uenti et nubes et procellae et turbines, ubi aues et mala daomonia, von dem aether, ubi sol et luna (Augustin. De agone cap. 3, vgl. Gregor. Hom. in Euang. II 29, 5) - Der Versschluss von 747 nach Aen. III 585. -
voetnoot749
Ähnliche Stellen begegnen öfter, wie bei Augustin. Sermo supp. 97 Pax Christi est bonum: discordia diaboli malum: auctori respondet, qui de utroque alterutrum eligit. Quid tibi cum discordia, christiane, quao principem suum diabolum interemit? etc., Cassian. Coll. I 13 und sonst. Zu 750 vgl. Ephes. IV 26 Sol non occidat super iracundiam uestram. Nolite locum dare diabolo. 752 ‘denen aus dem ersten Hader mit Gott ein immerwährender Streit erwachsen ist.’ -
voetnoot750
Ähnliche Stellen begegnen öfter, wie bei Augustin. Sermo supp. 97 Pax Christi est bonum: discordia diaboli malum: auctori respondet, qui de utroque alterutrum eligit. Quid tibi cum discordia, christiane, quao principem suum diabolum interemit? etc., Cassian. Coll. I 13 und sonst. Zu 750 vgl. Ephes. IV 26 Sol non occidat super iracundiam uestram. Nolite locum dare diabolo. 752 ‘denen aus dem ersten Hader mit Gott ein immerwährender Streit erwachsen ist.’ -
voetnoot751
Ähnliche Stellen begegnen öfter, wie bei Augustin. Sermo supp. 97 Pax Christi est bonum: discordia diaboli malum: auctori respondet, qui de utroque alterutrum eligit. Quid tibi cum discordia, christiane, quao principem suum diabolum interemit? etc., Cassian. Coll. I 13 und sonst. Zu 750 vgl. Ephes. IV 26 Sol non occidat super iracundiam uestram. Nolite locum dare diabolo. 752 ‘denen aus dem ersten Hader mit Gott ein immerwährender Streit erwachsen ist.’ -
voetnoot752
Ähnliche Stellen begegnen öfter, wie bei Augustin. Sermo supp. 97 Pax Christi est bonum: discordia diaboli malum: auctori respondet, qui de utroque alterutrum eligit. Quid tibi cum discordia, christiane, quao principem suum diabolum interemit? etc., Cassian. Coll. I 13 und sonst. Zu 750 vgl. Ephes. IV 26 Sol non occidat super iracundiam uestram. Nolite locum dare diabolo. 752 ‘denen aus dem ersten Hader mit Gott ein immerwährender Streit erwachsen ist.’ -
[tekstkritische noot]754 quiquo auf Rasur o. -
voetnoot753
Rehe und Hasen, Löwen und Bären erscheinen in der biblischen wie antiken Poesie vielfach als typisch, jene für Feigheit und Schnelligkeit, diese für unwiderstehliche Kraft, vgl. Ovid Met. X 537-541 und für die formelhafte Verbindung von Löwe und Bär 1 Reg. X VII 34, Sap. XI 18, Eccli XL VII 3, Lam. Ierem. III 10; die eigentliche Quelle unseres Spruchs aber dürfte Prouerb. XXVIII 15 Leo rugiens et ursus esuriens: princeps impius super populum paupereni in Gemeinschaft mit XXX 26 Lepusculus, plebs inualida sein. -
voetnoot754
Rehe und Hasen, Löwen und Bären erscheinen in der biblischen wie antiken Poesie vielfach als typisch, jene für Feigheit und Schnelligkeit, diese für unwiderstehliche Kraft, vgl. Ovid Met. X 537-541 und für die formelhafte Verbindung von Löwe und Bär 1 Reg. X VII 34, Sap. XI 18, Eccli XL VII 3, Lam. Ierem. III 10; die eigentliche Quelle unseres Spruchs aber dürfte Prouerb. XXVIII 15 Leo rugiens et ursus esuriens: princeps impius super populum paupereni in Gemeinschaft mit XXX 26 Lepusculus, plebs inualida sein. -
voetnoot755
Dachte der Dichter an Esau und Jakob? Zog er Juvenal XV 147-158 oder die Betrachtungen von Lact. Instit. VI 10 spruchförmig zusammen? -
voetnoot756
Dachte der Dichter an Esau und Jakob? Zog er Juvenal XV 147-158 oder die Betrachtungen von Lact. Instit. VI 10 spruchförmig zusammen? -
voetnoot757
Juvenal XI 1 Atticus eximie si eenat, lautus habetur, Si Rutilus, demens. -
margenoot+
f. 20b.
voetnoot758
Juvenal XI 1 Atticus eximie si eenat, lautus habetur, Si Rutilus, demens. -
voetnoot759
‘Schneller überzichen uns Unglücksfälle, eher und zahlreicher sich einstellend, als das langsame und spät eintreffende Glück - und das ist ein Segen für uns, denn ein reicherer Nutzen entspringt dem Unglück, ein geringerer dem Glück.’ In 759 steckt wohl das Sprichwort ‘Ein Unglück kommt nicht allein’, (Hiob, Friedrich zu Publil. Syr. F 18 Fortuna obesse nulli contenta est semel, Zacher 51, L II 279, Z 127, G 104, SB 373, D 933, 977. 760 ist ein von den christlichen Schriftstellern (vgl. auch Eccles. VII 3, 4) oft ausgesprochener Gedanke, für den es genüge hinzuweisen auf Boetius Consol. II 8, 7 Plus hominibus reor aduersam quam prosperam prodesse fortunam und Isidor. De summo bono III 62 Plus prodesse saluti tentationes seculi quam prosperitates constat; nam ex prosperitate in deterius itur, ex tentationis uero dolore in melius proficitur. -
voetnoot760
‘Schneller überzichen uns Unglücksfälle, eher und zahlreicher sich einstellend, als das langsame und spät eintreffende Glück - und das ist ein Segen für uns, denn ein reicherer Nutzen entspringt dem Unglück, ein geringerer dem Glück.’ In 759 steckt wohl das Sprichwort ‘Ein Unglück kommt nicht allein’, (Hiob, Friedrich zu Publil. Syr. F 18 Fortuna obesse nulli contenta est semel, Zacher 51, L II 279, Z 127, G 104, SB 373, D 933, 977. 760 ist ein von den christlichen Schriftstellern (vgl. auch Eccles. VII 3, 4) oft ausgesprochener Gedanke, für den es genüge hinzuweisen auf Boetius Consol. II 8, 7 Plus hominibus reor aduersam quam prosperam prodesse fortunam und Isidor. De summo bono III 62 Plus prodesse saluti tentationes seculi quam prosperitates constat; nam ex prosperitate in deterius itur, ex tentationis uero dolore in melius proficitur. -
voetnoot761
Sallust. Iug. II 3 (= Cyprian. Lib. ad Demetr. cap. 3, Hieron. in Ezech. III prol., Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 14) Omniaque orta oecidunt et aucta sonescunt, Statius Siluae II 1, 218 Quiequid habent ortus, finem timet: ibimus omnes, Augustin. Confess. IV 10, 15 Omnia senescunt et omnia intereunt. Ergo cum oriuntur et tendunt esse, quo magis celeriter crescunt ut sint, eo magis festinant ut non sint: sic est modus eorum, Archipoeta bei J. Grimm Ged. auf Fried. I 15 In hac uita misere uiuitur, Vanitas est omne quod cernitur, Eri natus hodio moritur, Finem habet omne quod oritur; vgl. hid. 1664, Eccles. I 4-6, Friedrich zu Publil. L 5, G 233 und unten I 1501. - Formell kann dem Dichter vorgeschwebt haben Ovid Trist. IV 9, 21 Ibit ad occasum, quicquid dicemus, ab ortu. -
voetnoot762
Sallust. Iug. II 3 (= Cyprian. Lib. ad Demetr. cap. 3, Hieron. in Ezech. III prol., Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 14) Omniaque orta oecidunt et aucta sonescunt, Statius Siluae II 1, 218 Quiequid habent ortus, finem timet: ibimus omnes, Augustin. Confess. IV 10, 15 Omnia senescunt et omnia intereunt. Ergo cum oriuntur et tendunt esse, quo magis celeriter crescunt ut sint, eo magis festinant ut non sint: sic est modus eorum, Archipoeta bei J. Grimm Ged. auf Fried. I 15 In hac uita misere uiuitur, Vanitas est omne quod cernitur, Eri natus hodio moritur, Finem habet omne quod oritur; vgl. hid. 1664, Eccles. I 4-6, Friedrich zu Publil. L 5, G 233 und unten I 1501. - Formell kann dem Dichter vorgeschwebt haben Ovid Trist. IV 9, 21 Ibit ad occasum, quicquid dicemus, ab ortu. -
voetnoot763
Formelhamfte Bilder wie I 667 f., und vielleicht durch die schwankende Lesart bei Verg. Aen. I 317 uolueremque fuga praeuertitur Eurum (Hebrum) veranlasst; vgl. die zahlreichen Belege Ottos für ocior (uelocior) Euro im Archiv IV 20 und Isid. Etym. XIII 11, 22 Nihil uelocius uentis, für den Strom Verg. Aen. XII 523 ff.
voetnoot764
Formelhamfte Bilder wie I 667 f., und vielleicht durch die schwankende Lesart bei Verg. Aen. I 317 uolueremque fuga praeuertitur Eurum (Hebrum) veranlasst; vgl. die zahlreichen Belege Ottos für ocior (uelocior) Euro im Archiv IV 20 und Isid. Etym. XIII 11, 22 Nihil uelocius uentis, für den Strom Verg. Aen. XII 523 ff.
voetnoot765
Für 765 vgl. das bekannte Gleichniss Jesu Matth. VII 24-27, Seneca De ira I 20 In ruinam prona sunt, quae sine fundamentis creuere, Boetius in Porph. Dial. 1 Ut in domibus, nisi prius fundamenta subicias, nulla umquam fabrica, sic, nisi prius substantiae fundamenta sint, nulla umquam accidentia superponentur, Caesarius Arel. Hom. XI Qnaelibet fabrica, quamuis sublimis et ampla sit, si firmum non habuerit fundamentum, cito delabitur in ruinam, Gregor. Reg. Past. III 23 Tunc fabrica robusta construitur, cum prius locus solidus, in quo fundamentum poni debeat, prouidetur, Sedul. Scot. De red. christ. cap. X Fabrica nulla tenet stabilem per tempora formam, Si non fulturis nixa sit ilia suis, G 235, 349. Für 766 vgl. Hieron. in Isaiam I 5 Cum caput doluerit, omnia membra debilia sunt (ähnlich Epist. 69, 8), Saluian. De Gubern. VII 4 Morbido capite nihil sanum est, neque ullum omnino membrum officio suo fungitur, ubi, quod est principale, non constat, Gregor. Reg. Past. II 7 Languente capite membra incassum uigent, et in exploratione hostium frustra exercitus uelociter sequitur, si ab ipso duce itineris erratur, Isidor. Sent. III 38, 4 Capite languente caetora corporis membra inficiuntur, Otloh 494, 24 Cum caput aegrotat, corpus simul omne laborat, ferner Bachrens Poet. lat. min. III 240 Anm., Carm. Bur. XIX 3, 5 f., Vil. 57, 7, L I 277, Clm. 7977, 170b, 2 Instabile est regnum, quod non clementia firmat, Cumque capud nutat, turbari membra necesse est, Z 64, C 33. Ahnlich 1 Cor. XII 26. -
voetnoot766
Für 765 vgl. das bekannte Gleichniss Jesu Matth. VII 24-27, Seneca De ira I 20 In ruinam prona sunt, quae sine fundamentis creuere, Boetius in Porph. Dial. 1 Ut in domibus, nisi prius fundamenta subicias, nulla umquam fabrica, sic, nisi prius substantiae fundamenta sint, nulla umquam accidentia superponentur, Caesarius Arel. Hom. XI Qnaelibet fabrica, quamuis sublimis et ampla sit, si firmum non habuerit fundamentum, cito delabitur in ruinam, Gregor. Reg. Past. III 23 Tunc fabrica robusta construitur, cum prius locus solidus, in quo fundamentum poni debeat, prouidetur, Sedul. Scot. De red. christ. cap. X Fabrica nulla tenet stabilem per tempora formam, Si non fulturis nixa sit ilia suis, G 235, 349. Für 766 vgl. Hieron. in Isaiam I 5 Cum caput doluerit, omnia membra debilia sunt (ähnlich Epist. 69, 8), Saluian. De Gubern. VII 4 Morbido capite nihil sanum est, neque ullum omnino membrum officio suo fungitur, ubi, quod est principale, non constat, Gregor. Reg. Past. II 7 Languente capite membra incassum uigent, et in exploratione hostium frustra exercitus uelociter sequitur, si ab ipso duce itineris erratur, Isidor. Sent. III 38, 4 Capite languente caetora corporis membra inficiuntur, Otloh 494, 24 Cum caput aegrotat, corpus simul omne laborat, ferner Bachrens Poet. lat. min. III 240 Anm., Carm. Bur. XIX 3, 5 f., Vil. 57, 7, L I 277, Clm. 7977, 170b, 2 Instabile est regnum, quod non clementia firmat, Cumque capud nutat, turbari membra necesse est, Z 64, C 33. Ahnlich 1 Cor. XII 26. -
[tekstkritische noot]767 cruentat auf Rasur o, darüber noch erkennbar.. uentat, o scheint also hier eine Correctur in den Text eingetragen zu haben. - 768 currica. - 770 cum und -ahit auf Rasur o. - 774 seruilibus] sine uilibus? - Oder verdrängte die Glosse ultro das ursprungliche absque? -
voetnoot767
Über diese schon den Alten wohlbekannte Ungezogenheit der alten und jungen Gauche (Plin. X 25, Juvenal VI 276, dazu Schol. Fertur cuculus curuca absente oua eius sorbere et sua oua illic deponero et abire; at curuca putans, quod sua sint, fouet illa. Sed postquam pulli adulti fuerint, curucam nutricem suam comedunt et de nido recodunt) vgl. meine Nachweise zu Odo de Ciringtonia Par. 4a (Zs. f.d. A. XXIII 283 f.), ferner Papias s. u. cucula, Freidank 143, 22, Ioa. de Ianua s.u. curuca. -
voetnoot768
Über diese schon den Alten wohlbekannte Ungezogenheit der alten und jungen Gauche (Plin. X 25, Juvenal VI 276, dazu Schol. Fertur cuculus curuca absente oua eius sorbere et sua oua illic deponero et abire; at curuca putans, quod sua sint, fouet illa. Sed postquam pulli adulti fuerint, curucam nutricem suam comedunt et de nido recodunt) vgl. meine Nachweise zu Odo de Ciringtonia Par. 4a (Zs. f.d. A. XXIII 283 f.), ferner Papias s. u. cucula, Freidank 143, 22, Ioa. de Ianua s.u. curuca. -
voetnoot769
Beruhen sachlich gewiss auf der Lectüre der römischen Komödien; 770 erinnert formell an Juvenal XIV 145, wo ein Habsüchtiger geschildert wird, der Landgut nach Landgut aufkauft, wenn aber einmal der Besitzer seinen Acker um keinen Preis losschlagen will - si pretio dominus non uincitur ullo, dazu Schol. i.e. non consentit ad distrahendum -, die Frucht desselben durch Schaaren hungrigen Viehs abfressen lässt. -
voetnoot770
Beruhen sachlich gewiss auf der Lectüre der römischen Komödien; 770 erinnert formell an Juvenal XIV 145, wo ein Habsüchtiger geschildert wird, der Landgut nach Landgut aufkauft, wenn aber einmal der Besitzer seinen Acker um keinen Preis losschlagen will - si pretio dominus non uincitur ullo, dazu Schol. i.e. non consentit ad distrahendum -, die Frucht desselben durch Schaaren hungrigen Viehs abfressen lässt. -
voetnoot771
Stammen aus 1 Thessal. V 19, 20 Spiritum nolite extinguere. Prophetias nolite spernere. -
voetnoot772, 772
Stammen aus 1 Thessal. V 19, 20 Spiritum nolite extinguere. Prophetias nolite spernere. -
voetnoot774
Vgl. Eccli VII 25 (auch XXX 12) Filii tibi sunt? erudi illos, et curua illos a pueritia illorum, Ovid Rem. 85 Quae praebet latas arbor spatiantibus umbras, Quo posita est primum tempore, uirga fuit. Tum poterat manibus summa tellure reuelli; Nunc stat in immensum uiribus aucta suis, L II 498 (s. XIII) Touz jours dit-on e'on doit ploier la verge tandis com ele est graille et tendre; quar puis qu'elle est grosse et dure, se on la veut ploier ele brise und namentlich Alan. Parab. VI 61 Dum curuare potes uel curuam reddere uirgam, Faxis ut ad libitum stet tua uirga tuuin; Cum uetus in magnum fuerit solidata uigorem, Non leuiter flectes imperiale caput...: Sic homo, dum puer est, doceatur iussa tenere. -
voetnoot775
= I 294, 295. -
voetnoot776
= I 294, 295. -
[tekstkritische noot]783 conuuuis: conuiuis rad. -
voetnoot777
Beruhen vielleicht auf Persius I 30 ff., wo ein Poet inter pocula seine Gedichte vortragend eliquat et tenero supplantat uerba palato; vgl. auch Hieron. zu Ephes. V 19 Audiant haec adulescentuli... Deo non uoce sed corde canendum nec in tragoedorum modum guttur et fauces dulci medicamine colliniendas, ut in ecclesia theatrales moduli audiantur. -
margenoot+
f. 21a.
voetnoot778
Beruhen vielleicht auf Persius I 30 ff., wo ein Poet inter pocula seine Gedichte vortragend eliquat et tenero supplantat uerba palato; vgl. auch Hieron. zu Ephes. V 19 Audiant haec adulescentuli... Deo non uoce sed corde canendum nec in tragoedorum modum guttur et fauces dulci medicamine colliniendas, ut in ecclesia theatrales moduli audiantur. -
voetnoot779
Aus Lactanz Inst. III 21, wo er Platos Ethik prüft, zusammengezogen: Nihil, inquit, priuati ac proprii habeant: sed ut pares esse possint, quod iustitiae ratio desiderat, omnia in commune possideant. Ferri hoc potest, quamdiu de pecunia dici uidetur. Quod ipsuin quam impossibile sit et quam iniustum, poteram multis rebus ostendere. Concedamus tamen, ut possit fieri. Onmes enim sapientes erunt et pecuniam contemnent. Quo ergo ilium communitas ista perduxit? Matrimonia quoque, inquit, communia esse debebunt: scilicet ut ad eandem mulierem multi uiri tamquam canes confluant... O miram Platonis aequitatem! Ubi est igitur uirtus castitatis? ubi fides coniugalis? quae si tollas, omnis iustitia sublata est etc. -
voetnoot780
Aus Lactanz Inst. III 21, wo er Platos Ethik prüft, zusammengezogen: Nihil, inquit, priuati ac proprii habeant: sed ut pares esse possint, quod iustitiae ratio desiderat, omnia in commune possideant. Ferri hoc potest, quamdiu de pecunia dici uidetur. Quod ipsuin quam impossibile sit et quam iniustum, poteram multis rebus ostendere. Concedamus tamen, ut possit fieri. Onmes enim sapientes erunt et pecuniam contemnent. Quo ergo ilium communitas ista perduxit? Matrimonia quoque, inquit, communia esse debebunt: scilicet ut ad eandem mulierem multi uiri tamquam canes confluant... O miram Platonis aequitatem! Ubi est igitur uirtus castitatis? ubi fides coniugalis? quae si tollas, omnis iustitia sublata est etc. -
voetnoot781
Über Perfidus instructor schreibt l infidelis ministrator - Auch I 1660 nimmt sich der selbstsüchtige Hausherr das Eidotter vorweg; auch I 1279 ist die Linse das Sinnbild des geringsten Werthes. 782 beruht auf Cassian. De coenob. inst. IV 20 De tribus lenticulae granis ab oeconomo repertis. In septimana cuiusdam fratris, cum praeteriens oeconomus tria lenticulae grana uidisset iacere in terra, quae hebdomadario, festinanti dum ea praeparat coctioni, inter manus cum aqua, qua diluebantur, elapsa sunt, confestim super hoc abbatem consuluit: a quo, uelut interuersor neglectorque sacri peculii iudicatus, ab oratione suspensus est. Die h. Maria Aegyptiaca nimmt aus dem ihr von Zozimas mitgebrachten Speisekorbe nur drei Linsen (Vita cap. XXII bei M. 73, 687). -
voetnoot782
Über Perfidus instructor schreibt l infidelis ministrator - Auch I 1660 nimmt sich der selbstsüchtige Hausherr das Eidotter vorweg; auch I 1279 ist die Linse das Sinnbild des geringsten Werthes. 782 beruht auf Cassian. De coenob. inst. IV 20 De tribus lenticulae granis ab oeconomo repertis. In septimana cuiusdam fratris, cum praeteriens oeconomus tria lenticulae grana uidisset iacere in terra, quae hebdomadario, festinanti dum ea praeparat coctioni, inter manus cum aqua, qua diluebantur, elapsa sunt, confestim super hoc abbatem consuluit: a quo, uelut interuersor neglectorque sacri peculii iudicatus, ab oratione suspensus est. Die h. Maria Aegyptiaca nimmt aus dem ihr von Zozimas mitgebrachten Speisekorbe nur drei Linsen (Vita cap. XXII bei M. 73, 687). -
voetnoot783
Horaz Serm. II 8, 35 Vertere pallor Tum parochi faciem nil sic metuentis ut acres Potores. -
voetnoot784
Horaz Serm. II 8, 35 Vertere pallor Tum parochi faciem nil sic metuentis ut acres Potores. -
voetnoot785
Der erste Vers stammt wörtlich aus Horax Epist. I 1, 39 (daher auch Freidank 136, 7); der zweite macht den Eindruck eines zu 785 ergänzend hinzugedichteten Seiten- und Gegenstücks, wie es 784 zu 783, Oderunt peccare mali formidine pene zu Epist. I 16, 52 (vgl. G 132) ist, lässt sich aber anderweitig als solches nicht nachweissen und wird als Sprichwort reichlich bezeugt: F 178 (auch L I 274, II 292, 317) Il n'est si sage qe ä la fiez n'est fol. -
voetnoot786
Der erste Vers stammt wörtlich aus Horax Epist. I 1, 39 (daher auch Freidank 136, 7); der zweite macht den Eindruck eines zu 785 ergänzend hinzugedichteten Seiten- und Gegenstücks, wie es 784 zu 783, Oderunt peccare mali formidine pene zu Epist. I 16, 52 (vgl. G 132) ist, lässt sich aber anderweitig als solches nicht nachweissen und wird als Sprichwort reichlich bezeugt: F 178 (auch L I 274, II 292, 317) Il n'est si sage qe ä la fiez n'est fol. -
[tekstkritische noot]787 potoris bis falerni auf Rasur e. -
voetnoot787
Gehen auf Horaz Epist. I 19, 2 ff. Nulla placere diu nec uiuere carmina possunt, Quae scribuntur aquae potoribus etc. und damit auf den von Zenobios VI 22 (vgl. zu Apost. XVII 52, ähnlich Diogen. VII 39, Apost. XIII 67) überlieferten Spruch des Kratinos Οἶυóς τοι χαϱίεντι πέλει ταχὐς ἳππος ἀοιδῷ Ὕδωϱ δὲ πίνων χϱηστòν οὐδἐν ἂν τέχοις zurück; aus derselben Quelle fliesst eine Reihe anderer Fassungen unseres Spruchs, so beim Archipoeta (Carm. Bur. CLXXII 16, 1, vgl. überhaupt Str. 15-19, J. Grimm Kl. Schriften III 58, Str. 11-15, III 72, Sir. 15-19 und Hauréaus Text Notices et Exlraits XXIX 2, 266 ff.) Tales uersus facio, quale uinuni bibo, L II 223 (s. XIII, ähnlich Zacher 75) Il y a plus de paroles en un sestier de vin qu'en un mui d'iaue, Vil. 10, 7 Ceo lest vin que ewe ne poest, endlich auch in einem deutschen Gedicht, wo natürlich das Bier hinzugesetzt wird: Iwein 818 Wînes ein becher vol Der gît, daz sì iu geseit, Mère rede und manheit Dan vierzec unde viere Mit wazzer ode mit biere - Der Versschluss von 788 nach Verg. Georg. IV 229. -
voetnoot788
Gehen auf Horaz Epist. I 19, 2 ff. Nulla placere diu nec uiuere carmina possunt, Quae scribuntur aquae potoribus etc. und damit auf den von Zenobios VI 22 (vgl. zu Apost. XVII 52, ähnlich Diogen. VII 39, Apost. XIII 67) überlieferten Spruch des Kratinos Οἶυóς τοι χαϱίεντι πέλει ταχὐς ἳππος ἀοιδῷ Ὕδωϱ δὲ πίνων χϱηστòν οὐδἐν ἂν τέχοις zurück; aus derselben Quelle fliesst eine Reihe anderer Fassungen unseres Spruchs, so beim Archipoeta (Carm. Bur. CLXXII 16, 1, vgl. überhaupt Str. 15-19, J. Grimm Kl. Schriften III 58, Str. 11-15, III 72, Sir. 15-19 und Hauréaus Text Notices et Exlraits XXIX 2, 266 ff.) Tales uersus facio, quale uinuni bibo, L II 223 (s. XIII, ähnlich Zacher 75) Il y a plus de paroles en un sestier de vin qu'en un mui d'iaue, Vil. 10, 7 Ceo lest vin que ewe ne poest, endlich auch in einem deutschen Gedicht, wo natürlich das Bier hinzugesetzt wird: Iwein 818 Wînes ein becher vol Der gît, daz sì iu geseit, Mère rede und manheit Dan vierzec unde viere Mit wazzer ode mit biere - Der Versschluss von 788 nach Verg. Georg. IV 229. -
voetnoot789
Über canopica schreibt e egiptia - Exod. I 14 und VII ff. -
voetnoot790
Über canopica schreibt e egiptia - Exod. I 14 und VII ff. -
voetnoot791
Vielleicht hatte der Dichter Stellen, wie Gregor. Mor. V 31 Per iram sapientia perditur..., per iram uita amittitur..., per iram iustitia relinquitur, sicut scriptum est ‘Ira uiri iustitiam dei non operatur’ (Iac. I 20), XXVI 43 Plerumque mentem sub obtentu iustitiae irae immanitas uastat, et dum quasi saeuit zelo rectitudinis, rabiem explet furoris iusteque se facere aestimat, quicquid ira nequiter dictat. Unde et inodum saepe ulciscendi transgreditur, quia mensura iustitiae non frenatur, im Sinne. -
voetnoot792
Vielleicht hatte der Dichter Stellen, wie Gregor. Mor. V 31 Per iram sapientia perditur..., per iram uita amittitur..., per iram iustitia relinquitur, sicut scriptum est ‘Ira uiri iustitiam dei non operatur’ (Iac. I 20), XXVI 43 Plerumque mentem sub obtentu iustitiae irae immanitas uastat, et dum quasi saeuit zelo rectitudinis, rabiem explet furoris iusteque se facere aestimat, quicquid ira nequiter dictat. Unde et inodum saepe ulciscendi transgreditur, quia mensura iustitiae non frenatur, im Sinne. -
voetnoot793
Sap. IV 20, V 1 heisst es von Gottes Richterstuhl (Impii) Venient in cogitatione peccatorum suorum timidi... Tunc stabunt iusti in magna constantia aduersus eos, qui se angustiauerunt, danach die Kirchenväter, so Hieron. contra Pelag. II 22 Nullus intrepidus uadit ad iudicium domini, habens conscientiam peccatoram, Haymo in Paulus Diac. Hom., hom. de sanctis 89 Sicut iudicis aduentum in ciuitate eius iusti diligunt, fures et latrones timent, ita et aduentum domini illi timent, qui eius praeceptis minime se obtemperasse sciunt. Vgl. unten II 387-395. -
voetnoot794
Sap. IV 20, V 1 heisst es von Gottes Richterstuhl (Impii) Venient in cogitatione peccatorum suorum timidi... Tunc stabunt iusti in magna constantia aduersus eos, qui se angustiauerunt, danach die Kirchenväter, so Hieron. contra Pelag. II 22 Nullus intrepidus uadit ad iudicium domini, habens conscientiam peccatoram, Haymo in Paulus Diac. Hom., hom. de sanctis 89 Sicut iudicis aduentum in ciuitate eius iusti diligunt, fures et latrones timent, ita et aduentum domini illi timent, qui eius praeceptis minime se obtemperasse sciunt. Vgl. unten II 387-395. -
[tekstkritische noot]795 suscendit: succendit rad. e. - 796 gestit: gestat e. - 798 In te nempe auf Rasur o. -
voetnoot795
Der auch I 1506 ausgesprochene Gedanke, dass Neid den eigenen Herrn frisst, wird schon in der Bibel angedeutet (Prouerb. XIV 30, Sap. VI 25) und mit aller Bestimmtheit sowohl von den Alten (Hor. Epist. I 2, 57 Inuidus alterius macrescit rebus opimis; Inuidia Siculi non inuenere tyranni Maius tormentum, Curtius VIII 43, 18 Dixit inuidos homines nihil aliud quam ipsorum esse tormenta, vgl. Ovid Met. II 780 ff.) wie namentlich in der Patristik zum Ausdruck gebracht, so Hieron. in Eccles. IV 5 Qui alienae felieitati inuidet..., iste comedit animam suam et carnes suas. Quanto enim eum, cui inuidet, feliciorem uiderit, tanto ipse amplius contabescit et deperit, ad Galat. V 19-21 (= Isidor. Differ. I Z. 610) Pulchre quidain de neotericis, Graecum uersum transferens, elegiaco metro de inuidia lusit dicens: Iustius inuidia nihil est: quae protinus ipsum Auctorem rodit excruciatque animum, Isid. Sent. III 25, 1 Liuor alieni boni suum punit auctorem. Nam unde bonus proficit, inde inuidus contabescit, Petr. Chrysol. Sermo 172 und sonst; vgl. ferner Otloh 506, 18 Inuidus inuidiae suae telo inprimis percutitur, Alan. Parab. I 3 Non aliud nisi se ualet ardens Ethna cremare: Sic se, non alios, inuidus ipse cremat, Carm. Bur. LXXIV a, Z 108. Die Metapher inuidiae rubigo stammt aus Greg. Hom, in Euang. I 8, 2, die Fackeln des Neides aus demselben, z. B. Mor. XIII 37, 42 Corda paruulorum inuidiae facibus succenduntur, X 6, 8 Ne inuidia mordeat et... sua se face consumat, XXI 10, 17 Inuidiae face succensi. -
voetnoot796
Der auch I 1506 ausgesprochene Gedanke, dass Neid den eigenen Herrn frisst, wird schon in der Bibel angedeutet (Prouerb. XIV 30, Sap. VI 25) und mit aller Bestimmtheit sowohl von den Alten (Hor. Epist. I 2, 57 Inuidus alterius macrescit rebus opimis; Inuidia Siculi non inuenere tyranni Maius tormentum, Curtius VIII 43, 18 Dixit inuidos homines nihil aliud quam ipsorum esse tormenta, vgl. Ovid Met. II 780 ff.) wie namentlich in der Patristik zum Ausdruck gebracht, so Hieron. in Eccles. IV 5 Qui alienae felieitati inuidet..., iste comedit animam suam et carnes suas. Quanto enim eum, cui inuidet, feliciorem uiderit, tanto ipse amplius contabescit et deperit, ad Galat. V 19-21 (= Isidor. Differ. I Z. 610) Pulchre quidain de neotericis, Graecum uersum transferens, elegiaco metro de inuidia lusit dicens: Iustius inuidia nihil est: quae protinus ipsum Auctorem rodit excruciatque animum, Isid. Sent. III 25, 1 Liuor alieni boni suum punit auctorem. Nam unde bonus proficit, inde inuidus contabescit, Petr. Chrysol. Sermo 172 und sonst; vgl. ferner Otloh 506, 18 Inuidus inuidiae suae telo inprimis percutitur, Alan. Parab. I 3 Non aliud nisi se ualet ardens Ethna cremare: Sic se, non alios, inuidus ipse cremat, Carm. Bur. LXXIV a, Z 108. Die Metapher inuidiae rubigo stammt aus Greg. Hom, in Euang. I 8, 2, die Fackeln des Neides aus demselben, z. B. Mor. XIII 37, 42 Corda paruulorum inuidiae facibus succenduntur, X 6, 8 Ne inuidia mordeat et... sua se face consumat, XXI 10, 17 Inuidiae face succensi. -
voetnoot797
Der auch I 1506 ausgesprochene Gedanke, dass Neid den eigenen Herrn frisst, wird schon in der Bibel angedeutet (Prouerb. XIV 30, Sap. VI 25) und mit aller Bestimmtheit sowohl von den Alten (Hor. Epist. I 2, 57 Inuidus alterius macrescit rebus opimis; Inuidia Siculi non inuenere tyranni Maius tormentum, Curtius VIII 43, 18 Dixit inuidos homines nihil aliud quam ipsorum esse tormenta, vgl. Ovid Met. II 780 ff.) wie namentlich in der Patristik zum Ausdruck gebracht, so Hieron. in Eccles. IV 5 Qui alienae felieitati inuidet..., iste comedit animam suam et carnes suas. Quanto enim eum, cui inuidet, feliciorem uiderit, tanto ipse amplius contabescit et deperit, ad Galat. V 19-21 (= Isidor. Differ. I Z. 610) Pulchre quidain de neotericis, Graecum uersum transferens, elegiaco metro de inuidia lusit dicens: Iustius inuidia nihil est: quae protinus ipsum Auctorem rodit excruciatque animum, Isid. Sent. III 25, 1 Liuor alieni boni suum punit auctorem. Nam unde bonus proficit, inde inuidus contabescit, Petr. Chrysol. Sermo 172 und sonst; vgl. ferner Otloh 506, 18 Inuidus inuidiae suae telo inprimis percutitur, Alan. Parab. I 3 Non aliud nisi se ualet ardens Ethna cremare: Sic se, non alios, inuidus ipse cremat, Carm. Bur. LXXIV a, Z 108. Die Metapher inuidiae rubigo stammt aus Greg. Hom, in Euang. I 8, 2, die Fackeln des Neides aus demselben, z. B. Mor. XIII 37, 42 Corda paruulorum inuidiae facibus succenduntur, X 6, 8 Ne inuidia mordeat et... sua se face consumat, XXI 10, 17 Inuidiae face succensi. -
margenoot+
J. 21b.
voetnoot798
Der auch I 1506 ausgesprochene Gedanke, dass Neid den eigenen Herrn frisst, wird schon in der Bibel angedeutet (Prouerb. XIV 30, Sap. VI 25) und mit aller Bestimmtheit sowohl von den Alten (Hor. Epist. I 2, 57 Inuidus alterius macrescit rebus opimis; Inuidia Siculi non inuenere tyranni Maius tormentum, Curtius VIII 43, 18 Dixit inuidos homines nihil aliud quam ipsorum esse tormenta, vgl. Ovid Met. II 780 ff.) wie namentlich in der Patristik zum Ausdruck gebracht, so Hieron. in Eccles. IV 5 Qui alienae felieitati inuidet..., iste comedit animam suam et carnes suas. Quanto enim eum, cui inuidet, feliciorem uiderit, tanto ipse amplius contabescit et deperit, ad Galat. V 19-21 (= Isidor. Differ. I Z. 610) Pulchre quidain de neotericis, Graecum uersum transferens, elegiaco metro de inuidia lusit dicens: Iustius inuidia nihil est: quae protinus ipsum Auctorem rodit excruciatque animum, Isid. Sent. III 25, 1 Liuor alieni boni suum punit auctorem. Nam unde bonus proficit, inde inuidus contabescit, Petr. Chrysol. Sermo 172 und sonst; vgl. ferner Otloh 506, 18 Inuidus inuidiae suae telo inprimis percutitur, Alan. Parab. I 3 Non aliud nisi se ualet ardens Ethna cremare: Sic se, non alios, inuidus ipse cremat, Carm. Bur. LXXIV a, Z 108. Die Metapher inuidiae rubigo stammt aus Greg. Hom, in Euang. I 8, 2, die Fackeln des Neides aus demselben, z. B. Mor. XIII 37, 42 Corda paruulorum inuidiae facibus succenduntur, X 6, 8 Ne inuidia mordeat et... sua se face consumat, XXI 10, 17 Inuidiae face succensi. -
voetnoot799
Gehen doch wohl auf Eccles. II 14 Sapientis oculi in capite eius; stultus in tenebris ambulat zurück, wozu Hieron. (und nach ihm Alcuin, M. C 677) im Sinne von Sail. Cat. I, Ovid Met. I 84 ff., Lact. Inst. II 1, II 18, De ira dei 20 erklärend bemerkt Videtur mihi, qui sapientiam sequitur, oculos in caelum semper crigere et in sublime os habere surrectum eaque, quae supra suum uerticem sunt, contemplari, qui uero stultitiae et uitiis deditus sit, uersari in tenebris et in rerum ignorantia uolutari... Ille oculos ad caelum leuat, iste in terram deprimit, können aber zugleich eine Hindeutung auf das jüngste Gericht enthalten, vgl. Lact. Inst. VII 27 Quisquis corruptelas terrae uirtute calcauerit, hunc arbiter ille summus et uerax ad lucem uitamque perpetuam suscitabit... Quicumque rationem hominis abiecerit ac praesentia secutus in humum se ipse prostrauerit, tamquam desertor domini et imperatoris et patris sui punietur. -
voetnoot800
Gehen doch wohl auf Eccles. II 14 Sapientis oculi in capite eius; stultus in tenebris ambulat zurück, wozu Hieron. (und nach ihm Alcuin, M. C 677) im Sinne von Sail. Cat. I, Ovid Met. I 84 ff., Lact. Inst. II 1, II 18, De ira dei 20 erklärend bemerkt Videtur mihi, qui sapientiam sequitur, oculos in caelum semper crigere et in sublime os habere surrectum eaque, quae supra suum uerticem sunt, contemplari, qui uero stultitiae et uitiis deditus sit, uersari in tenebris et in rerum ignorantia uolutari... Ille oculos ad caelum leuat, iste in terram deprimit, können aber zugleich eine Hindeutung auf das jüngste Gericht enthalten, vgl. Lact. Inst. VII 27 Quisquis corruptelas terrae uirtute calcauerit, hunc arbiter ille summus et uerax ad lucem uitamque perpetuam suscitabit... Quicumque rationem hominis abiecerit ac praesentia secutus in humum se ipse prostrauerit, tamquam desertor domini et imperatoris et patris sui punietur. -
[tekstkritische noot]805 assiduas: assiduos. -
voetnoot801
Bekämpfen das Laster der acedia, vgl. Alcuin De uirt. et uitiis cap. 32 Acedia est pestis, quae deo famulantihus multum nocere probatur, dum otiosus homo torpescit in desideriis carnalibus nec in opere gaudet spirituali nec in salute animae suae laetatur nec in adiutorio fraterni laboris hilarescit... De qua nascitur somnolentia, pigritia operis boni, instabilitas loci..., tepiditas laborandi etc.
voetnoot802
Bekämpfen das Laster der acedia, vgl. Alcuin De uirt. et uitiis cap. 32 Acedia est pestis, quae deo famulantihus multum nocere probatur, dum otiosus homo torpescit in desideriis carnalibus nec in opere gaudet spirituali nec in salute animae suae laetatur nec in adiutorio fraterni laboris hilarescit... De qua nascitur somnolentia, pigritia operis boni, instabilitas loci..., tepiditas laborandi etc.
voetnoot803
Beziehen sich auf Ioa. XX 19-29 und stammen aus Gregor. Hom, in Euang. II 26. Auf die zweifelnde Frage Quomodo post resurrectionem corpus dominicum uerum fuit, quod clausis ianuis ad discipulos ingredi potuit? erwidert G. Diuina operatio, si ratione comprehenditur, non est admirabilis; nec fides habet meritum, cui humana ratio praebet experimentum. -
voetnoot804
Beziehen sich auf Ioa. XX 19-29 und stammen aus Gregor. Hom, in Euang. II 26. Auf die zweifelnde Frage Quomodo post resurrectionem corpus dominicum uerum fuit, quod clausis ianuis ad discipulos ingredi potuit? erwidert G. Diuina operatio, si ratione comprehenditur, non est admirabilis; nec fides habet meritum, cui humana ratio praebet experimentum. -
voetnoot805
Cassian. De coen. inst. X 23 Haec est apud Aegyptum ab antiquis patribus sancita sententia ‘Operantem monachum daemone uno pulsari, otiosum ucro innumeris spiritibus deuastari’, und dies beruht gewiss auf Matth. XII 43-45, vgl. Gregor. Reg. Past. III 15 In desideriis est oinnis otiosus (Prouerb. XXI 26). Hinc ipsa Veritate praedicante uno quidem exeunte spiritu munda domus dicitur, sed multiplicius redeunte, dum uacat, occupatur. Der einzige Teufel (II 600), der auch die Fleissigen nicht rerlässt, ist nicht sowohl die superbia (II 83), als vielmehr nach Cassian. V 19 die gastrimargia, die wir nie ertödten, nur einschränken können; die übrigen sieben nequitiae hingegen (fornicatio, auaritia, ira, tristitia, accdia, cenodoxia, superbia) können und sollen wir ganz ausrotten (V 19-21). Zu 806 vgl. auch Eccli XXXIII 29 Multam malitiam docuit otiositas, Basilius M. Hom. 7 Hexaem. Otium mala faciendi principium est, Ioa. Chrysost. Hom, in Matth. 36 Omnium uitiorum quasi magistra quaedam atque origo est otiositas; der Versschluss wie I 979. -
voetnoot806
Cassian. De coen. inst. X 23 Haec est apud Aegyptum ab antiquis patribus sancita sententia ‘Operantem monachum daemone uno pulsari, otiosum ucro innumeris spiritibus deuastari’, und dies beruht gewiss auf Matth. XII 43-45, vgl. Gregor. Reg. Past. III 15 In desideriis est oinnis otiosus (Prouerb. XXI 26). Hinc ipsa Veritate praedicante uno quidem exeunte spiritu munda domus dicitur, sed multiplicius redeunte, dum uacat, occupatur. Der einzige Teufel (II 600), der auch die Fleissigen nicht rerlässt, ist nicht sowohl die superbia (II 83), als vielmehr nach Cassian. V 19 die gastrimargia, die wir nie ertödten, nur einschränken können; die übrigen sieben nequitiae hingegen (fornicatio, auaritia, ira, tristitia, accdia, cenodoxia, superbia) können und sollen wir ganz ausrotten (V 19-21). Zu 806 vgl. auch Eccli XXXIII 29 Multam malitiam docuit otiositas, Basilius M. Hom. 7 Hexaem. Otium mala faciendi principium est, Ioa. Chrysost. Hom, in Matth. 36 Omnium uitiorum quasi magistra quaedam atque origo est otiositas; der Versschluss wie I 979. -
voetnoot807
Prouerb. XV 1 (Sch 66, Otloh 525, 14, A 61 f.) Respousio mollis frangit iram, sermo durus suscitat furorem, daher auch Doctrina mag. P. Abaelardi 215 Accensas mollis responsio mitigat iras, Auget eas potius dura creatque nouas, L II 289 ff., Freidank 64, 12, Z 118, 180 f., 190, Ch 42, 6-8, G 346. -
voetnoot808
Prouerb. XV 1 (Sch 66, Otloh 525, 14, A 61 f.) Respousio mollis frangit iram, sermo durus suscitat furorem, daher auch Doctrina mag. P. Abaelardi 215 Accensas mollis responsio mitigat iras, Auget eas potius dura creatque nouas, L II 289 ff., Freidank 64, 12, Z 118, 180 f., 190, Ch 42, 6-8, G 346. -
voetnoot809
Über undis schreibt e olim - Genesis VIII 6-11 nach der Auslegung der Kirchenväter, vgl. Augustin. in Pentat. I 13 Quod scriptum est dimissum esse coruum nec rediisse, et dimissam post eum columbam et ipsam rediisse, quod non inuenisset requiem pedibus suis, quaestio solet oboriri, utrum coruus mortuus sit an aliquo modo uiuere potuerit, quia utique, si fuit terra, ubi requiesceret, etiam columba requiem potuit inuenire pedibus suis. Unde conicitur a multis, quod cadaueri potuerit coruus insidere, quod columba naturaliter refugit, Dial, quaest. LIX Coruus, ut non reuerteretur, aut aquis interceptus est aut alicui cadaueri illectus insedit, weiteres bei Ebert Gesch. d. Litt. d. M A III 17. Über den von unserem Dichter beklagten Übergang des Raben vom Wasser zum Lande urtheilt Sedulius I 170 ff. günstiger: Heliam corui quondam pauere ministri Praebentes sine more dapes, alesque rapinis Deditus atque auido saturans caua guttura rostro Tradidit inlaesam ieiunis morsibus escam. Nunc bonus Heliae, qui perfidus antea Noe, Abluit in terris, quidquid deliquit in undis.-
voetnoot810
Über undis schreibt e olim - Genesis VIII 6-11 nach der Auslegung der Kirchenväter, vgl. Augustin. in Pentat. I 13 Quod scriptum est dimissum esse coruum nec rediisse, et dimissam post eum columbam et ipsam rediisse, quod non inuenisset requiem pedibus suis, quaestio solet oboriri, utrum coruus mortuus sit an aliquo modo uiuere potuerit, quia utique, si fuit terra, ubi requiesceret, etiam columba requiem potuit inuenire pedibus suis. Unde conicitur a multis, quod cadaueri potuerit coruus insidere, quod columba naturaliter refugit, Dial, quaest. LIX Coruus, ut non reuerteretur, aut aquis interceptus est aut alicui cadaueri illectus insedit, weiteres bei Ebert Gesch. d. Litt. d. M A III 17. Über den von unserem Dichter beklagten Übergang des Raben vom Wasser zum Lande urtheilt Sedulius I 170 ff. günstiger: Heliam corui quondam pauere ministri Praebentes sine more dapes, alesque rapinis Deditus atque auido saturans caua guttura rostro Tradidit inlaesam ieiunis morsibus escam. Nunc bonus Heliae, qui perfidus antea Noe, Abluit in terris, quidquid deliquit in undis.-
voetnoot811
Auianus Fab. 5; weitere Belege Ind. 7094, 7096, Du Méril Poés. inéd. 1854 p. 140 Amn. 1, V II 154, zu Odo 26 (Zs. f.d. A. XXIII 291), Alan. Parab. V 11 ff., Archipoeta IV 23, 3 (J. Grimm Kl. Schr. III 59), Carm. Bur. XIX 1, 7 f. -
voetnoot812
Auianus Fab. 5; weitere Belege Ind. 7094, 7096, Du Méril Poés. inéd. 1854 p. 140 Amn. 1, V II 154, zu Odo 26 (Zs. f.d. A. XXIII 291), Alan. Parab. V 11 ff., Archipoeta IV 23, 3 (J. Grimm Kl. Schr. III 59), Carm. Bur. XIX 1, 7 f. -
voetnoot813
Der Cyniker Peregrinus Proteus, die von Glücksrittern missbrauchte personificierte Gutmüthigkeit, ist der Gegenstand von Lucians Schrift De morte Peregrini. Er stürzte sich 166 (168) n. Chr. freiwillig in den brennenden Scheiterhaufen und gab damit das einzige, was er besass, hin, sein Leben. Von den Kirchenvätern nennt ihn nur Tertullian. Ad Martyres cap. 4 (Peregrinus, qui non olim se rogo iminisit) und zwar unter den Philosophen, die sich dem Märtyrertode geweiht haben. - Zu 814 vgl. Augustin. in Psalm. XLII 8 Si panem dederis tristis, et panein et meritum perdidisti, Reg. S. Bened. V extr., SM, S. Summopere caue ne illi, qui tibi carus est amicus, des exiguum (exigium M1) munus. M. Si amico tuo inuitus das munera, perdis amicum tuum et munera, L II 255 (s. XIII) Qui le sien donne recroiaument son gré en pert. -
voetnoot814
Der Cyniker Peregrinus Proteus, die von Glücksrittern missbrauchte personificierte Gutmüthigkeit, ist der Gegenstand von Lucians Schrift De morte Peregrini. Er stürzte sich 166 (168) n. Chr. freiwillig in den brennenden Scheiterhaufen und gab damit das einzige, was er besass, hin, sein Leben. Von den Kirchenvätern nennt ihn nur Tertullian. Ad Martyres cap. 4 (Peregrinus, qui non olim se rogo iminisit) und zwar unter den Philosophen, die sich dem Märtyrertode geweiht haben. - Zu 814 vgl. Augustin. in Psalm. XLII 8 Si panem dederis tristis, et panein et meritum perdidisti, Reg. S. Bened. V extr., SM, S. Summopere caue ne illi, qui tibi carus est amicus, des exiguum (exigium M1) munus. M. Si amico tuo inuitus das munera, perdis amicum tuum et munera, L II 255 (s. XIII) Qui le sien donne recroiaument son gré en pert. -
voetnoot815
Über adolere meracam schreibt e crescere amaritudinem - Im Anfange von Vergil. Aen. XII wird die verzweifelte Lage und Stimmung des Turnus geschildert: wie ein wunder Löwe, haud secus accenso gliscit uiolentia Turno (9). Latinus bietet alles auf, um ihn zu besänftigen, aber - haudquaquam dietis uiolentia Turni Flectitur, exsuperat magis aegreseitque medendo (45 f.). Die Übereinstimmung in Situation und Wortlaut macht es wahrseheinlieh, dass der Dichter diese Stelle im Sinne hatte, wenngleich dieser Gedanke auch sonst reichlich bezeugt ist, vgl. Gildemeister zu Sextus Sent. 149 Malis qui adulatur, peiores facit, Eberh. Beth. Grecismus (nach Du Cange s.u. uillanus) Quando mulcetur uillanus, peior habetur. Pungas (Ungas?) uillanum, polluet ille manum. Ungentem pungit, pungentem rustieus ungit, L II 106 (s. XIII, XV, XVI, vgl. 105, 486) Oignez vilain il vous poindra, Poignez vilain il vous oindra, Freidank 83, 3, Z 17, 191, Ch 44, 19 Oin le vilain, il te chiera an la main, C 12, 106, SB 13, D 1900. -
voetnoot816
Über adolere meracam schreibt e crescere amaritudinem - Im Anfange von Vergil. Aen. XII wird die verzweifelte Lage und Stimmung des Turnus geschildert: wie ein wunder Löwe, haud secus accenso gliscit uiolentia Turno (9). Latinus bietet alles auf, um ihn zu besänftigen, aber - haudquaquam dietis uiolentia Turni Flectitur, exsuperat magis aegreseitque medendo (45 f.). Die Übereinstimmung in Situation und Wortlaut macht es wahrseheinlieh, dass der Dichter diese Stelle im Sinne hatte, wenngleich dieser Gedanke auch sonst reichlich bezeugt ist, vgl. Gildemeister zu Sextus Sent. 149 Malis qui adulatur, peiores facit, Eberh. Beth. Grecismus (nach Du Cange s.u. uillanus) Quando mulcetur uillanus, peior habetur. Pungas (Ungas?) uillanum, polluet ille manum. Ungentem pungit, pungentem rustieus ungit, L II 106 (s. XIII, XV, XVI, vgl. 105, 486) Oignez vilain il vous poindra, Poignez vilain il vous oindra, Freidank 83, 3, Z 17, 191, Ch 44, 19 Oin le vilain, il te chiera an la main, C 12, 106, SB 13, D 1900. -
[tekstkritische noot]819-830 am Rande nachgetragen, vgl. oben zu 631. -
margenoot+
f. 22a.
voetnoot818
Über Crabrones schreibt l muscę quę de asinis nascuntur. -
voetnoot819
‘Das Geld kommt aus den wilden Krallen der (gierigen und geizigen) Mönche genau so schwer heraus, wie die Schwindsucht aus dem gesunden Rücken’, also gar nicht (I 205) - die alte Klage von der auaritia cleri, vgl. Y III 718 Mos suus est monacho: ui capit, ungue tenet, Walther 34, 21 Grôzen hort zerteilet selten pfaffen hant. -
voetnoot820
‘Das Geld kommt aus den wilden Krallen der (gierigen und geizigen) Mönche genau so schwer heraus, wie die Schwindsucht aus dem gesunden Rücken’, also gar nicht (I 205) - die alte Klage von der auaritia cleri, vgl. Y III 718 Mos suus est monacho: ui capit, ungue tenet, Walther 34, 21 Grôzen hort zerteilet selten pfaffen hant. -
voetnoot821
L II 204 (s. XIII) Après mengier nappe, Ch 39, 4-8 Apres maingier tualie. Tarde gausape dat homo, si prius esea recedat. Tarde mapa datur, est ubi quisque satur etc. -
voetnoot822
L II 204 (s. XIII) Après mengier nappe, Ch 39, 4-8 Apres maingier tualie. Tarde gausape dat homo, si prius esea recedat. Tarde mapa datur, est ubi quisque satur etc. -
voetnoot823
Juvenal IX 70-82, zumal 71 Ni tibi deditus essem Deuotusque cliens, uxor tua uirgo maneret und 82 Quod tibi fiholus, quod filia nascitur ex me. Vgl. I 767 f. -
voetnoot824
Juvenal IX 70-82, zumal 71 Ni tibi deditus essem Deuotusque cliens, uxor tua uirgo maneret und 82 Quod tibi fiholus, quod filia nascitur ex me. Vgl. I 767 f. -
voetnoot827
Wiederholung von I 463, duriter entspricht also dem uix; lac pressum für frischen, weichen Käse aus Verg. Ecl. I 81. -
voetnoot828
Wiederholung von I 463, duriter entspricht also dem uix; lac pressum für frischen, weichen Käse aus Verg. Ecl. I 81. -
[tekstkritische noot]832 Exempbo: Exemplo rad. - 835 In siluis onager auf Rasur e. -
voetnoot829
Reflexion über Verg. Aen. VI 137 ff., formell vgl. VI 323 Stygiamque paludem. -
voetnoot830
Reflexion über Verg. Aen. VI 137 ff., formell vgl. VI 323 Stygiamque paludem. -
voetnoot831
Nebris erklärt e durch purgata pellis - Ich vermag nur auf die entfernt anklingende Stelle Amarcius II 517, 523 ff. (Serap. XVI 112) hinzuweisen: Quid de pauperibus sublatis stercore (Psalm. CXII 7) dicam?... Quod uideo illum illum tergo pernicis igene (= hyaenae) Et lena (= lcaena) uiridi iocunda obdueere membra, Quem caprae turpis membrami prius decorauit. -
voetnoot832
Nebris erklärt e durch purgata pellis - Ich vermag nur auf die entfernt anklingende Stelle Amarcius II 517, 523 ff. (Serap. XVI 112) hinzuweisen: Quid de pauperibus sublatis stercore (Psalm. CXII 7) dicam?... Quod uideo illum illum tergo pernicis igene (= hyaenae) Et lena (= lcaena) uiridi iocunda obdueere membra, Quem caprae turpis membrami prius decorauit. -
voetnoot833
E. Hoefer, WdVs.8 1729 ‘Was die Liebe nicht thut!’ sagte der Schneider, da küsste er den Bock zwischen den Hörnern, D 753 Bâhî l'gatte into les coines. Formell vgl. Verg. Aen. VI 245, wo media inter cornua saetas, und Ovid Ars I 291, wo media inter cornua nigro den Versschluss bildet. -
voetnoot834
E. Hoefer, WdVs.8 1729 ‘Was die Liebe nicht thut!’ sagte der Schneider, da küsste er den Bock zwischen den Hörnern, D 753 Bâhî l'gatte into les coines. Formell vgl. Verg. Aen. VI 245, wo media inter cornua saetas, und Ovid Ars I 291, wo media inter cornua nigro den Versschluss bildet. -
voetnoot835
Eccli XIII 23 Venatio leonis onager in eremo: sic et pascua diuitum sunt pauperes; vgl. Y III 194 Plebs procerum cibus est utpote prata gregum. -
voetnoot836
Eccli XIII 23 Venatio leonis onager in eremo: sic et pascua diuitum sunt pauperes; vgl. Y III 194 Plebs procerum cibus est utpote prata gregum. -
voetnoot837
Über Uncinus schreibt e hak - Hieronymus zu Amos VIII 1 Uncino (nämlich ligneo) rami arborum detrahuntur ad poma carpenda - parentum i.e. arborum, der Bäume, die den Widerhaken einst selbst als Zweig hervorgebracht haben. -
voetnoot838
Über Uncinus schreibt e hak - Hieronymus zu Amos VIII 1 Uncino (nämlich ligneo) rami arborum detrahuntur ad poma carpenda - parentum i.e. arborum, der Bäume, die den Widerhaken einst selbst als Zweig hervorgebracht haben. -
voetnoot839
Die zweite Zeile ist sachlich = I 309, die erste wohl = I 164. -
voetnoot840
Die zweite Zeile ist sachlich = I 309, die erste wohl = I 164. -
[tekstkritische noot]852 Et pica cum mil auf Rasur l, über mil trug derselbe, weil der Raum nicht ausreichte, uo nach. -
voetnoot841
Persius III 1-6, wo der Lehrer die tief in den Morgen hineinschlafenden Schüler anführt Nempe haec assidue? iam clarum mane fenestras Intrat... Stertimus, indomitum quod despumare Falernum Sufficiat... siccas insana canicula messes Iamdudum coquit, et patula pecus omne sub ulmo est! -
voetnoot842
Persius III 1-6, wo der Lehrer die tief in den Morgen hineinschlafenden Schüler anführt Nempe haec assidue? iam clarum mane fenestras Intrat... Stertimus, indomitum quod despumare Falernum Sufficiat... siccas insana canicula messes Iamdudum coquit, et patula pecus omne sub ulmo est! -
voetnoot843
Versification der bekannten römischen Briefformel; auch das Schreiben 2 Maccab. XI 28-33 beginnt mit Si ualetis, sic estis, ut uolumus, sed et ipsi bene ualemus und schliesst mit Valete. -
voetnoot844
Versification der bekannten römischen Briefformel; auch das Schreiben 2 Maccab. XI 28-33 beginnt mit Si ualetis, sic estis, ut uolumus, sed et ipsi bene ualemus und schliesst mit Valete. -
voetnoot845
Stimmen sachlich, 845a auch formell mit I 128 überein. -
voetnoot846
Stimmen sachlich, 845a auch formell mit I 128 überein. -
voetnoot847
Gehören gewiss zusammen, circus 848 entspricht der palestra 850: der abgegangene Zögling ist ein Epicuri do grege porcus (Hor. Epist. I 4, 16) und verbreitet als solcher (Y VII 313-324) keinen Wohlgeruch, hat deshalb auch am liebsten die Schweine des Klosters (Ecbasis p. 51, Anm. 2) gehütet und sich ihr Thun und Treiben zum Vorbild genommen, ein Nachkomme des ungerathenen Sohnes (zu 853), welcher ab schola ad uentris se deponebat ingluuiem cupiens saturari de siliquis, quas porci manducabant. Hoc norunt Epicurei, qui, cum Platonicas et Aristotelicas percurrerent scholas nullamque illic aut diuinitatis aut scientiae inuenirent disciplinam, Epicuro se tradunt, ultimo desperationis et uoluptatis auetori, et manducant siliquas, hoc est, uoluptatibus corporis male dulcibus inhiant (Petr. Chrysol. Serm. 5). -
voetnoot848
Gehören gewiss zusammen, circus 848 entspricht der palestra 850: der abgegangene Zögling ist ein Epicuri do grege porcus (Hor. Epist. I 4, 16) und verbreitet als solcher (Y VII 313-324) keinen Wohlgeruch, hat deshalb auch am liebsten die Schweine des Klosters (Ecbasis p. 51, Anm. 2) gehütet und sich ihr Thun und Treiben zum Vorbild genommen, ein Nachkomme des ungerathenen Sohnes (zu 853), welcher ab schola ad uentris se deponebat ingluuiem cupiens saturari de siliquis, quas porci manducabant. Hoc norunt Epicurei, qui, cum Platonicas et Aristotelicas percurrerent scholas nullamque illic aut diuinitatis aut scientiae inuenirent disciplinam, Epicuro se tradunt, ultimo desperationis et uoluptatis auetori, et manducant siliquas, hoc est, uoluptatibus corporis male dulcibus inhiant (Petr. Chrysol. Serm. 5). -
voetnoot849
Gehören gewiss zusammen, circus 848 entspricht der palestra 850: der abgegangene Zögling ist ein Epicuri do grege porcus (Hor. Epist. I 4, 16) und verbreitet als solcher (Y VII 313-324) keinen Wohlgeruch, hat deshalb auch am liebsten die Schweine des Klosters (Ecbasis p. 51, Anm. 2) gehütet und sich ihr Thun und Treiben zum Vorbild genommen, ein Nachkomme des ungerathenen Sohnes (zu 853), welcher ab schola ad uentris se deponebat ingluuiem cupiens saturari de siliquis, quas porci manducabant. Hoc norunt Epicurei, qui, cum Platonicas et Aristotelicas percurrerent scholas nullamque illic aut diuinitatis aut scientiae inuenirent disciplinam, Epicuro se tradunt, ultimo desperationis et uoluptatis auetori, et manducant siliquas, hoc est, uoluptatibus corporis male dulcibus inhiant (Petr. Chrysol. Serm. 5). -
margenoot+
f. 22b.
voetnoot850
Gehören gewiss zusammen, circus 848 entspricht der palestra 850: der abgegangene Zögling ist ein Epicuri do grege porcus (Hor. Epist. I 4, 16) und verbreitet als solcher (Y VII 313-324) keinen Wohlgeruch, hat deshalb auch am liebsten die Schweine des Klosters (Ecbasis p. 51, Anm. 2) gehütet und sich ihr Thun und Treiben zum Vorbild genommen, ein Nachkomme des ungerathenen Sohnes (zu 853), welcher ab schola ad uentris se deponebat ingluuiem cupiens saturari de siliquis, quas porci manducabant. Hoc norunt Epicurei, qui, cum Platonicas et Aristotelicas percurrerent scholas nullamque illic aut diuinitatis aut scientiae inuenirent disciplinam, Epicuro se tradunt, ultimo desperationis et uoluptatis auetori, et manducant siliquas, hoc est, uoluptatibus corporis male dulcibus inhiant (Petr. Chrysol. Serm. 5). -
voetnoot851
Vgl. I 809 f., 49, für die diebischen Elstern D 1940 und die sturni fures II a 42; ähnlich Ioel I 4 f. -
voetnoot852
Vgl. I 809 f., 49, für die diebischen Elstern D 1940 und die sturni fures II a 42; ähnlich Ioel I 4 f. -
[tekstkritische noot]853 Poccorum - 854 inflatas; es gehört doch wohl zu folles, und dies ist auch im Mlat. masc. - 860 Nostris ////// inhiant (wahrscheinlich ist saccellis ausradiert), Qui am Rande nachgetr. - 862 inglorios: inglorius -
voetnoot853
Über contempsimus schreibt e scripta poetarum und deutet damit die Eicheln richtig. Porcorum siliquae werden Luc. XV 16 erwähnt und dem Brote entgegengesetzt; aus den Commentaren der Kirchenväter zu dieser Stelle stammt unser Spruch, vgl. Ambrosius, Augustinus, Beda bei M. XV 1758, XXXVII 1787, XCII 523, namentlich aber Hieron. Epist. 21, 13 Possumus et aliter [porcorum] siliquas interpretari. Daemonum cibus est carmina poetarum, saecularis sapientia, rhetoricorum pompa uerborum. Haec sua omnes suauitate delectant.... Verum ubi cum summo studio fuerint ac labore perlecta, nihil aliud nisi inanem sonum et sermonum strepitum suis lectoribus tribuunt: nulla ibi saturitas ueritatis, nulla refectio iustitiae reperitur und Paulus Diac. Homiliarius I 87 Siliqua genus est leguminis, follibus maximum et sonorum, sed granorum paucitate sterile et pene uacuum. Ideoque per siliquas designantur doctrinae saeculares, sterili suauitate resonantes, in quibus laudes idolorum i.e. fabulae et carmina poetarum concrepant, quibus porci i. e. daemones delectantur. Daher erklärt sich auch Carm. Bur. XI 4, wo Zeile 6 nos statt non zu lesen ist. -
voetnoot854
Über contempsimus schreibt e scripta poetarum und deutet damit die Eicheln richtig. Porcorum siliquae werden Luc. XV 16 erwähnt und dem Brote entgegengesetzt; aus den Commentaren der Kirchenväter zu dieser Stelle stammt unser Spruch, vgl. Ambrosius, Augustinus, Beda bei M. XV 1758, XXXVII 1787, XCII 523, namentlich aber Hieron. Epist. 21, 13 Possumus et aliter [porcorum] siliquas interpretari. Daemonum cibus est carmina poetarum, saecularis sapientia, rhetoricorum pompa uerborum. Haec sua omnes suauitate delectant.... Verum ubi cum summo studio fuerint ac labore perlecta, nihil aliud nisi inanem sonum et sermonum strepitum suis lectoribus tribuunt: nulla ibi saturitas ueritatis, nulla refectio iustitiae reperitur und Paulus Diac. Homiliarius I 87 Siliqua genus est leguminis, follibus maximum et sonorum, sed granorum paucitate sterile et pene uacuum. Ideoque per siliquas designantur doctrinae saeculares, sterili suauitate resonantes, in quibus laudes idolorum i.e. fabulae et carmina poetarum concrepant, quibus porci i. e. daemones delectantur. Daher erklärt sich auch Carm. Bur. XI 4, wo Zeile 6 nos statt non zu lesen ist. -
voetnoot855
Prouerb. XVIII 23 (A 488 f.) Cum obsecrationibus loquetur pauper; et diues effabitur rigide. 855 wird wiederholt I 1696, der Versschluss aus Hor. A.P. 106. -
voetnoot856
Prouerb. XVIII 23 (A 488 f.) Cum obsecrationibus loquetur pauper; et diues effabitur rigide. 855 wird wiederholt I 1696, der Versschluss aus Hor. A.P. 106. -
voetnoot857
Der Dichter verwünscht die, welche nach der weisen Regel des Sprichworts Zacher 81 handeln: Qui part e prent le peur, ia net il onour. Qui rem partitur ac eligit, et meliorem Partem non retinet, nullum deus huic det honorem. Vgl. SM. zu I 107 und I 781. -
voetnoot858
Der Dichter verwünscht die, welche nach der weisen Regel des Sprichworts Zacher 81 handeln: Qui part e prent le peur, ia net il onour. Qui rem partitur ac eligit, et meliorem Partem non retinet, nullum deus huic det honorem. Vgl. SM. zu I 107 und I 781. -
voetnoot859
Vgl. Z 126 Wan yeder man zucht in synen sak. -
voetnoot860
Vgl. Z 126 Wan yeder man zucht in synen sak. -
[tekstkritische noot]869 celere: celare. - 871 aiebat. -
voetnoot863
Gehen schliefslich auf Augustin. De ciuit. XIX 19 (= Greg. Epist. II 54) zurück, der ausdrücklich darauf hinweist, der Bischof heisse {problem}πίσϰοπος, superintendens, ut intellegat non se esse episcopum, qui praeesse dilexerit, non prodesse, und dieses Wortspiel ist nachher sehr häufig wiederholt, so Reg. S. Bened. LXIV Sciatque [abbas] sibi oportere prodesse magis quam praeesse, Greg. Reg. Past. II 6 Cuncti, qui praesunt, non in se potestatem debent ordinis sed aequalitatem pensare conditionis, nec praeesse se hominibus gaudeant sed prodesse, Mor. XXI 15, XXIV 25, XXVI 26 und sonst. -
voetnoot864
Gehen schliefslich auf Augustin. De ciuit. XIX 19 (= Greg. Epist. II 54) zurück, der ausdrücklich darauf hinweist, der Bischof heisse {problem}πίσϰοπος, superintendens, ut intellegat non se esse episcopum, qui praeesse dilexerit, non prodesse, und dieses Wortspiel ist nachher sehr häufig wiederholt, so Reg. S. Bened. LXIV Sciatque [abbas] sibi oportere prodesse magis quam praeesse, Greg. Reg. Past. II 6 Cuncti, qui praesunt, non in se potestatem debent ordinis sed aequalitatem pensare conditionis, nec praeesse se hominibus gaudeant sed prodesse, Mor. XXI 15, XXIV 25, XXVI 26 und sonst. -
voetnoot865
Vgl. Ambros. De bono mortis II 6 Quid tantopere uitam hanc desideramus, in qua, quanto diutius quis fuerit, tanto maiore oneratur sarcina peccatorum? Aber nicht bloss schuldbeladener, nein auch kürzer (nicht, wie die Thoren wähnen, länger) wird mit jedem Jahre unser Leben: Quid est aliud diu uiuere quam malos dies malis diebus addere? Et cum crescunt pueri, quasi accedunt illis dies; et nesciunt, quia minuuntur et ipsa est falsa computatio. Crescentibus enim decedunt dies potius quam accedunt... Et inepti homines gratulantur plurimis natalitiis!' (Augustin. Serm. 84, 2). Vgl. Z 144. -
voetnoot866
Vgl. Ambros. De bono mortis II 6 Quid tantopere uitam hanc desideramus, in qua, quanto diutius quis fuerit, tanto maiore oneratur sarcina peccatorum? Aber nicht bloss schuldbeladener, nein auch kürzer (nicht, wie die Thoren wähnen, länger) wird mit jedem Jahre unser Leben: Quid est aliud diu uiuere quam malos dies malis diebus addere? Et cum crescunt pueri, quasi accedunt illis dies; et nesciunt, quia minuuntur et ipsa est falsa computatio. Crescentibus enim decedunt dies potius quam accedunt... Et inepti homines gratulantur plurimis natalitiis!' (Augustin. Serm. 84, 2). Vgl. Z 144. -
voetnoot867
Vgl. zu I 218; derselbe Gedanke wie I 883 f. -
voetnoot868
Vgl. zu I 218; derselbe Gedanke wie I 883 f. -
voetnoot869
Ich vermag nur auf ähnliche Sprichwörter wie Matth. V 14 und S. Bernhard. Serm. de diuersis XVII 1 Quo nitidiores manus, eo grauius quoque minor in eis neuus offendit, et sicut pretiosam uestem exigua quaeuis macula turpius decolorat etc. hinzuweisen. -
margenoot+
f. 23
voetnoot870
Ich vermag nur auf ähnliche Sprichwörter wie Matth. V 14 und S. Bernhard. Serm. de diuersis XVII 1 Quo nitidiores manus, eo grauius quoque minor in eis neuus offendit, et sicut pretiosam uestem exigua quaeuis macula turpius decolorat etc. hinzuweisen. -
voetnoot871
Curtius IX 11, 34. Dic Truppen wollen nicht weiter vordringen, nicht über den Ganges setzen. Alexanders feurige Rede zündet nicht. ‘Ich bin verlassen’, ruft er aus. ‘Sed solus quoque ire perseuerabo... Inueniam, qui desertum a uobis sequantur: Seythae Bactrianique erunt mecum, hostes paulo ante, nunc milites nostri. Mori praestat quam precario imperatorem esse.’ Und X 9, 15 klagt er wieder Precario rex sum! -
voetnoot872
Curtius IX 11, 34. Dic Truppen wollen nicht weiter vordringen, nicht über den Ganges setzen. Alexanders feurige Rede zündet nicht. ‘Ich bin verlassen’, ruft er aus. ‘Sed solus quoque ire perseuerabo... Inueniam, qui desertum a uobis sequantur: Seythae Bactrianique erunt mecum, hostes paulo ante, nunc milites nostri. Mori praestat quam precario imperatorem esse.’ Und X 9, 15 klagt er wieder Precario rex sum! -
[tekstkritische noot]884 celeres. -
voetnoot873
Eccli VII 40 (Sch 145, Otloh 505, 1, auch unten II 379 f.) In omnibus operibus tuis memorare nouissima tua, et in aeternum non peccabis. - uermis nach Iob XXV 6, Psalm. XXI 7.
voetnoot874
Eccli VII 40 (Sch 145, Otloh 505, 1, auch unten II 379 f.) In omnibus operibus tuis memorare nouissima tua, et in aeternum non peccabis. - uermis nach Iob XXV 6, Psalm. XXI 7.
voetnoot875
Vgl. Z 122, SB 463, L I 296 (Rom), C 152 (Köln). -
voetnoot876
Vgl. Z 122, SB 463, L I 296 (Rom), C 152 (Köln). -
voetnoot877
Der erste Vers knüpft an die (auch Augustin. in Psalm. XXI 2, 2, Ecbasis 315, A 199 gebrauchte) sprichwörtliche Wendung der Römer surdo (surdis auribus) narrare (canere, cantare u. dgl.) fabulam (praecepta) an, zu der Georges s. u. surdus die Belegstellen sammelt; der zweite an die zu I 418 angezogene Stelle der Prouerb. -
voetnoot878
Der erste Vers knüpft an die (auch Augustin. in Psalm. XXI 2, 2, Ecbasis 315, A 199 gebrauchte) sprichwörtliche Wendung der Römer surdo (surdis auribus) narrare (canere, cantare u. dgl.) fabulam (praecepta) an, zu der Georges s. u. surdus die Belegstellen sammelt; der zweite an die zu I 418 angezogene Stelle der Prouerb. -
voetnoot879
Die erste Zeile aus Juvenal VI 556 Et genus humanum damnat caligo futuri; bei der zweiten, die sachlich II 599 f. wiederkehrt, kann Eccles. IX 1 Sunt iusti atque sapientes, et opera eorum in manu dei, et tamen nescit homo, utrum amore an odio dignus sit; sed omnia in futurum seruantur incerta vorgeschwebt haben. -
voetnoot880
Die erste Zeile aus Juvenal VI 556 Et genus humanum damnat caligo futuri; bei der zweiten, die sachlich II 599 f. wiederkehrt, kann Eccles. IX 1 Sunt iusti atque sapientes, et opera eorum in manu dei, et tamen nescit homo, utrum amore an odio dignus sit; sed omnia in futurum seruantur incerta vorgeschwebt haben. -
voetnoot881
Die bekannte Vorstellung vom Wolfmönch und Wolfpriester, vgl. Matth. VII 15, Ioa. X 12, unten zu II 335 ff. und Y p. LXXXI. -
voetnoot882
Die bekannte Vorstellung vom Wolfmönch und Wolfpriester, vgl. Matth. VII 15, Ioa. X 12, unten zu II 335 ff. und Y p. LXXXI. -
voetnoot883
Augustinus in Psalm. CXXVII 10 (zu Vers 2) Dulciores sunt lacrymae orantium quam gaudia theatrorum. -
voetnoot884
Augustinus in Psalm. CXXVII 10 (zu Vers 2) Dulciores sunt lacrymae orantium quam gaudia theatrorum. -
voetnoot885
Drances ist der aus Vergil Aen. XI bekannte Rathgeber des Latinus; der Dichter selbst characterisiert ihn 338 als lingua melior, sed frigida bello dextera, und als feiger Schwätzer wird er von Turnus in den Versen 378-391, auf denen unser Spruch vornehmlich beruht, abgethan. -
voetnoot886
Drances ist der aus Vergil Aen. XI bekannte Rathgeber des Latinus; der Dichter selbst characterisiert ihn 338 als lingua melior, sed frigida bello dextera, und als feiger Schwätzer wird er von Turnus in den Versen 378-391, auf denen unser Spruch vornehmlich beruht, abgethan. -
[tekstkritische noot]891 rbet in sorbet auf Rasur l. - 893 antifici: artifici rad. - ministrant: ministrat rad. -
voetnoot887
Matth. II 3-16; uulpes wird Herodes genannt Luc. XIII 32. -
voetnoot888
Matth. II 3-16; uulpes wird Herodes genannt Luc. XIII 32. -
voetnoot889
Gregor. Hom. in Euang. II 35, 1 Ultima tribulatio multis tribulationibus praeuenitur (das Bisherige auch bei Otloh 534, 8), et per crebra mala, quae praeueniunt, iudicantur mala perpetua, quae subsequentur. -
margenoot+
f. 23b.
voetnoot890
Gregor. Hom. in Euang. II 35, 1 Ultima tribulatio multis tribulationibus praeuenitur (das Bisherige auch bei Otloh 534, 8), et per crebra mala, quae praeueniunt, iudicantur mala perpetua, quae subsequentur. -
voetnoot891
Mit Anlehnung an Matth. XXIII 24 (Sch 229) sagt Gregor. Mor. I 15 Liquauerunt Iudaei culicem, quia seditiosum dimitti latronem petierunt; camelum uero glutierunt, quia eum, qui ad suscipienda nostrae mortalitatis onera sponte descenderat, extinguere clamando conati sunt. -
voetnoot892
Mit Anlehnung an Matth. XXIII 24 (Sch 229) sagt Gregor. Mor. I 15 Liquauerunt Iudaei culicem, quia seditiosum dimitti latronem petierunt; camelum uero glutierunt, quia eum, qui ad suscipienda nostrae mortalitatis onera sponte descenderat, extinguere clamando conati sunt. -
voetnoot893
Auf Grund von Stellen wie 1 Reg. XVI 14, Iob I 6, II 1, Zach. III, Marc. I 13, wo die Gottheit von guten und bösen Engeln umgeben erscheint, lehrt Gregor. Mor. II 20 Deo seruiunt angeli boni ad adiutorium, mali ad probationem und gleich darauf Non enim ministrant deo solummodo boni, qui adiuuent, sed etiam mali, qui probent. Nach Cassian. Coll. VIII 17 hat daher jeder einzelne Mensch seinen Engel und seinen Teufel: Quod unicuique nostrum duo cohaereant angeli, id est bonus et malus, Scriptura testatur, ebenso G 335 Est homo spiritibus commissus quisque duobus: Unus custodit, alter subducere querit - Gott heisst als Weltschöpfer artifex, so Sap. VII 21, XIII 1 und oft bei den Kirchenvätern. -
voetnoot894
Auf Grund von Stellen wie 1 Reg. XVI 14, Iob I 6, II 1, Zach. III, Marc. I 13, wo die Gottheit von guten und bösen Engeln umgeben erscheint, lehrt Gregor. Mor. II 20 Deo seruiunt angeli boni ad adiutorium, mali ad probationem und gleich darauf Non enim ministrant deo solummodo boni, qui adiuuent, sed etiam mali, qui probent. Nach Cassian. Coll. VIII 17 hat daher jeder einzelne Mensch seinen Engel und seinen Teufel: Quod unicuique nostrum duo cohaereant angeli, id est bonus et malus, Scriptura testatur, ebenso G 335 Est homo spiritibus commissus quisque duobus: Unus custodit, alter subducere querit - Gott heisst als Weltschöpfer artifex, so Sap. VII 21, XIII 1 und oft bei den Kirchenvätern. -
voetnoot895
Deuteron. XVI 21 Non plantabis lucum et omnem arborem iuxta altare domini dei tui. Es ist bekannt, dass dies Gebot oft verletzt wurde und dass man Haine, die Cultusstätten der Götzen, anlegte, vgl. Iudic. VI 25-30, 3 Reg. XIV 15, 23, XV 13, XVI 33, 4 Reg. XIII 6, XVII 10, 16, XVIII 4, XXI 3, 7, XXIII 4-15. Die aus der Verbindung der einzigwahren Religion mit dem Heidenthum entspringenden sittlichen Gefahren hebt selbst Hieronymus, in dessen Wesen christliche und antike Gelehrsamkeit so wunderbar verschmolzen ist, wiederholt hervor, wie in Oseam IV 13 Iuxta altare lucus et arbores non plantentur, ne scilicet passiua et uoluptuosa religio austeritatem unius et uerae religionis euertat und vor allem in Eccles. X 9 Ligna quoque scindens periclitabitur in eis. Haeretici ligna infructuosa sunt et saltus absque utilitate pomorum. Undo et in templo dei prohibetur plantari nemus, et uana foliorum i.e. uerborum tantum sonantium spernuntur umbracula. Quamuis igitur sit prudens et doctus uir, qui gladio sermonis sui haec ligna conscindat, periclitabitur in eis, nisi diligenter attenderit, maxime si ei hoc, quod sequitur, acciderit: ‘Si retusum fuerit ferrum et faciem eius turbauerit’ i.e. si disputatio eius infirmior fuerit inuenta nec acumen habuerit, quo contraria quaeque secet, sed principale cordis eius hebetetur, in partem transibit aduersam; daher Gregor. Mor. Epist. dedic. V Quaeso autem, ut, huius operis dicta percurrens, in his uerborum folia non requiras, quia per sacra eloquia ab eorum tractatoribus infructuosa loquacitatis leuitas studiose compescitur, dum in templo dei nemus plantari prohibetur. -
voetnoot896
Deuteron. XVI 21 Non plantabis lucum et omnem arborem iuxta altare domini dei tui. Es ist bekannt, dass dies Gebot oft verletzt wurde und dass man Haine, die Cultusstätten der Götzen, anlegte, vgl. Iudic. VI 25-30, 3 Reg. XIV 15, 23, XV 13, XVI 33, 4 Reg. XIII 6, XVII 10, 16, XVIII 4, XXI 3, 7, XXIII 4-15. Die aus der Verbindung der einzigwahren Religion mit dem Heidenthum entspringenden sittlichen Gefahren hebt selbst Hieronymus, in dessen Wesen christliche und antike Gelehrsamkeit so wunderbar verschmolzen ist, wiederholt hervor, wie in Oseam IV 13 Iuxta altare lucus et arbores non plantentur, ne scilicet passiua et uoluptuosa religio austeritatem unius et uerae religionis euertat und vor allem in Eccles. X 9 Ligna quoque scindens periclitabitur in eis. Haeretici ligna infructuosa sunt et saltus absque utilitate pomorum. Undo et in templo dei prohibetur plantari nemus, et uana foliorum i.e. uerborum tantum sonantium spernuntur umbracula. Quamuis igitur sit prudens et doctus uir, qui gladio sermonis sui haec ligna conscindat, periclitabitur in eis, nisi diligenter attenderit, maxime si ei hoc, quod sequitur, acciderit: ‘Si retusum fuerit ferrum et faciem eius turbauerit’ i.e. si disputatio eius infirmior fuerit inuenta nec acumen habuerit, quo contraria quaeque secet, sed principale cordis eius hebetetur, in partem transibit aduersam; daher Gregor. Mor. Epist. dedic. V Quaeso autem, ut, huius operis dicta percurrens, in his uerborum folia non requiras, quia per sacra eloquia ab eorum tractatoribus infructuosa loquacitatis leuitas studiose compescitur, dum in templo dei nemus plantari prohibetur. -
[tekstkritische noot]902 iscordes auf Rasur l. -
voetnoot897
Nach Tobias XII 8 Bona est oratio cum ieiunio et eleemosyna magis quam thesauros auri recondere lehrt Augustinus Serm. 64, 12 Haec tria remediorum genera spiritualiter commendauit nobis coelestis medicus: eleemosynam uidelicet et ieiunium et orationem und in Psalm. XLII 8 (Isid. Etym. VI 19, 64) Haec iustitia hominis in hac uita: ieiunium, eleemosyna, oratio. Vis orationem tuam uolare ad deum? Fac illi duas alas: ieiunium et eleemosynam. -
voetnoot898
Nach Tobias XII 8 Bona est oratio cum ieiunio et eleemosyna magis quam thesauros auri recondere lehrt Augustinus Serm. 64, 12 Haec tria remediorum genera spiritualiter commendauit nobis coelestis medicus: eleemosynam uidelicet et ieiunium et orationem und in Psalm. XLII 8 (Isid. Etym. VI 19, 64) Haec iustitia hominis in hac uita: ieiunium, eleemosyna, oratio. Vis orationem tuam uolare ad deum? Fac illi duas alas: ieiunium et eleemosynam. -
voetnoot899
Vgl. Apoc. II 11, XXI 8, Matth. X 28. -
voetnoot900
Vgl. Apoc. II 11, XXI 8, Matth. X 28. -
voetnoot901
Gehen auf Sap. IV 3 Spuria uitulamina non dabunt radices altas nec stabile firmamentum collocabunt zurück, was schon Hrab. Maur. (M. CIX 685) auf die Irrlehren der Ketzer bezieht. -
voetnoot902
Gehen auf Sap. IV 3 Spuria uitulamina non dabunt radices altas nec stabile firmamentum collocabunt zurück, was schon Hrab. Maur. (M. CIX 685) auf die Irrlehren der Ketzer bezieht. -
voetnoot903
Ierem. VI 13 (vgl. VIII 10) A minore usque ad maiorem omnes auaritiae student, et a propheta usque ad sacerdotem cuncti faciunt dolum. -
voetnoot904
Ierem. VI 13 (vgl. VIII 10) A minore usque ad maiorem omnes auaritiae student, et a propheta usque ad sacerdotem cuncti faciunt dolum. -
[tekstkritische noot]911-926 am Rande nachgetr., vgl. zu 631. - 911 sum nachgetr. -
voetnoot905
Hebr. IV 13 Et non est ulla creatura inuisibilis in conspectu eius; omnia autem nuda et aperta sunt oculis eius, ad quem nobis sermo; vgl. 3 Reg. VIII 39, Prouerb. XVI 2, Eccli XXIII 27 ff., Ierem. XVI 17, Bezz. zu Freid. 2, 6. -
voetnoot906
Hebr. IV 13 Et non est ulla creatura inuisibilis in conspectu eius; omnia autem nuda et aperta sunt oculis eius, ad quem nobis sermo; vgl. 3 Reg. VIII 39, Prouerb. XVI 2, Eccli XXIII 27 ff., Ierem. XVI 17, Bezz. zu Freid. 2, 6. -
voetnoot907
Vgl. Galat. V 17-23, VI 8, 1 Petr. II 11 und Augustin. in Psalm. CXLV 5 Infelix est ipsa anima, si a corpore exspectat consilium. -
voetnoot908
Vgl. Galat. V 17-23, VI 8, 1 Petr. II 11 und Augustin. in Psalm. CXLV 5 Infelix est ipsa anima, si a corpore exspectat consilium. -
voetnoot909
Zu I 408 f. aus Tobias XII 7 nachgewiesen. -
margenoot+
f. 24a.
voetnoot910
Zu I 408 f. aus Tobias XII 7 nachgewiesen. -
voetnoot911
Kurze Zusammenfassung von Lactanz Inst. II 1, der von den Heiden sagt Si qua necessitas grauis presserit, tunc deum recordantur. Si belli terror infremuerit, si morborum pestifera uis incubuerit, si alimenta frugibus longa siccitas denegauerit, si saeua tempestas, si grando ingruerit, ad deum confugitur, a deo petitur auxilium, deus ut subueniat oratur... Postquam metus deseruit et pericula recesserunt, tum uero alacres ad deorum templa concurrunt, his libant, his sacrificant, hos coronant, deo autem, quem in ipsa necessitate implorauerant, ne uerbo quidem gratias agunt, vgl. Gregor. Hom, in Euang. I 12, 6; ohne Beziehung auf das Heidenthum erscheint derselbe Gedanke auch in Sprüchen wie bei Serlo (so nach Hauréau in Not. et Extraits XXVII 2, 22) Dum fero languorem, fero relligionis amorem; Expers languoris non sum memor huius amoris (= Hervieux II 705), Mone Anz. VIII 105 s. XIII (das erste Distichon auch G 330) Demon languebat, languens (monachus G) bonus esse uolebat; Postquam conualuit, talis (mansit G) ut ante fuit. Peste lupus tactus uoluit bonus esse coactus; Sed sanus factus ad peiores redit actus, vgl. Z 84 f. - ad (h)oram wie Philem. 15. -
voetnoot912
Kurze Zusammenfassung von Lactanz Inst. II 1, der von den Heiden sagt Si qua necessitas grauis presserit, tunc deum recordantur. Si belli terror infremuerit, si morborum pestifera uis incubuerit, si alimenta frugibus longa siccitas denegauerit, si saeua tempestas, si grando ingruerit, ad deum confugitur, a deo petitur auxilium, deus ut subueniat oratur... Postquam metus deseruit et pericula recesserunt, tum uero alacres ad deorum templa concurrunt, his libant, his sacrificant, hos coronant, deo autem, quem in ipsa necessitate implorauerant, ne uerbo quidem gratias agunt, vgl. Gregor. Hom, in Euang. I 12, 6; ohne Beziehung auf das Heidenthum erscheint derselbe Gedanke auch in Sprüchen wie bei Serlo (so nach Hauréau in Not. et Extraits XXVII 2, 22) Dum fero languorem, fero relligionis amorem; Expers languoris non sum memor huius amoris (= Hervieux II 705), Mone Anz. VIII 105 s. XIII (das erste Distichon auch G 330) Demon languebat, languens (monachus G) bonus esse uolebat; Postquam conualuit, talis (mansit G) ut ante fuit. Peste lupus tactus uoluit bonus esse coactus; Sed sanus factus ad peiores redit actus, vgl. Z 84 f. - ad (h)oram wie Philem. 15. -
voetnoot913
Nach Ezech. XL führten 15 Stufen hinauf zu dem ihm vorschwebenden neuen idealen Tempel, 7 zu den Aussenthoren (22, 26), 8 zu den Innenthoren (31, 34, 37), und auf diesen, nicht auf den wirklichen Salomonischen Tempel, dessen Stufenzahl nicht angegeben ist, bezieht sich 914; demgemäss sagt Hieron. in Eccles. XI 2 In Ezechiele septem et octo gradus ad templi leguntur ascensum, Gregor. Mor. XXXV 8 Quindecim gradibus templum ascenditur. Diese 15 Stufen nun deutet die patristische Zahlenmystik unter Heranziehung von Eccl. XI 2, Psalm. LXXXIX 10, den 15 Stufenpsalmen CXIX-CXXXIII und im Hinblick auf die 7 Wochentage des alten, die 8 des neuen Bundes, der zu dem alten Wochenschlusstag, dem Sabbath, noch den Sonntag, den dies dominicus, qui est octauus, Christi resurrectione sanctus, hinzufügte, auf die Erziehung des Menschengeschlechtes zu Gott. Hieron. fährt, Eccles. XI 2 deutend, fort Et post ethicum illum psalmum i.e. CXVIII quindecim graduum psalmi sunt, per quos primum erudimur in lege, et septenario numero expleto postea per ogdoadem ad Euangelium scandimus; ebenso sagt das alte Psalmenbrevier M. XXVI 1160 in einer Besprechung obiger Bibelstellen Quindecim sunt graduum psalmi... quindecim pariter [gradus] nos ducunt ad regna coelorum: deniquo postquam septimus graduum psalmus expletus est, quid dicitur in scriptura ipsius psalmi? ‘Psalmus’, inquit, ‘Salomonis’, qui exstruxerat ueterem domum. Et quid dicit ‘Nisi dominus aedificauerit domum, in uanum laborauerunt, qui aedificant earn’? (CXXVI 1) Quid ergo dicit ipse Salomo, qui praescribitur in ipso titulo? Ergo aedificaui templum, sed nisi octauus numerus aedificauerit, in uanum est domus aedificata, und Hieron. Aduersus Iouin. II 34 Per quindecim gradus usque illuc peruenimus, ut possimus canere ‘Ecce nunc benedicite dominum etc. (Psalm. CXXXIII 1). Die 7 Stufen des alten Testaments sind dann entweder die 7 Gebote der zweiten Gesetzestafel (unten II 305-313) oder nach Gregor. Hom. in Ezech. II 7, 7 die Isaias XI 2 angegebenen Tugenden timor domini, pietas, scientia, fortitudo, consilium, intellectus, sapientia; die 8 Stufen des neuen Bundes werden nach der oben angezogenen Psalmen-brevierstelle durch die 8 Seligpreisungen der Bergpredigt Matth. V 3-10 dargestellt. Vgl. Augustin. in Psalm CL 1, Salonius zu Eccles. XI 2, Gregor. Hom. in Ezech. II 8, 2 ff., II 9, 2. -
voetnoot914
Nach Ezech. XL führten 15 Stufen hinauf zu dem ihm vorschwebenden neuen idealen Tempel, 7 zu den Aussenthoren (22, 26), 8 zu den Innenthoren (31, 34, 37), und auf diesen, nicht auf den wirklichen Salomonischen Tempel, dessen Stufenzahl nicht angegeben ist, bezieht sich 914; demgemäss sagt Hieron. in Eccles. XI 2 In Ezechiele septem et octo gradus ad templi leguntur ascensum, Gregor. Mor. XXXV 8 Quindecim gradibus templum ascenditur. Diese 15 Stufen nun deutet die patristische Zahlenmystik unter Heranziehung von Eccl. XI 2, Psalm. LXXXIX 10, den 15 Stufenpsalmen CXIX-CXXXIII und im Hinblick auf die 7 Wochentage des alten, die 8 des neuen Bundes, der zu dem alten Wochenschlusstag, dem Sabbath, noch den Sonntag, den dies dominicus, qui est octauus, Christi resurrectione sanctus, hinzufügte, auf die Erziehung des Menschengeschlechtes zu Gott. Hieron. fährt, Eccles. XI 2 deutend, fort Et post ethicum illum psalmum i.e. CXVIII quindecim graduum psalmi sunt, per quos primum erudimur in lege, et septenario numero expleto postea per ogdoadem ad Euangelium scandimus; ebenso sagt das alte Psalmenbrevier M. XXVI 1160 in einer Besprechung obiger Bibelstellen Quindecim sunt graduum psalmi... quindecim pariter [gradus] nos ducunt ad regna coelorum: deniquo postquam septimus graduum psalmus expletus est, quid dicitur in scriptura ipsius psalmi? ‘Psalmus’, inquit, ‘Salomonis’, qui exstruxerat ueterem domum. Et quid dicit ‘Nisi dominus aedificauerit domum, in uanum laborauerunt, qui aedificant earn’? (CXXVI 1) Quid ergo dicit ipse Salomo, qui praescribitur in ipso titulo? Ergo aedificaui templum, sed nisi octauus numerus aedificauerit, in uanum est domus aedificata, und Hieron. Aduersus Iouin. II 34 Per quindecim gradus usque illuc peruenimus, ut possimus canere ‘Ecce nunc benedicite dominum etc. (Psalm. CXXXIII 1). Die 7 Stufen des alten Testaments sind dann entweder die 7 Gebote der zweiten Gesetzestafel (unten II 305-313) oder nach Gregor. Hom. in Ezech. II 7, 7 die Isaias XI 2 angegebenen Tugenden timor domini, pietas, scientia, fortitudo, consilium, intellectus, sapientia; die 8 Stufen des neuen Bundes werden nach der oben angezogenen Psalmen-brevierstelle durch die 8 Seligpreisungen der Bergpredigt Matth. V 3-10 dargestellt. Vgl. Augustin. in Psalm CL 1, Salonius zu Eccles. XI 2, Gregor. Hom. in Ezech. II 8, 2 ff., II 9, 2. -
[tekstkritische noot]918 fauta: fausta. -
voetnoot915
Der erste Vers beruht auf Deut. VI 5, Matth. XXII 37 etc., der zweite, dessen Schluss aus Hor. Serm. II 6, 2 entlehnt ist, auf Matth. V 6 und Stellen wie Ierem. II 13, XVII 13, Ioa. IV 14, VII 38, Apoc. XXI 6, XXII 17. -
voetnoot916
Der erste Vers beruht auf Deut. VI 5, Matth. XXII 37 etc., der zweite, dessen Schluss aus Hor. Serm. II 6, 2 entlehnt ist, auf Matth. V 6 und Stellen wie Ierem. II 13, XVII 13, Ioa. IV 14, VII 38, Apoc. XXI 6, XXII 17. -
voetnoot917
Zu diesem Reisesegen vgl. MSD. IV 8, XLVII 3, 4 und unten Walthers Auszug I 1717 ff. -
voetnoot918
Zu diesem Reisesegen vgl. MSD. IV 8, XLVII 3, 4 und unten Walthers Auszug I 1717 ff. -
voetnoot919
Vgl. überhaupt zu I 441, Eccles. VII 29, Eccli XXV f. Gewiss nur Umbildung von Pentadius' Distichon (Anth. lat. ed. Riese 268, auch Z. 3 und 4 der Versus prouerb. Ciceronis im Clm. 19413, f. 124a) Femina nulla bona est: uel si bona contigit una (ulla Clm.), Nescio quo fato res mala facta bona est mit Anschluss an Juvenal II 40 e caelo cecidit (vgl. über diese formelhafte Metapher Nov. II 1371 und Otto im Archiv III 211) und an Prouerb. XXXI 10 in der von Augustin. Sermo 37 überlieferten Fassung Mulierem fortem quis inueniet? Pretiosior autem est lapidibus pretiosis, quae eiusmodi est (die Vulgata hat für das letztere Procul et de ultimis finibus pretium eius, was Smaragdus M. CII 425 erklärt ‘De ultimis finibus’ dicit, quia ‘a summo coelo egressio eius’ Psalm. XVIII 7). Vgl. FV 47 Femina raro bona; sed, quae bona, digna corona und die Markolfische Fassung S. Mulierem fortem quis inueniet?... M. Raro. S. Mulier bene formata et honesta retinenda est super desiderabilia bona. -
voetnoot920
Vgl. überhaupt zu I 441, Eccles. VII 29, Eccli XXV f. Gewiss nur Umbildung von Pentadius' Distichon (Anth. lat. ed. Riese 268, auch Z. 3 und 4 der Versus prouerb. Ciceronis im Clm. 19413, f. 124a) Femina nulla bona est: uel si bona contigit una (ulla Clm.), Nescio quo fato res mala facta bona est mit Anschluss an Juvenal II 40 e caelo cecidit (vgl. über diese formelhafte Metapher Nov. II 1371 und Otto im Archiv III 211) und an Prouerb. XXXI 10 in der von Augustin. Sermo 37 überlieferten Fassung Mulierem fortem quis inueniet? Pretiosior autem est lapidibus pretiosis, quae eiusmodi est (die Vulgata hat für das letztere Procul et de ultimis finibus pretium eius, was Smaragdus M. CII 425 erklärt ‘De ultimis finibus’ dicit, quia ‘a summo coelo egressio eius’ Psalm. XVIII 7). Vgl. FV 47 Femina raro bona; sed, quae bona, digna corona und die Markolfische Fassung S. Mulierem fortem quis inueniet?... M. Raro. S. Mulier bene formata et honesta retinenda est super desiderabilia bona. -
[tekstkritische noot]924 nuclei: nuclei. - 925 dicunt similis umgestellt. -
voetnoot921
Der Adoniscultus wird auch Ezech. VIII 14 Ibi mulieres sedebant plangentes Adonidem erwähnt, die Frauen beklagten den Tod des Sonnengottes A., und auf diese sich regelmässig bei Beginn des Winters wiederholenden Feste bezieht sich auch Ovid Met. X 725 ff. und Gratius Fal. 66 Flet adhuc et porro flebit Adonim uicta Venus, sie kennen auch die Kirchenväter, z.B. Augustin. De ciuit. VI 7, 3 Sacra sunt Veneris, ubi amatus eius Adonis aprino dente exstinctus iuuenis formosissimus plangitur, Hieron. Epist. 58, 3 und zu Ezech. VIII 14. -
voetnoot922
Der Adoniscultus wird auch Ezech. VIII 14 Ibi mulieres sedebant plangentes Adonidem erwähnt, die Frauen beklagten den Tod des Sonnengottes A., und auf diese sich regelmässig bei Beginn des Winters wiederholenden Feste bezieht sich auch Ovid Met. X 725 ff. und Gratius Fal. 66 Flet adhuc et porro flebit Adonim uicta Venus, sie kennen auch die Kirchenväter, z.B. Augustin. De ciuit. VI 7, 3 Sacra sunt Veneris, ubi amatus eius Adonis aprino dente exstinctus iuuenis formosissimus plangitur, Hieron. Epist. 58, 3 und zu Ezech. VIII 14. -
voetnoot923
Das schon bei Plaut. Capt. III 4, 122 vorkommende Bild von Schale und Kern gebraucht Hieron., wie Epist. 58, 9 Totum, quod legimus in diuinis libris, nitet quidem et fulget etiam in cortice, sed dulcius in medulla est; ‘Qui edere uult nucleum, frangat nucem’ (Plaut. Curc. I 1, 55), in Ierem. I 11, und Gregor. häufig, wie Mor. XX 9, 20 Haeretici non medullam Scripturae sacrae comedunt sed corticem rodunt, XXIII 17, 30 und sonst. Vgl. Odo Par. 47 (Hervieux II 627, Zs. f.d. A. XXIII 298) De simia et nucleo und Anon. Nev. prol. 12 Nucleum celat arida testa bonum. -
voetnoot924
Das schon bei Plaut. Capt. III 4, 122 vorkommende Bild von Schale und Kern gebraucht Hieron., wie Epist. 58, 9 Totum, quod legimus in diuinis libris, nitet quidem et fulget etiam in cortice, sed dulcius in medulla est; ‘Qui edere uult nucleum, frangat nucem’ (Plaut. Curc. I 1, 55), in Ierem. I 11, und Gregor. häufig, wie Mor. XX 9, 20 Haeretici non medullam Scripturae sacrae comedunt sed corticem rodunt, XXIII 17, 30 und sonst. Vgl. Odo Par. 47 (Hervieux II 627, Zs. f.d. A. XXIII 298) De simia et nucleo und Anon. Nev. prol. 12 Nucleum celat arida testa bonum. -
voetnoot925
So schon Keil Gramm. lat. IV 570, 22 Similis sum tibi forma, similis sum tui moribus, VII 97, 13 Illius similis ad mores refertur, illi similis ad uultum, ebenso VII 276, 21, 288, 26, 309, 26, bei Isidor Diff. I I 309 und das MA hindurch. -
voetnoot926
So schon Keil Gramm. lat. IV 570, 22 Similis sum tibi forma, similis sum tui moribus, VII 97, 13 Illius similis ad mores refertur, illi similis ad uultum, ebenso VII 276, 21, 288, 26, 309, 26, bei Isidor Diff. I I 309 und das MA hindurch. -
[tekstkritische noot]927 Si qua tuam und meritorum auf Rasur (nur -rum auf rasurfreiem Boden) e. -
voetnoot927
Gregor. Hom. in Euang. II 37, 1 Ad magna praemia perueniri non potest nisi per magnos labores. Unde et Paulus dicit ‘Non coronabitur, nisi qui legitime certauerit’ (2 Tim. II 5). Delectet ergo mentem magnitudo praemiorum, sed non deterreat certamen laborum; daher auch wohl G 248. -
voetnoot928
Gregor. Hom. in Euang. II 37, 1 Ad magna praemia perueniri non potest nisi per magnos labores. Unde et Paulus dicit ‘Non coronabitur, nisi qui legitime certauerit’ (2 Tim. II 5). Delectet ergo mentem magnitudo praemiorum, sed non deterreat certamen laborum; daher auch wohl G 248. -
voetnoot929
Aus Numeri II 3; die erste Zeile wird aus I 546 und zusammen mit der zweiten II 518 f. wiederholt. Domino testante bezieht sich auf den ganzen Satz und erklärt sich aus der Inspirationstheorie, vgl. Gregor. Mor. Praef. I Moris Scripturae sacrae est, ut ipsi, qui scribunt, sic de se in illa quasi de aliis loquantur. Hinc est enim, quod Moyses ait ‘Erat Moyses uir mitissimus super omnes homines, qui morabantur in terra’.... Scriptores igitur sacri eloquii, quia impulsu sancti Spiritus agitantur, sic de se in illo testimonium tamquam do aliis proferunt. Ergo sanctus Spiritus per Moysen locutus est de Moyse, ebenso Hom, in Ezech. I 2, 8. -
voetnoot930
Aus Numeri II 3; die erste Zeile wird aus I 546 und zusammen mit der zweiten II 518 f. wiederholt. Domino testante bezieht sich auf den ganzen Satz und erklärt sich aus der Inspirationstheorie, vgl. Gregor. Mor. Praef. I Moris Scripturae sacrae est, ut ipsi, qui scribunt, sic de se in illa quasi de aliis loquantur. Hinc est enim, quod Moyses ait ‘Erat Moyses uir mitissimus super omnes homines, qui morabantur in terra’.... Scriptores igitur sacri eloquii, quia impulsu sancti Spiritus agitantur, sic de se in illo testimonium tamquam do aliis proferunt. Ergo sanctus Spiritus per Moysen locutus est de Moyse, ebenso Hom, in Ezech. I 2, 8. -
voetnoot931
Paulus ad Philipp. III 19 Deus uenter est... ipsorum, qui terrena sapiunt, ad Rom. XVI 18 Domino nostro non seruiunt sed suo uentri. -
voetnoot932
Paulus ad Philipp. III 19 Deus uenter est... ipsorum, qui terrena sapiunt, ad Rom. XVI 18 Domino nostro non seruiunt sed suo uentri. -
voetnoot933
Die erste Zeile beruht auf Gregor. Dial. III 15 Os nostrum omnipotenti deo tanto longinquum fit, quanto huic mundo proximum; betreffs der zweiten vgl. zu I 539 und Stellen wie Smaragdus Diad. XLVII (nach dem Schluss von Cyprian. De mortal.) O quam grandis laetitia est ad istorum omnium sanctorum peruenire consortium, ad istorum omnium felicem uenire complexum! O quam summa et perpetua felicitas illic apostolorum gloriosos cernere choros! etc. -
voetnoot934
Die erste Zeile beruht auf Gregor. Dial. III 15 Os nostrum omnipotenti deo tanto longinquum fit, quanto huic mundo proximum; betreffs der zweiten vgl. zu I 539 und Stellen wie Smaragdus Diad. XLVII (nach dem Schluss von Cyprian. De mortal.) O quam grandis laetitia est ad istorum omnium sanctorum peruenire consortium, ad istorum omnium felicem uenire complexum! O quam summa et perpetua felicitas illic apostolorum gloriosos cernere choros! etc. -
voetnoot935
Die Beobachtung von 935 vermag ich nur bei Ioa. Chrysostomus Hom in Matth. VI 6 (Migne PG. LVII 69) nachzuweisen: Si tu quoque sic lacrymeris, domini tui imitator effectus es. Nam et ipse lacrymatus est et de Lazaro (Ioa. XI 35) et de ciuitate (Luc. XIX 41) et circa Iudam turbatus est. Idipsum porro uidere est saepe facientem, ridentem uero nusquam, imo ne subridentem quidem: nullus certe hoc euangelista narrauit - 936 stammt aus Eccles. II 2 Risum reputaui errorem, et gaudio dixi ‘Quid frustra deciperis?’ -
voetnoot936
Die Beobachtung von 935 vermag ich nur bei Ioa. Chrysostomus Hom in Matth. VI 6 (Migne PG. LVII 69) nachzuweisen: Si tu quoque sic lacrymeris, domini tui imitator effectus es. Nam et ipse lacrymatus est et de Lazaro (Ioa. XI 35) et de ciuitate (Luc. XIX 41) et circa Iudam turbatus est. Idipsum porro uidere est saepe facientem, ridentem uero nusquam, imo ne subridentem quidem: nullus certe hoc euangelista narrauit - 936 stammt aus Eccles. II 2 Risum reputaui errorem, et gaudio dixi ‘Quid frustra deciperis?’ -
[tekstkritische noot]937 patie in Inpatiens auf Rasur l. - 943 ceisa: celsa. -
voetnoot937
Im Iob XXXII bricht der bis dahin stumm zuhörende junge Eliu endlich sein Schweigen und drückt 18 f. sein unwiderstehliches Verlangen, auch einmal zu reden, so aus Plenus sum sermonibus, et coarctat me spiritus uteri mei. En uenter meus quasi mustum absque spiraculo, quod lagunculas nouas disrumpit. -
voetnoot938
Im Iob XXXII bricht der bis dahin stumm zuhörende junge Eliu endlich sein Schweigen und drückt 18 f. sein unwiderstehliches Verlangen, auch einmal zu reden, so aus Plenus sum sermonibus, et coarctat me spiritus uteri mei. En uenter meus quasi mustum absque spiraculo, quod lagunculas nouas disrumpit. -
voetnoot939
Eccles. X 1 (A 301) Muscae morientes perdunt suauitatem unguenti nach der Deutung des Salonius (M. LIII 1007) Quae sunt illae spirituales muscae? Daemones, uitia et peccata: haec enim omnia exterminant hic suauitatem unguenti id est gratiam sancti Spiritus, welcher Gregor. Mor. XVIII 43, 68 mit der Auslegung Cogitationes superfluae... eam suauitatem, qua unusquisque intrinsecus per Spiritum unctus est, perdunt, quoniam integritate eius perfrui nou permittunt folgt. -
voetnoot940
Eccles. X 1 (A 301) Muscae morientes perdunt suauitatem unguenti nach der Deutung des Salonius (M. LIII 1007) Quae sunt illae spirituales muscae? Daemones, uitia et peccata: haec enim omnia exterminant hic suauitatem unguenti id est gratiam sancti Spiritus, welcher Gregor. Mor. XVIII 43, 68 mit der Auslegung Cogitationes superfluae... eam suauitatem, qua unusquisque intrinsecus per Spiritum unctus est, perdunt, quoniam integritate eius perfrui nou permittunt folgt. -
voetnoot941
Augustinus in Psalm. LVI 12 zeigt, dass die Juden, trotzdem sie die Hinrichtung selbst den Römern überliessen, dennoch die Mörder Jesu sind. Sed quomodo ipsi occiderunt, qui ferrum non ferebant?... ‘Dentes eorum arma et sagittae, et lingua eorum gladius acutus.’ Nolite attendere inermes manus, sed os armatum: inde gladius processit, quo Christus occideretur... Quando ergo percusserunt, nisi quando clamauerunt ‘Crucifige, crucifige!’ -
voetnoot942
Augustinus in Psalm. LVI 12 zeigt, dass die Juden, trotzdem sie die Hinrichtung selbst den Römern überliessen, dennoch die Mörder Jesu sind. Sed quomodo ipsi occiderunt, qui ferrum non ferebant?... ‘Dentes eorum arma et sagittae, et lingua eorum gladius acutus.’ Nolite attendere inermes manus, sed os armatum: inde gladius processit, quo Christus occideretur... Quando ergo percusserunt, nisi quando clamauerunt ‘Crucifige, crucifige!’ -
voetnoot943
Prosper Aquit. De uocat. gent. II 28 ‘Omnes homines uult deus saluos fieri et in agnitionem ueritatis uenire’ (1 Tim. II 4). Sed qui ueniunt, dei auxilio diriguntur; qui non ueniunt, sua pertinacia reluctantur, und den ersteren Theil des Satzes wiederholt er II 30 Omnem, qui saluus fit quique in agnitionem ueritatis uenit, dei auxilio iuuari et regi utque in fido permaneat, custodiri. -
voetnoot944
Prosper Aquit. De uocat. gent. II 28 ‘Omnes homines uult deus saluos fieri et in agnitionem ueritatis uenire’ (1 Tim. II 4). Sed qui ueniunt, dei auxilio diriguntur; qui non ueniunt, sua pertinacia reluctantur, und den ersteren Theil des Satzes wiederholt er II 30 Omnem, qui saluus fit quique in agnitionem ueritatis uenit, dei auxilio iuuari et regi utque in fido permaneat, custodiri. -
[tekstkritische noot]948 Über uenturum setzt e die Variante • manifestum •, zugleich durch einen Punkt hinter omnes die Einrückungsstelle bezeichnend. - 949 Vor Orcestram setzt l ein h. - 953 Aerem bis ipsa auf Rasur e, derselbe trug wegen unzureichenden Raumes columba über gregatim nach und verwies es durch Einrückungspunkte hinter ipsa. -
voetnoot945
Die Auffindung des h. Kreuzes durch S. Helena, die Mutter des Kaisers Konstantin, erzählt ausführlich Ambrosius De obitu Theodosii (M. XVI 1400 ff.), vgl. ferner Acta S. 3 Mai und Zs. f.d.A. XXVII 20. -
margenoot+
f. 24b.
voetnoot946
Die Auffindung des h. Kreuzes durch S. Helena, die Mutter des Kaisers Konstantin, erzählt ausführlich Ambrosius De obitu Theodosii (M. XVI 1400 ff.), vgl. ferner Acta S. 3 Mai und Zs. f.d.A. XXVII 20. -
voetnoot947
Dass Christus beim Weltgericht allen, auch den Juden, erscheinen wird, lehrt Zach. XII, 10, Ioa. XIX 37 und besonders Apocal. I 7 Ecce, uenit cum nubibus, et uidebit eum omnis oculus, et qui eum pupugerunt, danach die Kirchenväter aller Orten, vgl. Augustin. Serm. 127, 7, in Psalm. CIX 12 und namentlich Haymo Hom. de temp. 2 Filium hominis in iudicio uisuri sunt, quia in forma serui id est in forma hominis, quam pro nobis assumpsit, ad iudicium uenturus est, sicut scriptum est Apoc. I... et iterum Ioa. XIX... -
voetnoot948
Dass Christus beim Weltgericht allen, auch den Juden, erscheinen wird, lehrt Zach. XII, 10, Ioa. XIX 37 und besonders Apocal. I 7 Ecce, uenit cum nubibus, et uidebit eum omnis oculus, et qui eum pupugerunt, danach die Kirchenväter aller Orten, vgl. Augustin. Serm. 127, 7, in Psalm. CIX 12 und namentlich Haymo Hom. de temp. 2 Filium hominis in iudicio uisuri sunt, quia in forma serui id est in forma hominis, quam pro nobis assumpsit, ad iudicium uenturus est, sicut scriptum est Apoc. I... et iterum Ioa. XIX... -
voetnoot949
Über Orcestram schreibt l id est pulpitum - Derartige Klagen über die Simonie des Clerus gehen durch das ganze MA; es mag hier nur auf De Paulino et Polla (Du Méril, Poés. inéd. 1854, 380, 6) Denario sedes maculatur pontificalis, Cum non ex meritis, sed magis aere datur verwiesen werden. -
voetnoot950
Über Orcestram schreibt l id est pulpitum - Derartige Klagen über die Simonie des Clerus gehen durch das ganze MA; es mag hier nur auf De Paulino et Polla (Du Méril, Poés. inéd. 1854, 380, 6) Denario sedes maculatur pontificalis, Cum non ex meritis, sed magis aere datur verwiesen werden. -
voetnoot951
Diesen Unterschied von turtur und columba setzen die Kirchenväter, zumal zu Luc. II 24, übereinstimmend aus einander, so Augustin. De ciuit. XVI 24, 2, Isid. Etym. XII 7, 60, Beda Hom. I 15, in Luc. II 24, Hericus in Paul. Diac. Homiliarius I 57, Haymo Hom. de temp. 14, Smaragdus bei M. CII 61 etc.; ich führe nur an Beda Hom. I 15 Turtur soliuagus, columba autem gregatim gemere consueuit; et ob id ista secretas orationum lacrymas, illa publicos Ecclesiae conuentus insinuat und Hericus: Columba, quae gregatim uolat, actiuam uitam significat, quae multorum est; turtur uero, qui soliuagus est et singulaiitatem diligit, contemplatiuam uitam significat, paucissimis ac rarissimis imitabilem. -
voetnoot952
Diesen Unterschied von turtur und columba setzen die Kirchenväter, zumal zu Luc. II 24, übereinstimmend aus einander, so Augustin. De ciuit. XVI 24, 2, Isid. Etym. XII 7, 60, Beda Hom. I 15, in Luc. II 24, Hericus in Paul. Diac. Homiliarius I 57, Haymo Hom. de temp. 14, Smaragdus bei M. CII 61 etc.; ich führe nur an Beda Hom. I 15 Turtur soliuagus, columba autem gregatim gemere consueuit; et ob id ista secretas orationum lacrymas, illa publicos Ecclesiae conuentus insinuat und Hericus: Columba, quae gregatim uolat, actiuam uitam significat, quae multorum est; turtur uero, qui soliuagus est et singulaiitatem diligit, contemplatiuam uitam significat, paucissimis ac rarissimis imitabilem. -
voetnoot953
Diesen Unterschied von turtur und columba setzen die Kirchenväter, zumal zu Luc. II 24, übereinstimmend aus einander, so Augustin. De ciuit. XVI 24, 2, Isid. Etym. XII 7, 60, Beda Hom. I 15, in Luc. II 24, Hericus in Paul. Diac. Homiliarius I 57, Haymo Hom. de temp. 14, Smaragdus bei M. CII 61 etc.; ich führe nur an Beda Hom. I 15 Turtur soliuagus, columba autem gregatim gemere consueuit; et ob id ista secretas orationum lacrymas, illa publicos Ecclesiae conuentus insinuat und Hericus: Columba, quae gregatim uolat, actiuam uitam significat, quae multorum est; turtur uero, qui soliuagus est et singulaiitatem diligit, contemplatiuam uitam significat, paucissimis ac rarissimis imitabilem. -
voetnoot954
Diesen Unterschied von turtur und columba setzen die Kirchenväter, zumal zu Luc. II 24, übereinstimmend aus einander, so Augustin. De ciuit. XVI 24, 2, Isid. Etym. XII 7, 60, Beda Hom. I 15, in Luc. II 24, Hericus in Paul. Diac. Homiliarius I 57, Haymo Hom. de temp. 14, Smaragdus bei M. CII 61 etc.; ich führe nur an Beda Hom. I 15 Turtur soliuagus, columba autem gregatim gemere consueuit; et ob id ista secretas orationum lacrymas, illa publicos Ecclesiae conuentus insinuat und Hericus: Columba, quae gregatim uolat, actiuam uitam significat, quae multorum est; turtur uero, qui soliuagus est et singulaiitatem diligit, contemplatiuam uitam significat, paucissimis ac rarissimis imitabilem. -
[tekstkritische noot]955 Sic ubi. - 960 -que über der Zeile nachgetr. e. - 961 Mendo si: Mendosi. -
voetnoot955
Die bekannte Klage über die acceptio personarum, wogegen Deut. I 17, Prouerb. XIX 6, XXIV 23, Eccli XLII 1 (Sch 251) in Sprüchen und Iac. II 1-4 in ausgeführtem Bilde angekämpft wird, auf letzterer Stelle beruht wohl unser Spruch; vgl. auch Alcuin. De uirtut. et uitiis XXI Quatuor modis iustitia in iudiciis subuertitur: timore, cupiditate, odio, amore. Timore, dum metu potestatis alicuius ueritatem dicere uel iudicare quislibet pauescit etc. -
voetnoot956
Die bekannte Klage über die acceptio personarum, wogegen Deut. I 17, Prouerb. XIX 6, XXIV 23, Eccli XLII 1 (Sch 251) in Sprüchen und Iac. II 1-4 in ausgeführtem Bilde angekämpft wird, auf letzterer Stelle beruht wohl unser Spruch; vgl. auch Alcuin. De uirtut. et uitiis XXI Quatuor modis iustitia in iudiciis subuertitur: timore, cupiditate, odio, amore. Timore, dum metu potestatis alicuius ueritatem dicere uel iudicare quislibet pauescit etc. -
voetnoot957
(Pseudo-Augustinus) Paulinus Aquil. De salut. docum. cap. 50 (M. XL 1065, XCIX 253) Tria sunt in hoc mundo deteriora omni malo: anima peccatoris cum peccato perseuerans, quae nigrior coruo est, et mali angeli, qui eam rapiunt, et infernus, in quem ducitur...... Iterum tria sunt, quibus in hoc mundo non sunt meliora: anima sancti in bonis operibus perseurans, quae speciosior est sole, et sancti angeli, qui eam suscipiunt, et paradisus, in quem ducitur, exspectatioque regni coelestis. -
voetnoot958
(Pseudo-Augustinus) Paulinus Aquil. De salut. docum. cap. 50 (M. XL 1065, XCIX 253) Tria sunt in hoc mundo deteriora omni malo: anima peccatoris cum peccato perseuerans, quae nigrior coruo est, et mali angeli, qui eam rapiunt, et infernus, in quem ducitur...... Iterum tria sunt, quibus in hoc mundo non sunt meliora: anima sancti in bonis operibus perseurans, quae speciosior est sole, et sancti angeli, qui eam suscipiunt, et paradisus, in quem ducitur, exspectatioque regni coelestis. -
voetnoot959
(Pseudo-Augustinus) Paulinus Aquil. De salut. docum. cap. 50 (M. XL 1065, XCIX 253) Tria sunt in hoc mundo deteriora omni malo: anima peccatoris cum peccato perseuerans, quae nigrior coruo est, et mali angeli, qui eam rapiunt, et infernus, in quem ducitur...... Iterum tria sunt, quibus in hoc mundo non sunt meliora: anima sancti in bonis operibus perseurans, quae speciosior est sole, et sancti angeli, qui eam suscipiunt, et paradisus, in quem ducitur, exspectatioque regni coelestis. -
voetnoot960
(Pseudo-Augustinus) Paulinus Aquil. De salut. docum. cap. 50 (M. XL 1065, XCIX 253) Tria sunt in hoc mundo deteriora omni malo: anima peccatoris cum peccato perseuerans, quae nigrior coruo est, et mali angeli, qui eam rapiunt, et infernus, in quem ducitur...... Iterum tria sunt, quibus in hoc mundo non sunt meliora: anima sancti in bonis operibus perseurans, quae speciosior est sole, et sancti angeli, qui eam suscipiunt, et paradisus, in quem ducitur, exspectatioque regni coelestis. -
voetnoot961
Prouerb. XXIX 12 (Otloh 518, 6) Princeps, qui libenter audit uerba mendacii, omnes ministros habet impios; vgl. Otloh 520, 16 Princeps iniustus seruos habet et uitiosos. -
voetnoot962
Prouerb. XXIX 12 (Otloh 518, 6) Princeps, qui libenter audit uerba mendacii, omnes ministros habet impios; vgl. Otloh 520, 16 Princeps iniustus seruos habet et uitiosos. -
voetnoot963
Prouerb. XIII 11 (A 649 f., daher auch C 466, 784) Substantia festinata minuetur; quae autem paulatim colligitur manu, multiplicabitur. -
voetnoot964
Prouerb. XIII 11 (A 649 f., daher auch C 466, 784) Substantia festinata minuetur; quae autem paulatim colligitur manu, multiplicabitur. -
voetnoot965
Prouerb. XX 9 (A 95) Quis potest dicere: ‘Mundum est cor meum, purus sum a peccato’? -
margenoot+
f.25a.
voetnoot966
Prouerb. XX 9 (A 95) Quis potest dicere: ‘Mundum est cor meum, purus sum a peccato’? -
voetnoot967
Prouerb. XX 14 (A 163 f.) ‘Malum est, malum est’, dicit omnis emtor; et cum recesserit, tunc gloriabitur. -
voetnoot968
Prouerb. XX 14 (A 163 f.) ‘Malum est, malum est’, dicit omnis emtor; et cum recesserit, tunc gloriabitur. -
voetnoot969
Eccles. X 16 (Sch 127, Otloh 533, 14, A 239 f., Freidank 72, 1, Z 83, 198, G 265, Ch 43, 15-17, C 762, vgl. R 12) Vae tibi terra, cuius rex puer est, et cuius principes mane comedunt! -
voetnoot970
Eccles. X 16 (Sch 127, Otloh 533, 14, A 239 f., Freidank 72, 1, Z 83, 198, G 265, Ch 43, 15-17, C 762, vgl. R 12) Vae tibi terra, cuius rex puer est, et cuius principes mane comedunt! -
voetnoot971
Der Dichter hat wohl den Enkel des von seinem väterlichen Gut vertriebenen Meliboeus im Sinne: jener kann die Früchte der vom Grossvater gepfropften Birnbäume nur wehmüthig anschauen, während der glücklichere Enkel des Daphnis vom Baum des Ahnen die saftige Frucht pflückt. Vgl. Vergil. Ecl. IX 50 Insere, Daphni, piros; carpent tua poma nepotes mit dem Schol. des Seruius Ac si diceret ‘Nihil est, quod possis timere.’ Nam illud respicit, quod supra (I 73 ff.) inuidiose ait 'Insere nunc, Meliboee, piros, pone ordine uites etc. - Gehört hieher Vil. 75, 7 Trop puet l'hum garder le pilier (pirier, poirier?) soun aiel? - Für den, der hierin den durch Verschwendung verarmten Erben sucht, verweise ich auf Ambros. De off. I 49, 243 Saepe, quod auarus summa congesserit sollicitudine, praecipiti effusione dilapidat haeres luxuriosus und C 553; an den Satz ‘Unrecht Gut komrnt nicht an den dritten Erben’ (Ind. 377, SB 413 f., LII 280) ist hier sicher nicht zu denken. Der Versschluss von 972 nach Hor. Epod. II 3. -
voetnoot972
Der Dichter hat wohl den Enkel des von seinem väterlichen Gut vertriebenen Meliboeus im Sinne: jener kann die Früchte der vom Grossvater gepfropften Birnbäume nur wehmüthig anschauen, während der glücklichere Enkel des Daphnis vom Baum des Ahnen die saftige Frucht pflückt. Vgl. Vergil. Ecl. IX 50 Insere, Daphni, piros; carpent tua poma nepotes mit dem Schol. des Seruius Ac si diceret ‘Nihil est, quod possis timere.’ Nam illud respicit, quod supra (I 73 ff.) inuidiose ait 'Insere nunc, Meliboee, piros, pone ordine uites etc. - Gehört hieher Vil. 75, 7 Trop puet l'hum garder le pilier (pirier, poirier?) soun aiel? - Für den, der hierin den durch Verschwendung verarmten Erben sucht, verweise ich auf Ambros. De off. I 49, 243 Saepe, quod auarus summa congesserit sollicitudine, praecipiti effusione dilapidat haeres luxuriosus und C 553; an den Satz ‘Unrecht Gut komrnt nicht an den dritten Erben’ (Ind. 377, SB 413 f., LII 280) ist hier sicher nicht zu denken. Der Versschluss von 972 nach Hor. Epod. II 3. -
voetnoot973
Beruht auf der bei den Kirchenvätern vielfach (wie Augustin. in Psalm. XXX 2, 2, XLIX 13, LI 6) besprochenen Stelle Matth. III 12 (Luc. III 17), es genüge ausserdem auf Augustin. in Psalm. XLVII 11 Ille uentilabit tantus artifex, in manu uentilabrum portabit, ut unum granum tritici non cadat in aceruum paleae comburendum nec una arista paleae transeat ad massam in horreo recondendam und in Psalm. XXI 2, 5 Si aurum es, quid times paleam? quid times ignem? Simul quidem eritis in fornace: sed ignis paleas in cineres uertit, tibi sordes tollit hinzuweisen. -
voetnoot974
Beruht auf der bei den Kirchenvätern vielfach (wie Augustin. in Psalm. XXX 2, 2, XLIX 13, LI 6) besprochenen Stelle Matth. III 12 (Luc. III 17), es genüge ausserdem auf Augustin. in Psalm. XLVII 11 Ille uentilabit tantus artifex, in manu uentilabrum portabit, ut unum granum tritici non cadat in aceruum paleae comburendum nec una arista paleae transeat ad massam in horreo recondendam und in Psalm. XXI 2, 5 Si aurum es, quid times paleam? quid times ignem? Simul quidem eritis in fornace: sed ignis paleas in cineres uertit, tibi sordes tollit hinzuweisen. -
voetnoot975
Vgl. Psalm. CIV 18 f. - nescius = unbekannt, zu intonsus vgl. Gen. XLI 14. -
voetnoot976
Vgl. Psalm. CIV 18 f. - nescius = unbekannt, zu intonsus vgl. Gen. XLI 14. -
[tekstkritische noot]977 debemus auf Rasur l. - 979 reliquit: relinquit. - 982 Über hodierna schreibt e uel aliunde. - 984 l in Calcabit auf Rasur e. - 987 Phatiel: Phaltiel - olim auf Rasur e. - 988 sponsa nachgetr. e. -
voetnoot977
Heftige Ergüsse schulmeisterlichen Ingrimms gegen träge Schüler, die gewiss als stehende Formeln der Katheder - Indignation zu betrachten sind. inuita 979 = molesta, inuisa (vgl. Gloss.), der Versschluss aus I 806 wiederholt; apices 980 sc. litterarum: das Verlenen der Buchstaben ist eine starke Übertreibung, der die Beobachtung Nonnulli tam tardi et obliuiosi sunt, ut ne prima quidem discere litterarum elementa potuerint (Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 17 und daher Ratherius Prael. I 16, 31) zu Grunde liegen mag. -
voetnoot978
Heftige Ergüsse schulmeisterlichen Ingrimms gegen träge Schüler, die gewiss als stehende Formeln der Katheder - Indignation zu betrachten sind. inuita 979 = molesta, inuisa (vgl. Gloss.), der Versschluss aus I 806 wiederholt; apices 980 sc. litterarum: das Verlenen der Buchstaben ist eine starke Übertreibung, der die Beobachtung Nonnulli tam tardi et obliuiosi sunt, ut ne prima quidem discere litterarum elementa potuerint (Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 17 und daher Ratherius Prael. I 16, 31) zu Grunde liegen mag. -
voetnoot979
Heftige Ergüsse schulmeisterlichen Ingrimms gegen träge Schüler, die gewiss als stehende Formeln der Katheder - Indignation zu betrachten sind. inuita 979 = molesta, inuisa (vgl. Gloss.), der Versschluss aus I 806 wiederholt; apices 980 sc. litterarum: das Verlenen der Buchstaben ist eine starke Übertreibung, der die Beobachtung Nonnulli tam tardi et obliuiosi sunt, ut ne prima quidem discere litterarum elementa potuerint (Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 17 und daher Ratherius Prael. I 16, 31) zu Grunde liegen mag. -
voetnoot980
Heftige Ergüsse schulmeisterlichen Ingrimms gegen träge Schüler, die gewiss als stehende Formeln der Katheder - Indignation zu betrachten sind. inuita 979 = molesta, inuisa (vgl. Gloss.), der Versschluss aus I 806 wiederholt; apices 980 sc. litterarum: das Verlenen der Buchstaben ist eine starke Übertreibung, der die Beobachtung Nonnulli tam tardi et obliuiosi sunt, ut ne prima quidem discere litterarum elementa potuerint (Augustin. bei Hieron. Epist. 131, 17 und daher Ratherius Prael. I 16, 31) zu Grunde liegen mag. -
voetnoot981
Dieselbe Klage über die Ungastlichkeit hörten wir schon I 520 f. -
voetnoot982
Dieselbe Klage über die Ungastlichkeit hörten wir schon I 520 f. -
voetnoot983
Vitae Patrum V 15, 3 (und daher bei Smaragdus Diad. mon. cap. XI) Dixit abbas Antonius ‘Vidi omnes laqueos [Eccli IX 20] inimici tensos in terra, et ingemiscens dixi: Quis putas transiet istos? Et audiui uocem dicentem: Humilitas.’ Dasselbe wird auch Vitae Patrum III 129 berichtet. -
voetnoot984
Vitae Patrum V 15, 3 (und daher bei Smaragdus Diad. mon. cap. XI) Dixit abbas Antonius ‘Vidi omnes laqueos [Eccli IX 20] inimici tensos in terra, et ingemiscens dixi: Quis putas transiet istos? Et audiui uocem dicentem: Humilitas.’ Dasselbe wird auch Vitae Patrum III 129 berichtet. -
voetnoot985
Ante d.h. schon während der Schwangerschaft, partis sc. liberis. Eine etymologische Glosse zu praegnans (= prae agens)? Vergleichbar ist LII 381 (s. XIII) Qui à eure vuet mengier ainz eure doit aparillier. -
margenoot+
f. 25b.
voetnoot986
Ante d.h. schon während der Schwangerschaft, partis sc. liberis. Eine etymologische Glosse zu praegnans (= prae agens)? Vergleichbar ist LII 381 (s. XIII) Qui à eure vuet mengier ainz eure doit aparillier. -
voetnoot987
1 Reg. XVIII 20, 27 f., XXV 44, 2 Reg. III 13-16. David hatte Sauls Tochter Michol durch den Sieg über die Philister zur Gattin erworben und forderte sie, als sie ihm später von Saul entrissen und dem Phalti vermählt war, nach Sauls Tode zurück, der Bote aber tulit eam a uiro suo Phatiel, filio Lais, sequebaturque eam uir suus plorans usque Bahurim. -
voetnoot988
1 Reg. XVIII 20, 27 f., XXV 44, 2 Reg. III 13-16. David hatte Sauls Tochter Michol durch den Sieg über die Philister zur Gattin erworben und forderte sie, als sie ihm später von Saul entrissen und dem Phalti vermählt war, nach Sauls Tode zurück, der Bote aber tulit eam a uiro suo Phatiel, filio Lais, sequebaturque eam uir suus plorans usque Bahurim. -
[tekstkritische noot]995 nemo auf Rasur l. -
voetnoot989
Vgl. I 185 f., 759. -
voetnoot990
Vgl. I 185 f., 759. -
voetnoot991
Horaz Epist. I 19, 48 Ludus enim genuit trepidum certamen et iram, Ira truces inimicitias et funebre bellum. -
voetnoot992
Horaz Epist. I 19, 48 Ludus enim genuit trepidum certamen et iram, Ira truces inimicitias et funebre bellum. -
voetnoot993
Zielt das anonyme Epigramm auf Phaethon (Metam. II 47 ff., L 140 Phaeton le soleil regist mal, Du haut ciel tost tresbucha)? auf Petrus und die Geiss? - consumpta situ an gleicher Versstelle I 1319. -
voetnoot994
Zielt das anonyme Epigramm auf Phaethon (Metam. II 47 ff., L 140 Phaeton le soleil regist mal, Du haut ciel tost tresbucha)? auf Petrus und die Geiss? - consumpta situ an gleicher Versstelle I 1319. -
voetnoot995
Vgl. SB 101 ‘Lupi nullam hiemem comedunt’ dicitur in hiemem, quae solito calidior aliquod tempus durat, quoniam frigus solitum, quacumque id hora ueniat, afferat. -
voetnoot996
Vgl. SB 101 ‘Lupi nullam hiemem comedunt’ dicitur in hiemem, quae solito calidior aliquod tempus durat, quoniam frigus solitum, quacumque id hora ueniat, afferat. -
voetnoot997
Nicht nach dem alten Wort Epicharms Ά χεὶϱ τὰν χεῖϱα νίζει (zu Diogenian. VI 91, VI 273, H a 8, c 7, d 1, e 2, C 21, D 2127) zu deuten, sondern eher an Eccli XX 31 Xenia et dona excaecant oculos iudicum (vgl. A 583 f., Prouerb. XXI 14 und zu I 572) anzulehnen und lebhaft an die bei Wright Lat. stor. 43 (Pauli Schimpf und Ernst 124) erzählte Anecdote erinnernd: De muliere ungente manus iudicis. Audiui de quodam iudice uenali, quod, cum paupercula muliercula ab ipso ius suum obtinere non ualeret, dixit quidam mulieri ‘Iudex iste talis est, quod, nisi manus eius ungantur, non obtinebis ius coram ipso.’ Mulier hec uerba simpliciter et ad litteram intelligens, cum sagimine porcino ad consistorium iudicis accedens, cunctis uidentibus manus eius ungere coepit. Iudex dixit ‘Mulier, quid facis?’ Respondit ‘Domine, dictum est mihi, quod, nisi manus uestras unxissem, iustitiam a uobis assequi non possem.’ Iudex suum confusus iudicium emendauit in melius. -
voetnoot998
Nicht nach dem alten Wort Epicharms Ά χεὶϱ τὰν χεῖϱα νίζει (zu Diogenian. VI 91, VI 273, H a 8, c 7, d 1, e 2, C 21, D 2127) zu deuten, sondern eher an Eccli XX 31 Xenia et dona excaecant oculos iudicum (vgl. A 583 f., Prouerb. XXI 14 und zu I 572) anzulehnen und lebhaft an die bei Wright Lat. stor. 43 (Pauli Schimpf und Ernst 124) erzählte Anecdote erinnernd: De muliere ungente manus iudicis. Audiui de quodam iudice uenali, quod, cum paupercula muliercula ab ipso ius suum obtinere non ualeret, dixit quidam mulieri ‘Iudex iste talis est, quod, nisi manus eius ungantur, non obtinebis ius coram ipso.’ Mulier hec uerba simpliciter et ad litteram intelligens, cum sagimine porcino ad consistorium iudicis accedens, cunctis uidentibus manus eius ungere coepit. Iudex dixit ‘Mulier, quid facis?’ Respondit ‘Domine, dictum est mihi, quod, nisi manus uestras unxissem, iustitiam a uobis assequi non possem.’ Iudex suum confusus iudicium emendauit in melius. -
[tekstkritische noot]1003 e in esum auf Rasur e. - 1004 calesscas: calescas rad. -
voetnoot999
Bilden sicher ein Epimythion zu der Horaz Epist. II 2, 26-40 erzählten Geschichte von dem Soldaten, der in seiner blinden Wuth über den Verlust seiner ganzen Baarschaft die Besatzung einer beutereichen Festung in die Flucht schlägt und dafür mit Ehren-und Geldgeschenken überhäuft wird, dann aber die Aufforderung zu einem ähnlichen Handstreich mit den Worten Ibit eo, quo uis, qui zonam perdidit zurückweist. Zu 1000 vgl. I 1251; der Versschluss aus Horaz Epist. I 5, 17. -
voetnoot1000
Bilden sicher ein Epimythion zu der Horaz Epist. II 2, 26-40 erzählten Geschichte von dem Soldaten, der in seiner blinden Wuth über den Verlust seiner ganzen Baarschaft die Besatzung einer beutereichen Festung in die Flucht schlägt und dafür mit Ehren-und Geldgeschenken überhäuft wird, dann aber die Aufforderung zu einem ähnlichen Handstreich mit den Worten Ibit eo, quo uis, qui zonam perdidit zurückweist. Zu 1000 vgl. I 1251; der Versschluss aus Horaz Epist. I 5, 17. -
voetnoot1003
Gregor. Hom, in Euang. I 16, 6 (ähnlich Reg. Past. III 19, daher auch Otloh 505, 12) Ieiunium sanctificare est: adiunctis bonis aliis dignam deo abstinentiam carnis ostendere. Cesset ira, sopiantur iurgia. Incassum enim caro atteritur, si a prauis suis uoluptatibus animus non refrenatur, vgl. Hieron. Epist. XIV Quid prodest tenuari abstinentia corpus, si animus intumescat superbia?, Augustin. Serm. supp. 143, 3 Si uolumus bene ieiunare a cibis, ante omnia ieiunemus et a uitiis. Quid enim prodest uacuare corpus ab escis et animam replere peccatis? und zu I 331. -
voetnoot1004
Gregor. Hom, in Euang. I 16, 6 (ähnlich Reg. Past. III 19, daher auch Otloh 505, 12) Ieiunium sanctificare est: adiunctis bonis aliis dignam deo abstinentiam carnis ostendere. Cesset ira, sopiantur iurgia. Incassum enim caro atteritur, si a prauis suis uoluptatibus animus non refrenatur, vgl. Hieron. Epist. XIV Quid prodest tenuari abstinentia corpus, si animus intumescat superbia?, Augustin. Serm. supp. 143, 3 Si uolumus bene ieiunare a cibis, ante omnia ieiunemus et a uitiis. Quid enim prodest uacuare corpus ab escis et animam replere peccatis? und zu I 331. -
voetnoot1005
Der Epilog des Gerichts in seiner urspringünglichen kürzeren Fassung bietet zunä den Dank an Gott, der alles geschaffen hat und auf dem alles ruth (2 Tim. II 19 Firmum fundamentum dei stat), dann eine Auffordering zu weiser Lebensführung mit Hinweis auf Gottes allsehendes Auge (vgl. zu I 905, Prouerb. V 21); über den sprichwörtlichen Gebrauch des Namens Argus vgl. Otto im Archiv III 224, Stat. Siluae V 4, 11 ff., Hieron. Epist. 54, 9. -
voetnoot1006
Der Epilog des Gerichts in seiner urspringünglichen kürzeren Fassung bietet zunä den Dank an Gott, der alles geschaffen hat und auf dem alles ruth (2 Tim. II 19 Firmum fundamentum dei stat), dann eine Auffordering zu weiser Lebensführung mit Hinweis auf Gottes allsehendes Auge (vgl. zu I 905, Prouerb. V 21); über den sprichwörtlichen Gebrauch des Namens Argus vgl. Otto im Archiv III 224, Stat. Siluae V 4, 11 ff., Hieron. Epist. 54, 9. -
voetnoot1007
Der Epilog des Gerichts in seiner urspringünglichen kürzeren Fassung bietet zunä den Dank an Gott, der alles geschaffen hat und auf dem alles ruth (2 Tim. II 19 Firmum fundamentum dei stat), dann eine Auffordering zu weiser Lebensführung mit Hinweis auf Gottes allsehendes Auge (vgl. zu I 905, Prouerb. V 21); über den sprichwörtlichen Gebrauch des Namens Argus vgl. Otto im Archiv III 224, Stat. Siluae V 4, 11 ff., Hieron. Epist. 54, 9. -
voetnoot1008
Der Epilog des Gerichts in seiner urspringünglichen kürzeren Fassung bietet zunä den Dank an Gott, der alles geschaffen hat und auf dem alles ruth (2 Tim. II 19 Firmum fundamentum dei stat), dann eine Auffordering zu weiser Lebensführung mit Hinweis auf Gottes allsehendes Auge (vgl. zu I 905, Prouerb. V 21); über den sprichwörtlichen Gebrauch des Namens Argus vgl. Otto im Archiv III 224, Stat. Siluae V 4, 11 ff., Hieron. Epist. 54, 9. -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken