Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jezus en de ziel (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jezus en de ziel
Afbeelding van Jezus en de zielToon afbeelding van titelpagina van Jezus en de ziel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.86 MB)

Scans (12.64 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Reitsma



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jezus en de ziel

(1916)–Jan Luyken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

I.



illustratie

Ik zal opstaan en tot mijn Vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd. Lucas XV : 18.
O God! wees mij zondaar genadig. Lucas XVIII : 13.
[pagina 12]
[p. 12]

Op het I. Zinnebeeld.
Van den trek des Vaders en hoe de mensch die moet volgen.

Wanneer de mensch eenen diep verborgen wille in zich vindt, die daar gaarne woude tot Gods genade zich wenden, zoo hij maar konde, zoo wete hij dat die zelve Wil het ingelijfdeGa naar voetnoot1). en in 't Paradijs na de begane zonden ingesproken Woord Gods zij; dat hem dan nog de God Jehova, als de Vader, tot Christus trekt. Want in onze eigenheid hebben wij geenen wil meer tot gehoorzaamheid.

Maar die zelve trek des Vaders, als de ingelijfde, ingesproken genade trekt alle menschen, ook den allergoddeloosten, wanneer hij niet gansch een Distel is en den trek eenen oogenblik stilstaan wil van zijne valsche werkingGa naar voetnoot2)..

Dat alzoo geen mensch oorzaak heeft om aan Gods genade te twijfelen, zoo hij in zich eene begeerte vindt om zich nog eenmaal te bekeeren.

Die zelve spare het geenen oogenblik meer, gelijk geschreven staat: Heden, wanneer gij de stemme des Heeren hoort, zoo verhardt uwe harten niet.

Want die begeerte, om zich eenmaal te bekeeren, is Gods stemme in den mensch, dewelke de Duivel met zijne ingevoerde Beelden bedekt en ophoudt, dat het van den eenen dag en het eene jaar tot het andere opgeschoven wordt, tot eindelijk de Ziele een Distel werd en de genade niet meer bereiken kan.

Ziet toe, verstoptGa naar voetnoot3). uw gemoed en verstand niet. Wanneer uw gemoed spreekt: ‘Keer omme, doet dit kwaad niet,’ zoo weet dat gij door de wijsheid Gods ge-

[pagina 13]
[p. 13]

roepen wordt; keert haastig omme, en bedenkt waar gij thuis zijt, in welk zwaar diensthuis uw Ziele gevangen leit en vorscht naar uw Vaderland, daar uwe Ziele uit gewandeld is en waarheen zij weder behoorde te gaan.Ga naar voetnoot1).

O Ziele! o eeuwige kreatuur, neemt toch den tijd der genade waar, terwijl u de deure open staat. Ziet, een stemme roept u uit den slaap; richt u op, wrijft den vaak uit uw oogen en ziet dat de Zonne eerlange zal ondergaan, daar gij hier in 't open veld nog zoo verre van huis zijt. Springt op uw beenen, en stapt haastig, zonder ommekijken voort, eer u de eeuwige nacht overvalt, want de Zonne der goddelijke genade zoude u niet weer opgaan, en gij zoudt eeuwig in de nare duisternis gaan waren. Dat was al te groote jammer: eeuwig van licht, van vreugd, van Vader en Vaderland beroofd te zijn! Wat is toch de weelde en wellust dezer wereld? Als een schaduw gaat ze voorbij, als een rook en damp verdwijnt zij en laat haar liefhebbers niet over als een knagende worm in 't gemoed. Alles moeten zij hier laten, maar dien schat nemen zij mee in de eeuwigheid. Om een oogenblik geringe vreugd wordt een eeuwig Koninkrijk verzuimd. God behoede ons voor zulk een dwaasheid.

[pagina 14]
[p. 14]

De Ziele zet zich tegen Vleesch en Bloed.

 
Zoudt gij mij dan zoo gansch en gaer begeven,
 
mijn halsvriendin, o Ziel? en rooven mij
 
mijn hoogste goed: mijn welig spelend leven
 
en voeren in een diepe slavernij?
 
Zoudt gij uw vriend, uw naaste halsvriend schenden
 
en maken tot een ieders smaad en spot
 
en werpen in veel jammer en ellenden;
 
bedenk u recht: kan dàt bestaan voor God?’
 
Zoo spreekt het Vleesch, de oude mensch der zonden.
 
Hoor, wat ik hem voor eenen antwoord geef:
 
‘'t Is beter dat gij tijdlijk wordt gebonden
 
als dat gij mij in eeuw'ge banden dreef.’
 
Gij zijt een schalk en spint mij maar ellende;
 
gij meent uw buik en doet gelijk een beest.
 
En komt gij dan aan u bestokenGa naar voetnoot1) einde,
 
wijl gij uw grond hebt in der Sterren GeestGa naar voetnoot2),
 
zoo breekt gij af en laat mij henen varen.
 
Schijnt dan Gods licht niet in mijn Zielevuur,
 
zoo moet ik wel in 't eeuwig duister waren
 
wijl ik ontspring uit d'eeuwige natuur.
 
Daarom, o gast! mij is de wacht bevolen;
 
gij stuift tot Niet, ik ben een eeuwig Band.
 
Het lust mij niet, in eeuwigheid te dolen:
 
Ik zoek mijn rust in 't eeuwig Vaderland.

Goddelijk antwoord.

Indien uwe rechterhand u ergert, houw ze at en werp ze van u. Matth. V : 30.
Doodt dan uwe leden die op de aarde zijn. Coloss. III : 5.
voetnoot1).
in 't lijf (van Adam) ingeschapen.
voetnoot2).
Terwille van die aantrekking een oogenblik ophouden wil met zijne slechte werken.
voetnoot3).
dichtstoppen.
voetnoot1).
Alinea 1-5 = BOEHME, Weg zu Chr. De poenitentia (in: III, 3-7) (ed. Schiebler, Band 1, bl. 72). - Alinea 6 = BOEHME, Drei Princ. 16, 56 (ed. Sch., Bd. 3, bl. 185). - De distel, de Ezel enz. op prent en in gedicht zijn derhalve weergave door Luyken van Böhme's gedachten. Voor verdere ‘reminiscenzen’ in 't vers, vergel. Böhme, ed. Schiebler, Bd. 6, bl. 630, no. 5, 6; Bd. 1, bl. 10, no. 22 enz. - Deze herinneringen zijn echter door 't geheele boekje heen in gedichten en prenten zóó talrijk, dat aanwijzing veel te uitvoerig zou worden. Iedere Böhme-lezer zal ze in groote getale vinden.
voetnoot1)
voorbeschikt.
voetnoot2)
Lucifer. Daar 't lichaam hem onderworpen is, draagt op 't prentje dit (de Ezel) een ster op 't voorhoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken