Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jezus en de ziel (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jezus en de ziel
Afbeelding van Jezus en de zielToon afbeelding van titelpagina van Jezus en de ziel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.86 MB)

Scans (12.64 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Reitsma



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jezus en de ziel

(1916)–Jan Luyken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

II.



illustratie

Het vleesch begeert tegen den geest, ten de geest tegen het vleesch en deze staan tegenover elkander. Gal. V : 17.
[pagina 16]
[p. 16]

Op het II. Zinnebeeld.
Van den strijd tusschen Geest en Vleesch.

De oude AdamGa naar voetnoot1) spreekt: o arme Ziele! waarom zoekt gij niet des werelds gunst en vriendschap? Waarom tracht gij niet naar tijdelijke eere, naar wellust en rijkdom, opdat het u in deze wereld wel ga? Waarom maakt gij u tot een dwaas der wereld en zijn iedereens Uil en voetveeg? Waarom laat gij u door dezen verachten welke minder zijn en weten als gij? Kondt gij ook niet met de geveinsden daarheen draven? Zoo waart gij lief en u geschiedde geen leed; gij waart uws lijfs en goeds zekerder als op dezen weg, daar gij maar des werelds Uil en Gek zijt?

Maar de WIJSHEID Gods spreekt: Gij mijn lieve Ziele, die ik uitverkoren heb, gaat met mij; ik ben niet van deze wereld, ik wil u uit deze wereld voeren in mijn rijk. Daar is louter zachte ruste en welvaren; daar is in mijn rijk louter vreugde, eere en heerlijkheid; daar is geen Drijver in. Ik wil u versieren met Gods heerlijkheid en u aantrekken mijn schoon sieraad; ik wil u tot een Heere maken in den Hemel en tot een richter over deze wereld. Gij zult helpen oordeelen den Drijver in zijne boosheid; hij zal liggen tot een schabelGa naar voetnoot2) uwer voeten; hij zal zijnen mond niet opdoen tegen u, maar zal eeuwig vergrendeld zijn in zijnen grimmigen toorn. Gij zult eten van mijne tafel; daar zal geen misgunst of gebrek zijn: mijne vrucht is zoeter en liefelijker als de vrucht dezer wereld; gij hebt daar nooit weedom van. Al uw doen zal zijn vriendelijk lachen en lieflijk spreken; voor u zal verschijnen louter ootmoedigheid in groote liefde. Uw gespelen zijn toch zoo schoon; gij zult aan allen vreugde hebben. Waarom acht gij het verbrekelijke leven? Gij zult ingaan in een onverbrekelijk, dat eeuwig duurt.

Zoo u dan groote eere voorGa naar voetnoot3) uwe smaad ontmoet, waarom treurt gij? Rijst uit, als een bloem uit de aarde, uit uw DierGa naar voetnoot*).

Het wilde Dier spreekt tot de Ziele: Ik ben evenwel uw Dier en in mij zijt gij geboren. Ware ik niet gewassen, zoo waart gij ook niet. Maar de Ziele antwoordt: Hoor, mijn Dier, ik ben grooter als gij; toen gij zoudt worden, was ik uw werkmeester. Mijn hoogste krachten zijn uit den wortel der eeuwig-

[pagina 17]
[p. 17]

heid, maar gij zijt van deze wereld en verbreekt, doch ik leef in mijne WelGa naar voetnoot† eeuwig. Daarom ben ik veel edeler als gij. Gij leeft in eene grimmige Wel, maar ik wil mijn grimmige Wel in 't licht, in de eeuwige vreugde zetten. Mijn werken staan in kracht, en de uwe blijven in de figuurGa naar voetnoot1). Zoo ik eens van u ontslagen word, zoo neem ik u niet weder tot mijn Dier aan, maar mijn nieuwe lijfGa naar voetnoot2), hetwelk ik in u baar, in uwen diepsten wortel des heiligen ElementsGa naar voetnoot3). Ik wil uwe ruwe uitgeboorte der vier ElementenGa naar voetnoot4) niet meer hebben. De dood verslindt u, maar ik groen met mijn nieuwe lijf uit u als een bloem uit zijnen wortel. Ik wil u vergeten, want Gods heerlijkheid die u met de aarde vervloekte, heeft mijnen wortel in zijnen Zone weder ingelijfd, en mijn lijf wast in 't heilige Element voor God. Daarom zijt gij maar mijn wild Dier, dat mij alhier krenkt en plaagt, op 't welk de Duivel rijdt als op zijn vervloekt paard. En of u de Wereld bespot, dat acht ik niet, zij doet het om mijnentwille; zij kan mij toch niet zien, en kent mij ook niet. Waarom is zij dan alzoo dol? Zij kan mij niet vermoorden, want ik ben niet in haar.Ga naar voetnoot5)

[pagina 18]
[p. 18]

De Ziel betracht den Schepper uit de Schepselen.

 
Ik zag de schoonheid, en de zoetheid aller dingen,
 
en sprak: Wat zijt gij schoon! Toen hoorde mijn gemoed:
 
Dat zijn wij ook; maar hij, van wien wij 't àl ontvingen,
 
is duizendmaal zoo schoon, en duizendmaal zoo zoet.
 
En dat zijt gij, mijn Lief! Zou ik u niet begeeren?
 
Is hier een Lelieblad op aard zoo blank en fijn,
 
wat moet, o eeuwig Goed, o aller dingen Heere,
 
wat moet de witheid van uw zuiverheid dan zijn!
 
Is 't Purper ook zoo schoon der Rozen die hier bloeien,
 
bedauwd met Paarlen, als de Morgenzon haar groet?
 
Hoe moet het Purper van uw Majesteit dan gloeien!
 
Ruikt hier een Violet zoo lieflijk en zoo zoet,
 
als 't Westewindje door de Hoven zacht gaat weiden,
 
zoo ik het menigmaal bij koelen morgen vond,
 
wat moet zich dan een reuk door 't Paradijs verspreiden,
 
zoo liefelijk vloeiende uit uw vriendelijken mond!
 
Is hier de Zon, gelijk een Bruidegom gerezen,
 
zoo schoon en blinkende op het hoogste van den dag?
 
Wat moet uw aangezicht dan klaar en helder wezen!
 
o God, mijn schoonste Lief! dat ik u eenmaal zag!

Goddelijk antwoord.

Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.
Matth. V : 8.
voetnoot1)
Het natuurlijke, onwedergeborene in den mensch.
voetnoot2)
voetbank.
voetnoot3)
in plaats van.
voetnoot*)
Vleesch en bloed, de oude mensch (J.L.)
voetnoot†
Levens Welbron (J.L.).
voetnoot1)
schijn.
voetnoot2)
gestalte der ziel.
voetnoot3)
God.
voetnoot4)
aarde, water, lucht, vuur. Adam kreeg eerst door zijn val een stoffelijk lichaam volgens Böhme.
voetnoot5)
Bl. 16, alinea 1 en 2 enz. = BOEHME, ed. Sch. Bd. 3 bl. 287 v., no. 63, 64. - Alinea 3 en 4 = BOEHME, ed. Sch., Bd. 3, bl. 289, no. 69. In 't gedicht (r. 18-20) belijdt Luyken Böhme's leer, dat de ziel vrije wil heeft. Gebruikt zij die niet, om zich met den Schepper te vereenigen, dan is de eenheid verscheurd en wijl de ziel eeuwig is, voor eeuwig: zie de Inleiding, bl. XIV, aant. 21.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken