Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jezus en de ziel (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jezus en de ziel
Afbeelding van Jezus en de zielToon afbeelding van titelpagina van Jezus en de ziel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.86 MB)

Scans (12.64 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Reitsma



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jezus en de ziel

(1916)–Jan Luyken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

XIII.



illustratie

Eén ding doe ik, vergetende hetgeen achter is en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. - Filipp. III : 14.
[pagina 60]
[p. 60]

Op het XIII. Zinnebeeld.
Van den afvloeienden stroom der zonden en hoe de ziele daar tegen op moet roeien.

De wereld is een vloeiende stroom, die met al hare wellusten, begeerlijkheden, voorspoeden en tegenspoeden, met alles wat op haar vaart gedurig nederwaarts drijft. Op dezen stroom bevindt zich de Ziele in den ouden schuit van 't verdorven vleesch en bloed; daar is haar de wacht bevolenGa naar voetnoot1) om zonder ophouden tegen deze sterk drijvende rivier op te roeien, indien zij eens begeert te komen aan het hoekje van ware rust en vrede. Maar och! wat kost het al zweets en schrikken! Wat waait er menige storm over haar! Wat doet zich menigmaal een duistere lucht op, zwanger van bliksem en donder! Wat stoot zij dikmaals op een verborgen klip! Wat vallen er niet al regenvlagen op haar en hoe wordt zij somwijlen zoo nat van de overslaande baren! Doch dit alies getroost zij zich door de vaste hoop op een zeer goed en heilzaam einde. En somtijds komt er ook wel een bijzonder schoone en vriendelijke zonneschijn waardoor zij verkwikt wordt en grijpt een nieuwen moed. Ondertusschen houdt de Heere het roer in zijne handen en behoedt haar voor ondergang, want buiten de bestiering Gods was toch al haar moeite en arbeid verloren. Maar zoolange als zij naarstig roeit met de riemen van goddelijke begeerten, bidden en smeeken, en hare krachten getrouwelijk aanlegt, zoo wijkt de goddellijke bestiering niet van haar, totdat hij ze gebracht heeft in behouden haven, daar een eeuwige ruste voor haar is bereid.

Maar wie nu op dezen stroom des werelds te onlustig en traag is om te roeien, die wordt gedurig zonder stilstaan nedergedreven, en terwijl hij zich vergaapt aan het

[pagina 61]
[p. 61]

zwemmen der visschen, aan het vliegen der vogelen, aan de lustige en vermakelijke oevers, boomen, bloemen, bergen en gebouwen, zonder bekommerd te zijn waar hij nog belanden zal, zoo komt hij aan het einde en doet een vervaarlijken val in den afgrond der Helle.

Och! dat wij allen wijs waren, en ons begaven naar dat einde daar ons de goede God toe geschapen heeft. Och! hoeveel beter is 't, hier te arbeiden en namaals eeuwig te rusten, als hier den tijd te verwaarloozen, en namaals te zijn afgescheiden van God, van alle goed.

De meeste en grootste nood van alle die de verdoemden hebben zullen, is deze, namelijk dat zij van God gescheiden zijn; want wie dát voelen zal: van God gescheiden te zijn, die zal helsche pijn voelen. God is wezenlijk alle goed, en daar is geen goed dan God, en die van zulks beroofd is, heeft niets. Daarom spreekt men: ‘hij is arm die ter Helle vaart.’

De spotter zegt: ik hoorde wel veel van de Helle, maar ik zag nooit iemand die er geweest was; ik weet ook geen weg in de gansche wereld die daar henen gaat. - O! Ik zag wel iemand die daar geweest is; en op dien weg wandelt gij den ganschen dag. Zoo een blindgeborene tot u zeide: ik hoorde wel veel van de nacht, maar ik heb hem nooit gezien, zoudt gij daarom wel twijfelen of er ook een nacht was? Ja, al was het gansche land vol zulke blinden, en gij waart alleen maar ziende, zoo zoudt gij daar nog niet aan twijfelen. Gij zijt blind aan de eeuwigheid. De Hel is overal tegenwoordigGa naar voetnoot1); zoo u in 't sterven het licht der Zonne ontgaat en gij het licht Gods niet in u hebt schijnende, zoo staat gij midden in de eeuwige duisternisGa naar voetnoot2).

voetnoot1)
waakzaamheid aanbevolen.
voetnoot1)
aanwezig.
voetnoot2)
Luyken stemt in met dit proza (w.s.v.B.) Hun beiden zijn Hemel en Hel niet ‘plastische uitbeelding van gemoedstoestanden’ (Hylkema) maar objectieve, metaphysische eindtoestand, zie Inl. bl. XIV en aant. bij zinnebeeld II. Zoo oordeelen ook Hamberger en Martensen; zie verder bl. 96, 98 en 99 enz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken