Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Duytse lier (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Duytse lier
Afbeelding van Duytse lierToon afbeelding van titelpagina van Duytse lier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

Arie-Jan Gelderblom

A.N. Paasman

J.W. Steenbeek



Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Duytse lier

(1996)–Jan Luyken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]


illustratie

[pagina 53]
[p. 53]

Vijfde Verdeeling. Ga naar voetnoot(21)

Paren doet baren.
 
MEn plant en paart de groene bomen. Ga naar voetnoot(22)
 
Men vuld een kloofjen met een end, Ga naar margenootr2
 
Het weelig sap, dat samen rend,
 
Doet aengename vruchten komen.
5[regelnummer]
Den Appelaer, die by de hagen,
 
En ruigten in het wilde sproot,
 
Vervuld den graanzak met zijn noot:
 
D'Andoren ziet men Appelen dragen, Ga naar margenootr8
 
Die trots, den heelen hof braveeren:
10[regelnummer]
Den Olm schut Eekels op de grond; Ga naar margenootr10
 
Den wilden Esch nood yders mond,
 
Op schone en smakelijke Peeren.
 
De Beuke laat Kastanjen vallen,
 
Als 't windjen door haar telgen jaagt:
15[regelnummer]
Maar een gepaarde en be-ente Maagt
 
Die strijkt de praalkroon van hun allen;
 
Met vruchten die het al doen buigen,
 
Zo blank als melk, geplekt met bloed Ga naar margenootr18
 
Op kaak en lipjes, die zo zoet
20[regelnummer]
De room uit volle borsten zuigen:
Toon: Nova: of 't Sa Monsieurs.
 
LAura laat het pratte varen, Ga naar margenootr1
 
't Is wel waar gy zijt heel schoon,
 
Maar gy zult naar 't weelig paren Ga naar margenootr3
 
('k Sweer 't u by mijn vaders zoon)
5[regelnummer]
Noch schoonder staan.
 
Noch schoonder pronkt de boom met vruchten,
[pagina 54]
[p. 54]
 
Als alleen met groene blaan.
 
Waarom lang alleen geslapen?
 
Waarom by de vryer niet?
10[regelnummer]
Want gy zijt 'er toe geschapen,
 
Als men aan 't fatsoen wel ziet, Ga naar margenootr11
 
En waarom niet
 
Genoten 't zoet der dart'le minne,
 
Eer 't den ouderdom verbied.
15[regelnummer]
't Zijn de grootste zotternyen,
 
Dat een Vryster fier en bly,
 
Haar jaar in, jaar uyt laat vryen, Ga naar margenootr17
 
Want de bloey-tijd gaat voorby;
 
Dan is het uyt,
20[regelnummer]
De kansjes zijn dan al verkeeken,
 
En de jeugd verydeltuyt.
Toon: Candieraton. Ga naar voetnoot(23)
 
EEn Landman end, met vleyende genuchten, Ga naar margenootr1
 
Den wilden stam, die op een and're tijd
 
Verwondert staat, om zijne vreemde vruchten,
 
En maakt de geest zijns meesters heel verblijd,
5[regelnummer]
Die nu belust, vast hevig water-tant,
 
En banketeert van 't geen hy heeft geplant, Ga naar margenootr6
 
Met eygen hant.
 
Ay laat de liefde ons ook zo t'zamen voegen,
 
Mijn Leonoor: zo kan de zoetste vrucht,
10[regelnummer]
Van ons geteelt, uw brave ziel vernoegen,
 
Wanneerze met een zorgelooze zucht,
 
De speen verlaat, ten blanken borst afwijkt, Ga naar margenootr12
 
Al lachgende zijn Moeder-lief bekijkt,
 
En vrindelijk strijkt. Ga naar margenootr14
15[regelnummer]
By zulken vrucht moet al de wereld leven,
 
By zulk een vrucht blijft d' aarde in haren stand;
 
Houd op dan van de min te weder-streven,
 
Laat toe dat hy door zijn gewijde hand,
 
U maake tot een boom die vruchten draagt,
[pagina 55]
[p. 55]
20[regelnummer]
Een vruchtbaar Wijf braveert vry onverzaagt,
 
De schoonste Maagt.
Aan de Juffrouws, ter Bruyloft van W. vander Keeren. Ga naar voetnoot(24) La Duchesse.
 
LAat af, ô Bloempjes van het Y,
 
De schoonste bloem van uwe jeugd te spillen,
 
Stapt met u willen
 
In de zoete ly; Ga naar margenootr4
5[regelnummer]
Wie liefde schuwt, is door d' waan bedrogen;
 
Bespiegel u maar in het Bruydjes ogen,
 
Dan ziet gy straal en vonken,
 
Van een vroolijk hart:
 
Zy blaakt en blixemt lonken,
10[regelnummer]
In de min verwart;
 
't Gelach, 't gespeel,
 
't Gekus, 't gestreel,
 
Van twee verliefde harten,
 
Kan alle vreugde tarten:
15[regelnummer]
Liefdens vreugd is eel.
 
Tree toe, wanneer de gulde poort
 
Van Liefdensgaarde gaapt, en nood u binne,
 
Terwijl de minne
 
Roept: stap voort, stap voort,
20[regelnummer]
Of anders word hy licht weer toe gedreven,
 
En gy moet buiten staan voor al uw leven.
 
De tijd vlied als de stromen,
 
En hy keert niet weer,
 
Hy schud de jonge bomen,
25[regelnummer]
En berooft haar eer.
 
De lust, de vreugt,
 
Het mooy, de jeugt,
 
Word door de tijd onaardig,
 
En voor een knaap onwaardig.
30[regelnummer]
Mind, terwijl gy meugt. Ga naar margenootr30
[pagina 56]
[p. 56]
De Liefde is listig. Courante la Bare.
 
O Aangename jonge jeugt,
 
Die 't Bruilofs-feest, door zoete vreugt gedreven,
 
Bezielt volop met geest en leven,
 
Vaar voort, vaar voort, weest vrolijk en verheugt.
5[regelnummer]
Men doe al wat men denkt en wil:
 
Maar die het haagt die zy een weynig stil. Ga naar margenootr6
 
Mijn Zangster wil een sprookje gaan vertellen, Ga naar margenootr7
 
Noch nooyt gehoort;
 
Wel aan gezellen,
10[regelnummer]
Luyster, 'k vaar dan voort.
 
Een jonge Visscher ging op buyt,
 
En zach een Fuyk aan Amstels groene boorden,
 
Doch niemant die haar toebehoorden,
 
Daar stapt hy heen, maar liefde, een loze guyt,
15[regelnummer]
Zat achter eene dichten struyk,
 
En vong door list, de Visscher in zijn fuyk;
 
Hy sweert met eeden, hy zal zijn gevangen,
 
De vryigheyd,
 
Niet weer herlangen, Ga naar margenootr19
20[regelnummer]
Tot de dood hem scheyd.
 
O Vrysters, fuykjes van de min,
 
Wat vangt de min met u al jonge harten!
 
Die anders haren vyand tarten,
 
Gaan hier gerust en mak ten kerker in;
25[regelnummer]
De Min is wonder! wie hem ziet,
 
En voelt, en smaakt, begrijpt zijn wezen niet;
 
Maar dit begrijp ik: dat hy schoon moet wezen,
 
En een die quynt,
 
Wel kan genezen,
30[regelnummer]
Daar hy word gepynt. Ga naar margenootr30
Nova: Of stukje pens.
 
LUstig Vryers, lustig Vrysters,
 
Speel een zoetjes mont aan mont; Ga naar margenootr2
 
Queel eens rustig op als Lijsters,
 
Spoel de lippen in het ront,
[pagina 57]
[p. 57]
5[regelnummer]
Met offer-wijn,
 
Geplengt ter eeren van de minne,
 
Schoonder dan de Sonne-schijn.
 
Schoone min die hier in d' oogen,
 
Van de brave Maagden-stoet,
10[regelnummer]
Toont uw goddelijk vermogen,
 
Roert en blaak het jeugdig bloet,
 
En fiere hart,
 
Wy plengen u dees wijn ter eeren,
 
Op dat gy ons gunstig wart.
15[regelnummer]
Gunstig als den helt verkeeren, Ga naar margenootr15
 
Die gesterkt door uwe hand,
 
't Nimphjen 't pratten kan verleeren, Ga naar margenootr17
 
En verkeeren ys in brand, Ga naar margenootr18
 
En staal in vuur;
20[regelnummer]
Zo klimt men op den troon der weelde,
 
Schoon de Nijt ziet wrang en zuur. Ga naar margenootr21

voetnoot(21)
Deze verdeling geeft nieuwe argumenten ten gunste van de liefde: ze is produktief en zorgt voor continuïteit in de schepping. Vandaar dat er ook enkele bruiloftsliederen in zijn opgenomen.
voetnoot(22)
Het openingsgedicht gaat terug op Vergilius' Georgica II, 47-108. Zie ook Vondels vertaling ervan, Lantgedichten II, 72-166. In Luykens regels 5-7 klinkt Vondels regel 105 door: ‘Doch nooten ent men op haeghappels, ruigh van schellen’.
margenootr2
end: ent, tak die op een andere dan de eigen boom verder moet groeien
margenootr8
Andoren: plataan
margenootr10
Olm: iep
margenootr18
geplekt met: met een doorschijn van
margenootr1
pratte → lees: pratten, preuts zijn
margenootr3
naar: na
margenootr11
't fatsoen: de lichaamsbouw
margenootr17
laat vryen: het hof laat maken
voetnoot(23)
Ook dit gedicht herinnert aan het tweede boek van Vergilius' Georgica. Regel 3 verwijst rechtstreeks naar Vondels vertaling ervan: Lantgedichten II, 123-124: ‘En staet verwondert om dat, tegens zijnen aert, de stam dit nieuwe loof, en vreemde vruchten baert.’
margenootr1
end: ent, doet een loot van een andere boom voortgroeien op
met vleyende genuchten: in aangename stemming
margenootr6
banketeert: smult
margenootr12
speen: tepel
margenootr14
strijkt: in slaap valt
voetnoot(24)
De volgende drie liederen ontstonden ter gelegenheid van het huwelijk van Luykens vriend Willem van der Keeren met Geertruij Sijen op 13 mei 1671 (Meeuwesse 1977: 321).
margenootr4
ly: luwte
margenootr30
meugt: kunt
margenootr6
haagt: behaagt
margenootr7
Zangster: Muze
margenootr19
weer herlangen: terugkrijgen
margenootr30
Daar: Terwijl
margenootr2
een → lees: eens
margenootr15
den helt verkeeren → de bruidegom W. van der Keeren
margenootr17
pratten: preuts zijn
margenootr18
verkeeren: veranderen (toespeling op de naam van de bruidegom)
margenootr21
Nijt: Afgunst

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Arie-Jan Gelderblom

  • A.N. Paasman

  • J.W. Steenbeek


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank